UMC Groningen
UMCG onderzoekt nut screening dunne darm bij patiënten met Lynch
syndroom
17 maart 2009 Patiënten met het syndroom van Lynch hebben een sterk
verhoogde erfelijke aanleg voor het krijgen van verschillende soorten
kanker. Zo hebben zij in hun leven tot 70% kans op het krijgen van
dikkedarmkanker èn tot 50% kans op baarmoederkanker etc. Ook hebben
deze patiënten zon 5% kans op het krijgen van dunnedarmkanker. Het
UMCG gaat vanaf deze week onderzoeken of het regelmatig screenen op
dunnedarmkanker bij patiënten met Lynch syndroom zinvol is.
De behandeling van kanker heeft de grootste kans van slagen als er in
een zo vroeg mogelijk stadium ingegrepen wordt. Soms zelfs vóórdat de
kanker ontstaat. Om (voorstadia van) kanker op te sporen, worden
patiënten met Lych syndroom regelmatig gescreend. Jaarlijks of
tweejaarlijks ondergaan zij onder andere gynaecologisch onderzoek en
onderzoek van de dikke darm. Screenen van de dunne darm werd tot op
heden niet gedaan, simpelweg omdat er geen technische middelen waren
om zonder operatie of andere belastende ingreep de dunne darm goed te
bekijken.
In de afgelopen jaren zijn er twee technieken ontwikkeld om de dunne
darm te onderzoeken. Van de eerste methode merkt de patiënt bijna
niets. De patiënt slikt een videocapsule, een minuscuul cameraatje ter
grote van een pil, in en deze maakt fotos van het hele
spijsverteringskanaal en daarmee van de binnenkant van de dunne darm.
Iedere seconde worden er twee fotos gemaakt, die verstuurd worden naar
een datakastje dat de patiënt gedurende de dag bij zich draagt. Na
ongeveer acht uur is de capsule gepasseerd en kan de maag-, darm-,
leverarts (MDL-arts) op de fotos van de dunne darm zien of er
afwijkingen, zoals poliepen, aanwezig zijn.
Als uit het onderzoek met de videocapsule blijkt dat er afwijkingen
zijn, zal de MDL-arts poliepen willen verwijderen of weefsel willen
onderzoeken. Gewoon endoscopisch onderzoek, waarbij een slang die ook
hapjes weefsel kan wegnemen in de darm wordt gebracht, is onbruikbaar
om de dunne darm te onderzoeken omdat de dunne darm wel 8 meter lang
kan zijn. Zon lange endoscoop bestaat niet. Met een nieuwe techniek,
de zogenaamde dubbeleballon-endoscoop, wordt de dunne darm tóch
endoscopisch onderzocht. Door de dunne darm met de ballonnetjes te
fixeren kan deze over de slang worden opgestroopt. Zo is een veel
kortere slang voldoende.
De MDL-artsen gaan in de komende twee jaar bekijken hoe vaak
dunnedarmafwijkingen voorkomen bij patiënten met het syndroom van
Lynch en welke personen een hoge kans hebben op poliepen in de dunne
darm. Uiteindelijk zoeken zij antwoord op de vraag of screening van de
dunne darm bij patiënten met het syndroom van Lynch een zinvolle vorm
van vroege opsporing is.
Het syndroom van Lynch is een vrij zeldzame ziekte. Veel van de
Nederlandse patiënten staan geregistreerd in een landelijke database.
Deze database is uniek in de wereld en maakt Nederland bij uitstek
geschikt voor onderzoek naar het syndroom van Lynch. In totaal zullen
zon 200 patiënten meedoen aan deze CELCIUS-studie. Jan Jacob
Koornstra, MDL-arts in het UMCG, is initiatiefnemer van de studie,
waar negen Nederlandse ziekenhuizen aan meedoen. KWF Kankerbestrijding
maakt samen met de distributeur van videocapsules Acertys het
onderzoek financieel mogelijk.
Contactpersoon: Voor meer informatie kunt u contact opnemen met
persvoorlichting van het UMCG, telefoonnummer (050) 361 22 00.