SPEECH LILIANNE PLOUMEN
Embargo tot zaterdag 14 maart 13.30 uur
GESPROKEN WOORD GELDT!
Partijgenoten,
Welkom terug!
Welkom op het Congres van de Partij van de Arbeid. Het allereerste echte ledencongres van onze partij! Stem- en spreekrecht voor álle leden. De grootste wijziging in onze partijdemocratie sinds de oprichting van onze partij. Daar mogen we samen trots op zijn.
Partijgenoten,
Een paar weken geleden kreeg ik een kaartje van een vriendin van me die van oorsprong uit Kameroen komt. Ze schreef me vierkant achter onze integratie resolutie te staan. Op het kaartje stond verder: 'integratie, het is verschrikkelijk zwaar, het duurt lange jaren en het kost zeeën aan tranen. Maar je doet het voor een mooi en eigen leven,en dat maakt het de moeite waard'.
Daarom discussiëren wij vandaag over integratie. Jarenlang een beladen onderwerp in de Partij van de Arbeid. Na vanmiddag is dat wat mij betreft verleden tijd. Want vanmiddag stellen wij een sociaaldemocratische visie op integratie vast.
Ik ga u straks vragen vóór de resolutie van mijn Partijbestuur te stemmen.
Maar dat kan ík niet van u vragen vóórdat ik verantwoording aan u heb afgelegd.
Over waarom het partijbestuur het nodig vindt u deze resolutie voor te leggen.
Over de wijze waarop wij het debat voerden.
Over de gekozen invalshoek.
En over een aantal inhoudelijke keuzes.
Partijgenoten, allereerst waarom deze resolutie.
Dit Congres gaf mij bij mijn aantreden de opdrachten van de commissie Vreeman mee. Op drie terreinen was er sprake van onvoldoende koppeling tussen beginselen en beleid zo concludeerde de commissie Vreeman en dit Congres. Arbeid en participatie, de toekomst van onze publieke sector en het integratievraagstuk.
Mijn partijbestuur was het met u eens. Op het terrein van de integratie was het geluid en het beleid van de Partij van de Arbeid onvoldoende krachtig, reactief en te weinig herkenbaar, zo concludeerden wij.
Het was overigens niet voor het eerst dat die conclusie werd getrokken. Want hoewel de Partij van de Arbeid van oudsher veel nieuwe Nederlanders in haar gelederen herbergt, heeft de partij de kans om een leidende positie in het debat in te nemen onvoldoende benut.
Partijgenoten, dat moest anders, hoe moeilijk die weg wellicht ook zou zijn.
Want een aanscherping van onze visie op integratie leidt onvermijdelijk tot een fel debat in eigen kring.
Omdat het debat dat wij - in tegenstelling tot veel andere partijen- wel durven voeren alleen kan ontbranden in een brede linkse volkspartij als de onze.
Omdat wíj de partij van de doorbraak zijn waarin gelovigen en ongelovigen gezamenlijke idealen nastreven.
Omdat zowel hoger als lager opgeleiden een plek vinden in onze gelederen.
Omdat wij, de Partij van de Arbeid, jongeren en ouderen in solidariteit verbinden, omdat wij de brug vormen tussen de onderklasse en de middenklasse.
Omdat wij de partij zijn die oude en nieuwe Nederlanders aan haar idealen weet te binden.
Partijgenoten, de PvdA is de spiegel die Nederland zichzelf voorhoudt.
En wat laat die spiegel ons zien als we terugkijken op de aanslagen van 11 september 2001, op de moord op Pim Fortuyn en op de moord op Theo van Gogh?. Wat we zien is dat oude Nederlanders en nieuwe Nederlanders met de rug naar elkaar toe leefden.
De spiegel toonde ons dat hoe groter de noodzaak om bruggen te slaan, hoe groter de noodzaak van sociale cohesie, hoe heftiger het debat was in de samenleving en daarmee in onze partij.
Dat concludeerde ook de commissie onder leiding van Margreeth de Boer. Integratie was een splijtzwam in de partij gebleken, aldus haar rapport van 2002.
Reden om Schelto Patijn te vragen om het integratiebeleid van onze partij tegen het licht te houden. Zijn rapport werd met instemming begroet. En terecht. Het rapport schetste de uitdagingen waar oude en nieuwe Nederlanders samen voor stonden. Het schetste de overigens onverminderde noodzaak van wederkerigheid en lotsverbondenheid. En het rapport markeerde het belang van de strijd tegen discriminatie en racisme.
Toch vonden we dat het debat opnieuw gevoerd moest worden vijf jaar na Patijn. We zijn namelijk nog lang niet klaar.
Waarom niet?
Allereerst omdat er sprake is van wantrouwen en onbehagen in de samenleving.
Oververtegenwoordiging in criminaliteit, overlast, uitkeringen en schoolverlaten van sommige groepen nieuwe Nederlanders heeft het wantrouwen van veel oorspronkelijke Nederlanders vergroot en een rem op onze agenda van emancipatie en verheffing gezet. En progressieve waarden als de gelijkheid van man en vrouw, van homo en hetero, en de vrijheid van meningsuiting botsen soms met elementen van tradities, culturen en religies die nieuwkomers meebrengen.
Veel nieuwe Nederlanders voelen dat groeiende wantrouwen en wanen zich, in plaats van collega, klasgenoot, goede buur, Nederlander, plots allochtoon of buitenlander. En niet omdat zij zelf veranderd zijn, maar omdat er anders naar hen gekeken wordt.
Met als gevolg dat het vertrouwen in een gedeelde toekomst is geschaad. Onbehagen, dat is de eerste reden waarom we er nog lang niet zijn.
De tweede reden waarom we er nog lang niet zijn is omdat de antwoorden van de Partij van de Arbeid op de vragen van de samenleving niet eenduidig zijn.
Onze lokale volksvertegenwoordigers weten zich onvoldoende gesteund in het vinden van antwoorden op moeilijke vragen. Vragen over hoe om te gaan met probleemjongeren, met islamitische scholen en met gescheiden inburgeringcursussen. Vragen over hoe we diversiteit op de werkvloer en dialoog in de samenleving bevorderen. De vraag ook of álle mannen álle vrouwen een hand moeten geven. Vragen die hen terecht veel hoofdbrekens bezorgen en die op veel manieren verschillend beantwoord zijn.
En een gebrek aan eenduidigheid leidt vanzelf tot een gebrek aan herkenbaarheid. Steeds weer steekt een schijnbare tegenstelling de kop op. Een tegenstelling tussen het benoemen van successen óf problemen. Een keuze tussen het benoemen van kansarmoede, segregatie, schooluitval, probleemjongeren óf het benoemen van succesvol ondernemerschap, de meerwaarde van diversiteit, de doorbraak van nieuwe Nederlanders in het hoger onderwijs, de politiek en het Nederlands elftal. Een schijnbare tegenstelling die niet alleen onjuist is maar vooral ook ongewenst.
Tenslotte zijn we er nog lang niet omdat in tijden van crisis juist de meest kwetsbare groepen aan de kant komen te staan. Veel nieuwe Nederlanders werken onder tijdelijke contracten, in uitzendwerk en zijn relatief laag geschoold. Zij zijn het die het grootste risico lopen om werkloos te worden, om uit te vallen zonder perspectief. Je hoeft geen briljant historicus te zijn om uitgerekend daarvan het gevaar te onderkennen. Het zoeken naar zondebokken bij economische neergang is de mens niet vreemd.
Partijgenoten, maatschappelijk onbehagen, het ontbreken van herkenbare antwoorden, en het risico dat wederzijdse spanningen verergeren ten gevolge van de economische crisis, daarom praten wij vanmiddag over deze resolutie.
En dat brengt mij op mijn tweede punt.
De wijze waarop wij het debat gevoerd hebben.
De resolutie waar wij straks over zullen spreken is tot stand gekomen door te luisteren en door te debatteren.
Door te luisteren naar de geluiden uit de afdelingen en naar de problemen waar onze lokale en landelijke bestuurders mee te maken hebben.
Door te luisteren naar hele echte mensen met hele echte problemen. Zoals die oude dame die al meer dan veertig jaar in een portiekflat in Amsterdam woont, en die zich verloren voelt in haar eigen buurt waar de gordijnen altijd gesloten zijn en waar de buren haar taal niet meer spreken. Zoals ook die Turks-Nederlandse advocate die zich vanzelfsprekend thuis voelde in Nederland totdat ze plots werd gezien als allochtoon, een buitenlander die de taal niet beheerst en haar kinderen niet goed opvoedt.
Een resolutie die tot stand is gekomen dankzij al uw waardevolle amendementen en dankzij de scherpe bijdragen van al die partijleden bij al die debatten in het land.
De debatten waren fel, we discussieerden scherp op de inhoud. Dat heeft ook te maken met de stijl van de eerste conceptresolutie. Die schetste zonder veel omhaal van woorden waar het debat volgens ons over moet gaan. Want wie het debat werkelijk wil voeren moet zich niet laten verleiden tot wollige en poëtische teksten. Die moet scherp definiëren waar het om gaat.
De eerste versie van de resolutie leverde een kleine honderd krantenartikelen en columns op, en honderden reacties van partijgenoten, geestverwanten en opponenten.
En op welke afdelingsvergadering ik ook kwam, en hoe zeer men het soms ook oneens was met toon of inhoud, iedereen erkende dat er de laatste jaren zelden zo'n scherp en verhelderend debat was gevoerd.
De resolutie deed precies wat Wouter met polariseren bedoelde. Pijnlijke dilemma's schetsen. Wederzijdse gevoelens van onbehagen onomwonden benoemen. Incidenten niet afdoen maar de achterliggende waarden benoemen zodat we echt zien waar de pijn zit, met als doel elkaar te begrijpen, nader tot elkaar te komen.
Toen Rene Cuperus schreef dat het taalgebruik wel erg direct was -daar is hij zelf toch ook niet wars van dacht ik zo- kon ik een glimlach niet onderdrukken. Dat dat meisje uit het Limburgse land waar men bijna alles omfloerst verwoord dat verwijt nog eens zou krijgen. Dan ben ik toch wel heel erg ingeburgerd boven de rivieren, in Holland, dacht ik bij mezelf.
De resolutie was een best-seller -zowel in de partij als in de landelijke media- omdat we onomwonden heldere keuzes hebben opgeschreven voor gecompliceerde problemen. Laat het ons aan die duidelijkheid nimmer meer ontbreken.
Het debat werd ook gekenmerkt door respect voor elkaars mening, iets wat weleens anders is geweest in de Partij van de Arbeid. Dat was, denk ik, ook wat Sadik Harchaoui op een van de voorbereidende bijeenkomsten bedoelde met de inmiddels legendarische uitspraak 'jullie zijn veel leuker dan de kranten doen vermoeden'. Ik zie dat als een compliment, ook aan u.
Het was kortom een verhelderend, respectvol en daarom een goed debat. Dit is overigens ook de de wijze waarop ik vind dat de Partij van de Arbeid elk vraagstuk zou moeten aanpakken.
Partijgenoten, dat brengt mij bij mijn derde punt.
De gekozen invalshoek.
Het laatste waar onze volksvertegenwoordigers en bestuurders behoefte aan hebben, is een boodschappenlijstje met dilemma's. De resolutie moest een handreiking bieden met een langere houdbaarheidsdatum. Een, zo u wil, filosofisch kader waarmee volksvertegenwoordigers en bestuurders zelf politieke keuzes konden maken op basis van onze beginselen. Dat is gelukt. Veel wethouders lieten mij weten tevreden te zijn met de drieslag van normeren, confronteren en tolereren. Daar kunnen ze in de dagelijkse praktijk ook echt mee uit de voeten.
De resolutie moest de valse tegenstelling die ik eerder al benoemde, overstijgen. De tegenstelling tussen óf het benoemen van problemen geflankeerd door flinkse maatregelen óf het zogenaamd correcte zwijgen.
Onze visie moet recht doen aan zowel successen als problemen, aan de gevoelens van zowel oude als nieuwe Nederlanders - en dat graag recht voor zijn raap, niks geen verdoezelend taalgebruik.
Velen van u hebben daar geloof ik aan moeten wennen. Wel, ik heb ook moeten wennen. Ik heb moeten wennen aan wat er gebeurd als je als linkse politica het beestje bij de naam noemt. Het is een bijzondere ervaring om in de beeldvorming binnen een jaar op te schuiven van een vriendelijke, linkse, internationaal georiënteerde vrouw naar een harde, rechtse, en nationalistische Tatcherist die naar het Wilders-electoraat lonkt. En u moet weten, ik ben niet veranderd.
Want Eddy Terstall mocht dan spontaan verliefd op de resolutie zijn geworden, Paul Kalma schoof mij in het NRC onverdraagzaamheid in de schoenen. Omdat de term verdraagzaamheid niet in de tekst staat en de resolutie meer oog heeft voor problemen dan voor wat er goed gaat.
Ten eerste ken ik er zo nog wel een paar, als we teksten gaan beoordelen op wat er niet in staat in plaats van wat er wel in staat. Ten tweede is het eenvoudig weg niet waar.
Onverdraagzaam...ik? Laat ik allereerst met u vaststellen dat verdraagzaamheid en het benoemen van de positieve kanten van integratie inderdaad van wezenlijk belang is. Ja, er gaat heel veel goed. En ja, juist een resolutie over een zo persoonlijk en beladen onderwerp als integratie moet ook perspectief laten zien. De kansen, de succesverhalen en de ontroerende rolmodellen.
Rolmodellen als Azeza Morcy. Vorige week donderdag stond zij op de voorpagina van het NRC. Een pittige meid van 12 jaar. Zij behaalde de maximale score van 550 punten voor de Cito-toets. Een score waarmee ze met gemak naar het Gymnasium gaat. En wat een zelfbewustzijn spreekt er uit haar woorden: 'ik ben niet het type dat straks thuis gaat zitten om voor de kinderen pannenkoeken te bakken. Ik wil tandarts worden. Ik ben geïnspireerd door Aletta Jacobs, de eerste Nederlandse vrouwelijke arts.
Partijgenoten, toen ik dat las, was ik oprecht trots op Nederland.
Trots dat meisjes als Azeza Morcy hun dromen kunnen waarmaken en hun talenten kunnen ontplooien. Trots dat het in ons Nederland, háár Nederland, niet uitmaakt of je een hoofddoek draagt of hoe je achternaam klinkt om op het gymnasium te komen. Trots dat in ons Nederland, van haar, van mij en van u, mensen straks denken "wat een vakvrouw, bij die tandarts wil ik wel in de stoel zitten."
Partijgenoten, Azeza zit vandaag in de zaal. Ze zit hier op de eerste rij. En ik vraag u om een donderend applaus voor haar.
Partijgenoten, dat perspectief, die droom, dat is het beschaafde nationalisme van ons sociaaldemocraten. Sociaaldemocraten zijn trots op onze rechtsstaat die beschermt en gelijke kansen biedt. Sociaaldemocraten zijn trots op onze inzet voor emancipatie, zelfverheffing en ontplooiing. Sociaaldemocraten zijn trots op de traditie van Aletta Jacobs en Joke Smit. Trots op de voortzetting van die traditie door vrouwen als Khadija Arib, Fatima Elatik, Samira Bouchibti, Nebahat Albayrak en Azeza Morcy.
Wij zijn er trots op dat wij het verhaal van de sociaaldemocratie in een mensenleven van slechts 12 jaar kunnen vatten en niet alleen in mooie woorden. Sociaaldemocraten zijn er trots op dat in Nederland alle mannen, vrouwen en kinderen het recht en de kans hebben om kleine en grote dromen te verwezenlijken.
En daar ben ik trots op, Rita Verdonk!
Partijgenoten, dat alles moeten we benoemen.....we moeten echter ook wat anders doen.
We moeten niet weglopen voor de andere kant van de werkelijkheid. Ook de problemen moeten we eerlijk onder ogen zien.
We mogen de ogen niet sluiten voor problemen en gevoelens van onbehagen uit angst rechts of populistisch gevonden te worden. Want het mogen niet de rechtse uitersten zijn die het verhaal van het linkse midden bepalen. Dat verhaal bepalen we zelf!
Voor al die meisjes die niet de kansen krijgen van Azeza moeten wij het hele verhaal vertellen. Het verhaal dat er ook meisjes zijn die de hoofddoek niet met trots maar als verplichting dragen. Meisjes die het niet in hun hoofd hoeven te halen om lippenstift te dragen. Meisjes die gedwongen uitgehuwelijkt worden. Meisjes die thuis gehouden worden en niet de kansen krijgen om hun talenten te ontplooien. En het is ook voor die meisjes dat ik deze resolutie schreef.
Partijgenoten, het beeld van onverdraagzaamheid en het najagen van verloren kiezers, dat beeld dat klopt niet. Wat klopt is dat de Partij van de Arbeid problemen onderkent en dat dat niet rechts is. Waarom niet? Omdat onze oplossingen op problemen onvervalst links zijn!
Het is aan ons om over het voetlicht te krijgen dat wij naast problemen ook oplossingen schetsen.
Het is aan ons om over het voetlicht te krijgen dat het stigmatiseren van bevolkingsgroepen en het tegen elkaar opzetten van oude en nieuwe Nederlanders een heilloze weg is.
Het is aan ons om over het voetlicht te krijgen dat een inclusieve samenleving écht heel veel mooier is dan een samenleving die mensen uitsluit.
Het is aan ons om over het voetlicht te krijgen dat tegen probleemjongeren in Gouda en Ede niet een leger van militairen ingezet moet worden maar een leger van onderwijzers, sportleraren, werkgevers en als het nodig is de politie.
Maar niet het leger Geert....
Ik wíst dat je blond was, maar zo blond??? Dat had ik niet verwacht.
Partijgenoten, als wij niet willen dat rechts de toon van de muziek bepaalt moeten wij dat zelf doen. Oude reflexen moeten daarbij worden losgelaten.
Reflexen die Thomas van der Dunk mooi verwoordde op een bijeenkomst in Amsterdam. De Partij van de Arbeid heeft te lang achterstanden en integratieproblematiek óf afgedaan als incidenten, óf als louter een vraagstuk van sociaaleconomische verheffing, óf als een kwestie van falende uitvoeringsproblematiek.
Partijgenoten, voor een deel vinden achterstanden en integratieproblemen hierin ook hun oorsprong. Voor een ander deel hebben ze echter óók te maken met elementen van cultuur, traditie en religie, niet-willen en zelf aangemeten slachtofferschap. Dat benoemen is niet onverdraagzaam, dat is realistisch.
Laat ik u een voorbeeld noemen. Op een bijeenkomst zei een partijgenoot het volgende. 'Vrouwenbesnijdenis? Ach, wat voor een probleem is dat nu eenmaal? Die vijftig meisjes die dat jaarlijks overkomt...dat hoort toch niet in een resolutie thuis?
Vrouwenbesnijdenis afdoen als een incident dat je weg kunt relativeren.... Ik was ziedend. In die val mogen wij niet trappen. Vrouwenbesnijdenis is geen incident. Dat is een misdrijf.
Een misdrijf dat ook nog eens gebaseerd is op het miskennen van de gelijkheid van man en vrouw. Een van de fundamentele waarden van de sociaaldemocratie. Vrouwenbesnijdenis vind zijn oorsprong in een interpretatie van religie en traditie die in strijd is met alles waar ik voor sta. Met alles waar mijn Partij van de Arbeid voor staat!
Dit is waar de resolutie eerlijk over wíl zijn en zál zijn. Omdat het die eerlijkheid is die ons verder zal brengen.
Het gaat ons nu nadrukkelijk om onze ambitie van een gedeelde toekomst, van eerlijke en gelijke kansen voor ieder kind. Het gaat ons nadrukkelijk om solidariteit met hen die niet kunnen. En dat alles loopt spaak als we bestaande problemen niet onder ogen zien. Door te erkennen wat er goed gaat én wat er fout gaat. Omdat het tolereren en respecteren van een veelheid aan religies, culturen en levensstijlen alleen kan bestaan als we opkomen voor principes en waarden die ons dierbaar zijn.
En dat brengt mij op mijn vierde punt.
Enkele inhoudelijke keuzes.
Ik zal er niet teveel over uitweiden - we debatteren er zo over.
Maar toch een paar woorden.
Ons verhaal over samenleven gaat maar gedeeltelijk over wetten en regels. Een gedeelde toekomst voor ons en onze kinderen gaat vooral over een goede opvoeding, adequate jeugdzorg, goed onderwijs - werk voor iedereen - over sociale zekerheid én over debat en dialoog.
Maar een van de belangrijkste uitgangspunten van ons verhaal over samenleven heeft wel degelijk met wet-en regelgeving te maken.
Deze resolutie en onze Partij van de Arbeid staan pal voor onze rechtsstaat. Sommigen zien de rechtsstaat blijkbaar als iets lastigs en vervelends, als een restrictief pakket van wetten en regels waarmee de zweep over de integratie van nieuwe Nederlanders gelegd kan worden. Als dat de bedoeling van de rechtsstaat was hadden we 'm wel plichtsstaat genoemd.
Misschien komt het omdat ik in landen als Haïti of Soedan heb gezien wat het ontbreken van een functionerende rechtsstaat voor gevolgen voor mensen kan hebben. Rechteloosheid, geen bescherming tegen willekeur van overheid of medeburgers - dat gun je niemand.
Ik vind dus dat we in ieder geval wat minder laatdunkend moeten omgaan met onze rechtsstaat en deze steviger en overtuigender in stelling kunnen brengen.
Dat brengt mij op de vrijheid van meningsuiting. Een groot goed, waar iedereen vrijelijk gebruik van moet kunnen maken. Daarbij past een morele verantwoordelijkheid. Bij alles wat we doen moeten we rekening houden met anderen en met de effecten op de samenleving als geheel. Maar, het recht om niet gekrenkt te worden bestaat niet. Krenken mag!
Dat is géén pleidooi voor onbehouwen gedrag, voor ongeremd beledigen en hufterigheid.
Dat is een pleidooi voor het respecteren van onze vrijheid van meningsuiting. De vraag of iemand zich gekrenkt voelt ligt voor iedereen zó anders dat dat geen reden kan zijn om op voorhand de vrijheid van meningsuiting te beperken.
En ja, daarom mag krenken. En kiezen om niet te krenken is een kwestie van goed fatsoen en van respect voor elkaar.
Partijgenoten, ik rond af.
Ik vraag u om hier vandaag luid en duidelijk te kiezen voor een nieuwe koers op integratie. Een koers waarmee we samen kunnen bouwen aan een gedeelde toekomst.
Een toekomst waarin geen parallelle samenlevingen meer bestaan, maar één samenleving waarin mensen met in plaats van naast elkaar leven.
Een toekomst waarin religie ons niet bang maakt, maar waar ruimte is voor geloof en traditie.
Een toekomst waarin zwarte, witte en vooral slechte scholen niet meer bestaan, maar waar ieder kind het onderwijs krijgt waar hij of zij recht op heeft.
Een toekomst waarin de kansen op een baan niet afhangen van je achternaam of van je postcode, maar van je inzet en je talenten.
Partijgenoten, de weg naar deze toekomst is lang, en onze resolutie is geen sluitstuk maar een nieuw begin. Een nieuw begin met grote ambities, dat erken ik onmiddellijk.
Voor sommigen zijn onze ambities zelfs te groot.
Onze ambities zijn te groot voor politici die de weg kiezen van de makkelijke oplossingen. Politici zoals Alexander Pechtold die; en ik citeer; onlangs stelde dat 'integratie een autonoom proces is dat veelal vanzelf gaat'. Ik hoop dat ze het bij D66 niet erg vinden dat wij ondertussen gewoon aan het werk gaan. Want blijven wachten tot het goed gaat werkt wellicht in een Wageningse villa-wijk, maar niet bij mij in Slotervaart. Daar werkt de aanpak van Ahmed Marcouch die wel beter weet dan dat integratie vanzelf gaat.
Onze ambities zijn ook te groot voor politici als Geert Wilders en Rita Verdonk. Politici die nog nooit van integratie hebben gehoord maar alleen van 'aanpassen of opdonderen'. Politici die er dagelijks als de kippen bij zijn als het gaat om het benoemen van problemen maar niet thuis geven als het om echte oplossingen gaat.
Onze ambities zijn te groot voor politici die maar niet willen beseffen dat de wereld veranderd is. Dat de grond onder hun voeten en de hemel boven hun hoofd veranderd is niet meer dezelfde is als vroeger.
Onze ambities zijn te groot voor politici die roepen dat we het allemaal wel alleen kunnen, en dat we ons moeten terugtrekken achter onze waterlinie. Politici die zich verschuilen voor de realiteit dat het Nederland van de jaren vijftig niet meer bestaat en nooit meer zal bestaan.
Partijgenoten, het is tijd voor een ander soort politiek.
Tijd voor een politiek die beseft dat geluk niet is af te meten aan hoe vrij de markt is en hoe groot onze groeipercentages.
Voor een politiek die beseft dat onveiligheid niet is af te meten aan het aantal moskeegebouwen in de steden.
Voor een politiek die beseft dat werkelijk ongeluk de werkloosheid van duizenden mannen en vrouwen en dat we daarom moeten investeren in mensen en in banen.
Het is tijd voor een politiek die beseft dat je niet tégen Nederland bent als je vóór Europese samenwerking bent.
Het is tijd voor een politiek die beseft dat als de wereld verandert je niet moet teruggrijpen op het verleden maar je hand moet uitstrekken naar de toekomst.
Vandaag en morgen liggen er twee stukken voor die vanuit die visie zijn geschreven. Morgen het programma voor de Europese verkiezingen, laat dat maar aan Jan Pronk over. En vandaag de resolutie over integratie.
Politici kunnen mensen angst en frustratie voorschotelen om stemmen te winnen. Maar dat is niet de weg van de sociaaldemocratie.
Dat is niet de weg van mijn Partij van de Arbeid. Wij laten zien dat er een andere weg is dan de weg van uitsluiting en verdeeldheid.
Eerlijke politiek gaat het niet alleen om de stemmen.
Eerlijke politiek wil oplossingen bieden voor echte problemen.
Eerlijke politiek wil lotsverbondenheid en sociale cohesie bewerkstelligen.
Eerlijke politiek heeft naast handhaving van het recht ook solidariteit, emancipatie en verheffing hoog in het vaandel staan.
Eerlijke politiek is onze politiek.
Politiek waar ik net zo pal voor sta als Troelstra toen hij tegen zijn vader opstond en zei: 'het is mijn roeping..... ik kán niet anders'.
Dank u wel,
Partij van de Arbeid