ChristenUnie
Bijdrage Ed Anker aan het AO Staat van de dualisering
Bijdrage Ed Anker aan het AO Staat van de dualisering
donderdag 12 maart 2009 15:00
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. De dualisering is een goede
zaak. Ik besef dat dit best een spannende uitspraak kan zijn. Immers,
dit onderwerp is iets waarover ik in mijn omgeving en binnen mijn
partij ook wel eens een ander verhaal hoor. Het is ook altijd wel
omstreden geweest. Ik vind het echter jammer als dualisering de
stoplap is voor alles wat fout gaat. Terecht is vandaag opgemerkt dat
het voor de dualisering ook niet altijd even geweldig ging, ook toen
waren er wel degelijk crises en was het lang niet altijd pais en vree.
De heer Van Raak (SP): Het gaat vandaag niet om de vraag of
dualisering alle problemen in de wereld heeft veroorzaakt en ook niet
om de vraag of onder het monisme alles goed was. Ik hoop dat wij
vandaag niet in dat soort karikaturen spreken. De structuur van
dualisering werd in het leven geroepen om een cultuurverandering te
bewerkstelligen, opdat mensen meer volksvertegenwoordiger konden zijn
en de politiek interessanter zou worden waardoor burgers meer
betrokken zouden zijn. Heeft de dualisering deze cultuur bevorderd of
juist beperkt en is er, zoals ik beweer, eerder een ambtelijke cultuur
ontstaan van meer vergaderen, meer opgesloten zitten en minder je rol
van volksvertegenwoordiger uitoefenen?
De heer Anker (ChristenUnie): Het lijkt erop of de heer Van Raak mijn
hele eerste termijn wil overnemen! Ik was aan mijn eerste zin bezig,
ik maak hier echt bezwaar tegen. Ik wil dit allemaal nog gaan
behandelen, maar nu hangt de heer Van Raak weer zijn ellenlange
verhaal op dat ik al zo vaak heb gehoord. Dat irriteert mij een
beetje.
De heer Van Raak (SP): Ik was bang dat de heer Anker de discussie uit
de weg zou gaan; ik hoop dat hij haar wel aangaat.
De heer Anker (ChristenUnie): Ik ben absoluut niet in paniek gebracht
dat ik nu mijn hele bijdrage moet gaan herschrijven. Ik verwacht wel
een beetje geduld van de heer Van Raak.
Bij dualisering is sprake van de meest logische
verhoudingen: de raad is het hoogste orgaan, het college van B en W is
verantwoordelijk voor de uitvoering en moet altijd weer terug naar de
raad. Het dualisme heeft deze twee verschillende bestuursorganen in
feite op de juiste manier met elkaar in verhouding gebracht. Er is
veel nagedacht over de vraag hoe wij dit op een goede manier een plek
moeten geven. Dualisering is de zuiverste manier van doen, ook al gaat
daarbij soms wat fout. Er zijn gemeenteraden waar de wethouder zo
ongeveer van de gang moet worden gehaald op het moment dat hij erbij
mag zijn. Dat is een manier van omgaan met elkaar waaruit zo veel
wantrouwen spreekt ... Dat kunnen wij gewoon niet hebben. Wij laten
zelfs een stemming niet doorgaan als niemand van het kabinet aanwezig
is. Dat zou toch veel meer de manier van werken moeten zijn: eenieder
betrokken. Wij vinden het fijn als leden van het kabinet in vak K
zitten tijdens de stemmingen.
Parallel aan de dualiseringsoperatie is men gaan kijken
naar de vraag hoe wij op zo'n manier kunnen gaan vergaderen dat
burgers zich daar meer betrokken bij voelen. Hierin is veel fout
gegaan. Raadsleden hebben het ontzettend druk gekregen. Het is echter
wel bijzonder dat zo veel verschillende raden telkens weer het
experiment zijn aangegaan. Sommige experimenten zijn heel goed gaan
werken. Andere raden zijn van hun schreden teruggekeerd, maar men is
wel op een innovatieve manier gaan nadenken over de vraag hoe men op
een goede manier kan gaan vergaderen. Ik vind dit niet iets waarvan
wij moeten zeggen dat het alleen maar een kwestie van bureaucratie is
geweest; het is ook gewoon een kwestie van zoeken geweest. Als je ziet
hoeveel tijd wij kwijt zijn met onze eigen zelfreflectie en hoe
moeizaam het is om iets te veranderen in onze eigen vergadercultuur,
dan heb ik er eigenlijk wel bewondering voor als ik zie hoe flexibel
gemeenteraden hiermee kunnen omgaan. Het is niet altijd gemakkelijk,
maar wel bewonderenswaardig.
Ik maak nog één algemene opmerking om vervolgens wat
concreter te worden. Een echt probleem -- misschien is het wel een
breder politiek probleem waarmee wij ook in de Kamer te maken hebben
-- is het gegeven dat er een soort harde afrekencultuur bestaat. Juist
in zo'n harde afrekencultuur kan dualisering een lont in een kruitvat
zijn, omdat de verhoudingen zo op scherp staan dat je, als je dat
wilt, de verhoudingen heel gemakkelijk nog verder kunt verscherpen en
dat is jammer. Volgens mij is de winst -- dit zal voor de
gemeenteraden, de colleges en de staten de komende periodes ook de
opdracht zijn -- dat men op zoek gaat naar een manier om samen te
werken met onderscheiden rollen. Zelf heb ik in de raad van Zaanstad
gezeten. Het college is echt op zoek gegaan naar manieren om de
gemeenteraad zo snel mogelijk in een bepaald proces te betrekken,
zodat de gemeenteraad een beetje op sleeptouw wordt genomen maar zich
ook verantwoordelijk voelt, inclusief de oppositiepartijen. Ik zie
daar het begin van een nieuw soort cultuur waarin je volledig duaal
raads- of statenlid kunt zijn, maar je ook weet dat je
medeverantwoordelijk bent voor hetgeen er in je gemeente of provincie
gebeurt.
De minister grasduint in haar brief in een heel aantal
onderzoeken en evalutaties. Bij het lezen bekroop mij af en toe het
gevoel waar wij ons eigenlijk mee bemoeien. Wij hebben ontzettend veel
aandacht besteed aan onze eigen zelfreflectie. In dit geval was sprake
van heel veel reflectie op de vraag hoe anderen het doen. Als je kijkt
naar een aantal concrete aanbevelingen, blijkt men zaken toch weer
richting VNG, raden en burgemeesters te schuiven. Ik denk dat dit ook
wel de goede gang van zaken is. Er wordt een aantal aanbevelingen
gedaan waarbij ik mij in gemoede afvraag of wij ze moeten overnemen.
Ze zijn al genoemd. Waarom zouden wij het presidium een wettelijke
basis geven als de staatssecretaris zelf in haar brief schrijft: dit
laat onverlet dat de raad vrij is om zelf nog een seniorenconvent of
een fractievoorzittersoverleg te hebben? Daarnaast zijn er nog
agendacommissies. Dan hebben wij één overlegorgaan wettelijk
vastgelegd, maar wat wordt er dan precies gedaan? Volgens mij kan men
een en ander prima zelf regelen. Ergens moet er een moment van
afstemming zijn. Laat men dat vooral zelf op een goede manier regelen.
Van een grotere politieke rol voor de burgemeester zijn
wij nooit voorstander geweest. Wij voelen ons gesteund door al die
andere organisaties die hebben gezegd: dat moet je niet doen. Wij
raden de staatssecretaris aan om hiervoor geen wetsvoorstel voor te
bereiden.
Vanuit de bestuurdersverenigingen hebben wij het signaal
opgepikt dat er nog heel weinig gebruikgemaakt wordt van
fractieondersteuning. De vraag boeit mij hoe dat precies komt. Het
betreft wel een kwestie waar de gemeenteraad zelf over gaat en
waarvoor men zelf budget vrij moet maken. Misschien zal men dat best
wel eng vinden. Laat ik nog een keer de gemeenteraad nemen waar ik
zelf vandaan kom. Dit was een vrij sobere raad die niet graag geld aan
zichzelf uitgaf. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat raden gestimuleerd
worden om ook te investeren in hun eigen lokale democratie?
Wat het rekenkameronderzoek betreft, ik heb niet zo'n
ontzettende haast met een aparte evaluatie van rekenkamers. Dit is
namelijk iets wat gemeenteraden vooral zelf moeten doen. Ik ben
misschien wat bevooroordeeld -- ik moet eerlijk zeggen dat ik zelf bij
een organisatie heb gewerkt die ook rekenkameronderzoek deed, hoewel
dat niet de poot van het bedrijf was waar ik zelf werkzaam was -- maar
ik heb gezien dat een bedrijf hier heel consciëntieus mee kan omgaan.
Inmiddels heb ik ook gehoord dat behalve dit soort organisaties er ook
andere waren die er wat minder goed mee omgingen. Ik denk dat wij even
goed naar dit punt moeten kijken, niet zozeer omdat wij het moeten
opnemen voor een bepaalde bedrijfstak, integendeel, maar het is de
verantwoordelijkheid van de gemeente om op een eigen manier het
rekenkamerwerk vorm te geven. Ik heb liever een goede evaluatie in
2010 dan dat wij nu zeggen dat deze ontwikkeling niet goed is. Laten
wij alsjeblieft nog een jaartje doorontwikkelen en daarna een goede
evaluatie houden. Laten wij vragen wat gemeenteraden er zelf van
vinden. Als men er heel vervelende ervaringen mee heeft, moeten wij
misschien ingrijpen.
De heer Van Raak (SP): Ik vind dit niet alleen een praktische, maar
vooral ook een principiële discussie. Rekenkamers maken onderdeel uit
van de lokale democratie en de lokale controle. Ik ben het eens met de
heer Heijnen die zei dat dit punt bij het publieke domein hoort. Je
gaat een deel van de democratische controle niet uitbesteden.
Rekenkamers controleren het bestuur, maar ook de raad. Raadsleden in
de rekenkamer is dus vreemd. Echter, uitbesteden van rekenkamerwerk
aan commerciële partijen is eigenlijk privatisering van de democratie.
De heer Anker (ChristenUnie): Wij moeten de democratie inderdaad niet
privatiseren. Wij hebben het echter gewoon over een benoemde
rekenkamer die bijvoorbeeld het onderzoek uitbesteedt aan een
organisatie of een bedrijf. Het beeld is ontzettend divers: er zijn
bedrijven die samenwerken met raadsleden en senaat en er zijn
rekenkamercommissies waarin geen raadsleden zitten. Echter, van een
structuur van regionale rekenkamers, zoals de PvdA voorstelt, waarbij
iedereen zich kan aansluiten, zie ik ook wel weer de nadelen.
De heer Heijnen (PvdA): Ik vind dat de heer Anker iets te gemakkelijk
voorbijgaat aan het signaal dat 60% van gemeenten kleiner dan 20.000
inwoners zegt onmiddellijk tot afschaffing over te gaan als de
verplichting weg is. Dat geeft een indicatie. Bovendien houdt de heer
Eijf, niet de eerste de beste maar de ervaren voorzitter van een grote
rekenkamer, de Kamer voor dat een aantal dingen misgaat. De heer Anker
kan dan wel zeggen dat wij moeten wachten tot 2010, maar volgend jaar
treden er nieuwe raden aan en ik ben altijd wel een beetje van het
praktische: je moet dingen oplossen als het voor de hand ligt. Wij
gaan het geheel toch een beetje bijstellen; als het aan de Kamer ligt
op heel kleine puntjes, maar de staatssecretaris wil wat verder gaan.
Wij zeggen: zie van bijstelling van een paar dingen af, maar niet van
bijstelling van de rekenkamer.
De heer Anker (ChristenUnie): Dat begrijp ik wel, maar het
voorgestelde netwerk van provinciale of regionale rekenkamers -- rond
Amsterdam is er al een aantal -- roept bij mij het beeld op van een
soort landelijk netwerk van rekenkamers dat ook weer de nodige
bureaucratie met zich brengt, terwijl enkele gemeenten onderling
misschien wel prima oplossingen hebben bedacht waarbij de
onafhankelijkheid is gegarandeerd. Ik sta open voor suggesties, maar
ik zou er geen voorstander van zijn om nu al de wet te wijzigen,
terwijl er nog een evaluatie moet plaatsvinden. Misschien komen wij in
2010 wel tot heel andere conclusies.
Er moet een onderzoek komen naar de werkdruk. Dit zijn
zaken die je lokaal prima kunt bedenken. In een gemeente met een heel
groot oppervlak en een heleboel kleine kernen is het wellicht niet
verstandig om één keer per week te vergaderen, maar dagelijks. Je kunt
hier op zoveel verschillende manieren mee omgaan. Hoe wil de raad een
en ander doen: wil men zelf contact houden met hun burgers of wil men
dat georganiseerd doen? Ik vraag mij af wat een onderzoek hieraan
concreet zal bijdragen. Over het algemeen zijn gemeenteraden prima in
staat om eens bij de buren te kijken, er wordt druk met bussen door
Nederland gereisd naar andere raden.
Het punt van de tussentijdse raadsverkiezingen is bij de
rondetafelgesprekken opgekomen. Ook mijn fractie ziet daar wel het
nut, maar tegelijkertijd ook het gevaar van in. Wij moeten hier
genuanceerd mee omgaan en het niet voorschrijven voor alle plaatsen
waar colleges zijn gevallen. Ik had er niet aan moeten denken dat wij
op al die plaatsen direct weer gemeenteraadsverkiezingen zouden hebben
gehad. Tegelijkertijd kan het soms een oplossing zijn omdat de
politieke verhoudingen totaal op hun kop zijn gezet. Denk aan een
grote lokale partij die helemaal uit elkaar is gevallen waardoor het
bijna niet meer mogelijk is om een fatsoenlijke meerderheid te vinden.
Moet de burgemeester hier een rol in hebben of de commissaris van de
Koningin? Wij moeten dit eens nader bestuderen. Ik heb in de krant
gelezen dat in 2006 een aantal onderzoeken heeft plaatsgevonden. Zelf
heb ik ze nog niet zo snel boven tafel gekregen, misschien is een en
ander in een bureaula blijven liggen.
Moeten wij burgemeesters betrekken bij de raadsbesluiten?
Een aantal raadsbesluiten heeft specifiek betrekking op de
gemeenteraad, bijvoorbeeld het benoemen van de accountant van de
gemeenteraad. Vaak is het college hierin wel ondersteunend omdat het
om een aanbesteding gaat, maar dat levert ook wel eens verwarring op.
Ik heb meegemaakt dat wethouders zeiden: sorry, het is uw accountant
en kijk mij er niet op aan als de accountant iets tegen u zegt. Het is
belangrijk om de rollen te verduidelijken. Het is op zich prima dat je
een soort check hebt dat een en ander er enigszins fatsoenlijk
uitziet. Ik zou hiertoe echter niet te snel overgaan, omdat dit ook
heel verkeerde verwachtingen kan wekken.