Gerechtelijke organisatie

Hoge Raad doet op 17 maart 2009 uitspraak op het herzieningsverzoek in de Enschedese ontuchtzaak

Den Haag, 12 maart 2009 - Het hof Arnhem heeft bij uitspraak van 20 februari 2002 (LJN AD9410) de aanvrager in hoger beroep voor zeven zedendelicten in de periode van 1 april 1996 tot 18 mei 1999 in de gemeente Enschede met onder meer twee van zijn dochters, veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege.
Tegen deze uitspraak van het hof heeft de aanvrager beroep in cassatie ingesteld. Bij uitspraak van 30 september 2003 (LJN AI0010) heeft de Hoge Raad het beroep tegen de bewijslevering verworpen. De Hoge Raad heeft alleen de gevangenisstraf verminderd tot zeven jaren en zeven maanden. Daarmee was de veroordeling van de aanvrager door het hof Arnhem definitief.

Naar aanleiding van het strafproces tegen de aanvrager heeft prof. dr. H.F.M. Crombag zich tot de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken (hierna: CEAS) gewend met het verzoek tot het verrichten van een onderzoek in de zaak tegen de aanvrager. De CEAS heeft een onderzoek noodzakelijk geacht en voor dat onderzoek een driemanschap aangewezen. In zijn rapport adviseerde het driemanschap het College van procureurs-generaal nader onderzoek in te (laten) stellen. Op 17 december 2007 heeft de procureur-generaal bij de Hoge Raad naar aanleiding van het rapport van het driemanschap het verzoek ontvangen van het College van procureurs-generaal te beoordelen of dat rapport aanleiding gaf tot het indienen van een vordering tot herziening of het doen van nader onderzoek. Op de zitting van de Hoge Raad van 22 april 2008 heeft de advocaat-generaal mr. N.A.M. Schipper medegedeeld dat het verzoek niet is ingewilligd.

De aanvrage tot herziening
Op 1 februari 2008 heeft mr. G.G.J. Knoops, advocaat in Amsterdam, bij de Hoge Raad een aanvrage tot herziening van de uitspraak van het hof Arnhem van 20 februari 2002 ingediend.
De aanvrage steunt op het rapport van de CEAS. Volgens de aanvrage is er om verschillende redenen sprake van een zogenaamd ânovumâ. Op de zitting van de Hoge Raad van 22 april 2008 heeft mr. Knoops de aanvrage mondeling toegelicht.
De advocaat-generaal mr. N.A.M. Schipper heeft op 23 september 2008 geadviseerd dat de Hoge Raad de aanvrage tot herziening ongegrond zal verklaren.

De Hoge Raad zal op dinsdag 17 maart 2009, 12.00 uur, uitspraak doen in deze zaak.
Een samenvatting van de uitspraak zal rond 12.30 uur aan de pers worden verstuurd en op de website hogeraad.nl worden gepubliceerd en de volledige uitspraak (met rolnr. 08/00459) wordt zo snel mogelijk daarna gepubliceerd op rechtspraak.nl.

Na afloop van de zitting zal in de centrale hal van de Hoge Raad de samenvatting van de uitspraak gereed liggen voor belangstellenden.

Een persraadsheer zal na afloop van de zitting in de hal van het gebouw beschikbaar zijn voor het geven van een toelichting, hij zal ook telefonisch bereikbaar zijn.

Aanmelding door de pers:
Met het oog op de belangstelling voor deze zaak wordt pers verzocht om zich voor het bijwonen van deze zitting uiterlijk op maandag 16 maart 16.00 uur aan te melden bij ondergetekende.
Dit geldt voor zowel audio-visuele media, inclusief fotografen, als voor schrijvende pers.

Aan de hand van de aanmeldingen wordt er voor gezorgd dat de pers een plaats heeft in de grote zittingzaal van de Hoge Raad. Mocht dit niet mogelijk zijn vanwege een te groot aantal aanmeldingen, dan zullen wij eventueel voor televisie ploegen moeten terugvallen op een pouleregeling.

Den Haag, 12 maart 2009
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel 070 â 3611236

Bron: Hoge Raad der Nederlanden Datum actualiteit: 12 maart 2009 Naar boven