Ministerie van Defensie
16 maart 2009
Aanbieding VN-rapport verarmd uranium
Hierbij doe ik u, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken, toekomen het rapport
van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties over de effecten van het gebruik van
verarmd uranium bevattende pantser en munitie, zoals toegezegd tijdens het algemeen
overleg van 1 oktober 2008.
Het rapport reflecteert de opvattingen van 15 landen, inclusief die van de Nederlandse
regering, over de effecten van het gebruik van verarmd uranium bevattende pantser en
munitie. Daarnaast zijn beschouwingen van de World Health Organisation (WHO) en het
International Atomic Energy Agency (IAEA) in het rapport opgenomen.
Het IAEA is, na uitvoerig onderzoek in landen waar verarmd uranium is terecht gekomen, van
mening dat er geen aanwijzingen zijn dat er verhoogd risico voor de bevolking bestaat en dat
eventueel opgelopen stralingsdoses niet zorgwekkend zijn. De conclusie van het IAEA is dan
ook dat het radiologisch risico niet significant is.
De WHO stelt dat voor de bevolking het civiel en militair gebruik van verarmd uranium geen
stralingsdoses laat zien dat significant boven het achtergrondniveau is. De WHO is van
mening dat vooral de chemische toxiciteit van verarmd uranium mogelijk een risico op
gezondheidsschade met zich mee brengt. De WHO beveelt aan om gebieden waar
substantiële hoeveelheden verarmd uranium terecht zijn gekomen schoon te maken.
Daarnaast beveelt de WHO vooral een goede strategie voor risicocommunicatie aan.
Een deel van de landen die een bijdrage hebben geleverd aan dit rapport is van mening dat
het gebruik van verarmd uranium in pantser en munitie zou moeten worden verboden. De
wetenschappelijke gronden hiervoor worden echter onvoldoende duidelijk gemaakt.
De meeste landen die gereageerd hebben, stellen dan ook dat meer onderzoek moet worden
verricht naar de mogelijke schadelijke effecten van het gebruik van verarmd uranium. Ook de
Nederlandse regering blijft voorstander van onderzoek naar de gevolgen van het gebruik van
verarmd uranium in wapensystemen. De Nederlandse inzet is steeds geweest dat de
bespreking van de eventuele gevolgen van het gebruik van verarmd uranium in het kader van
de VN op feiten gebaseerd moet worden. De Nederlandse regering hecht er daarom aan dat
verwijzingen naar dergelijk onderzoek neutraal in de resolutie over het gebruik van verarmd
uranium in munitie worden verwoord, zolang er geen causaal verband is vastgesteld tussen
de blootstelling aan verarmd uranium en eventuele gezondheidsklachten. Omdat de tekst van
de VN-resolutie tijdens de laatste zitting van de algemene vergadering van de VN nieuwe
verwijzingen naar dit rapport van de Secretaris-generaal bevat, heeft Nederland voor de
resolutie gestemd.
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
Drs. J.G. de Vries