4. Samenwerken tegen geweld in afhankelijkheidsrelaties
Samenwerken tegen geweld in afhankelijkheidsrelaties
Toespraak, 9 maart 2009
`Om geweld in afhankelijkheidsrelaties aan te pakken en de
weerbaarheid van slachtoffers van dit geweld te vergroten is
samenwerking van groot belang. Samenwerking tussen instellingen en
mensen in het eigen land, maar ook samenwerking op Europees en wereld
niveau.' Dat zei staatssecretaris Bussemaker tijdens de tweedaagse
internationale VN-conferentie over vrouwen en mishandeling, in
Scheveningen.
Dames en heren,
In een westers land als Nederland lijkt het verschil tussen de positie
van vrouwen en mannen op het eerste gezicht niet groot. Vrouwen zijn
steeds vaker hoog opgeleid, werken steeds meer, zijn steeds vaker
economisch onafhankelijk en zijn door de jaren heen ook op seksueel
gebied bevrijd.
Tóch bestaan er nog opvallende verschillen. Eén daarvan is het
onderwerp van deze conferentie: geweld tegen meisjes en vrouwen. Ik
wil daar op ingaan vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de aanpak van
geweld in afhankelijkheidsrelaties.
Ik kies in deze aanpak nadrukkelijk voor de afhankelijkheidspositie
van slachtoffers. Mannen én vrouwen maken immers deel uit van relaties
waarbinnen zij afhankelijk van elkaar zijn. Er is vaker dan we
vermoeden sprake van geweld binnen relaties. Meestal zijn vrouwen
daarvan het slachtoffer. Soms ook mannen. Het gaat daarbij niet alleen
om huiselijk geweld, maar ook om eergerelateerd geweld, mensenhandel
en vrouwelijke genitale verminking. Vormen van geweld die soms
levensbedreigend zijn.
Enkele cijfers:
Veertig procent van de Nederlandse bevolking heeft weleens op de een
of andere manier te maken met huiselijk geweld of is er bij betrokken.
Er zijn in 2006 alleen al in Den Haag en omgeving ongeveer 250 zaken
van mogelijk eergerelateerd geweld onderzocht.
Er wonen in Nederland ongeveer 16.000 meisjes en 34.000 vrouwen uit
risicolanden waar meisjesbesnijdenis op grote schaal voortkomt.
Het aantal meldingen van mensenhandel is van 402 in 2004 opgelopen
naar 579 in 2006.
Kortom, cijfers die genoeg reden vormen om geweld in
afhankelijkheidsrelaties hoog op de politieke agenda te zetten. Want
achter elk cijfer gaat een persoonlijk en schrijnend verhaal schuil.
In mijn verhaal wil ik eerst kort ingaan op de geschiedenis en de
ontwikkeling van geweld in afhankelijkheidsrelaties in Nederland in de
afgelopen decennia. Daarna zal ik stilstaan bij mijn ambities en
maatregelen om geweld in afhankelijkheidsrelaties terug te dringen. Ik
zal toelichten hoe het vergroten van weerbaarheid van slachtoffers als
een rode draad door dit beleid loopt. Meer specifiek wil ik u het een
en ander vertellen over het bestrijden van meisjesbesnijdenis, - ook
wel vrouwelijke genitale verminking genoemd - in Nederland, in Europa,
maar ook wereldwijd. Dit onderwerp staat morgen centraal tijdens een
van de workshops van deze conferentie.
Allereerst een korte geschiedenis van geweld in
afhankelijkheidsrelaties.
De jaren '60 en '70 van de 20e eeuw worden gekenmerkt als de seksuele
revolutie. Een ontwikkeling die mensen heeft bevrijd uit een keurslijf
waarin seksualiteit gekoppeld was aan heteroseksuele, monogame
relaties gericht op het krijgen van kinderen. De introductie van de
pil en andere vormen van anticonceptie, staan aan de basis voor
vergaande emancipatie van de vrouw. Seksuele bevrijding heeft een
sterke invloed gehad op de mogelijkheid van gezinsplanning, maar
stelde ook het monogame en heterogene karakter van relaties ter
discussie. Ook werden andere seksuele geaardheden, zoals
homoseksualiteit en biseksualiteit, steeds meer geaccepteerd.
De seksuele revolutie had ook nadelen: sommigen namen het begrip
`vrije seks' en het hippiemotto ´If it feels good, do it!´ erg
serieus. Hierdoor steeg bijvoorbeeld het aantal mensen met een soa en
het aantal soorten geslachtsziektes. Ook werd geweld steeds
zichtbarder geworden. Persoonlijke relaties bleken een politieke
dimensie te hebben. En het gezin bleek niet altijd die `veilige haven
in een harteloze wereld', maar ook een bron van geweld. Helaas is dat
nog steeds zo.
In 1974 werd het eerste Blijf van mijn lijf-Huis in 1974 in Amsterdam
geopend. De vrouwenbeweging heeft er voor gezorgd dat het seksueel en
huiselijk geweld tegen vrouwen niet langer als privé-probleem werd
gezien, maar als politiek en maatschappelijk probleem.
In de afgelopen decennia is ook de diversiteit en complexiteit van
geweld in afhankelijkheidsrelaties toegenomen. We onderscheiden nieuwe
kwetsbare groepen die in andere vormen van afhankelijkheid slachtoffer
worden van geweld. U kunt daarbij denken aan allochtone meisjes en
vrouwen, maar ook slachtoffers van loverboys/pooierboys, of licht
verstandelijk gehandicapten, (jonge) mannelijke slachtoffers, vrouwen
met meervoudige problematiek, ernstig getraumatiseerde slachtoffers,
homojongeren of kinderen die getuige zijn van geweld. Ook gaat het om
nieuwe vormen van geweld uit niet-Nederlandse culturen, zoals
vrouwelijke genitale verminking of eergerelateerd geweld.
Deze ontwikkelingen vragen om een concrete aanpak om deze ernstige
vormen van geweld te bestrijden.
Om goede opvang en hulpverlening aan de slachtoffers te leveren heb ik
drie ambities geformuleerd.
Ten eerste moet er onmiddellijke en veilige opvang voor slachtoffers
zijn. In het bijzonder wil ik hen beschermen die het meeste gevaar
lopen. Dit kan letterlijk van levensbelang zijn.
Ten tweede wil ik dat slachtoffers, daders én kinderen - ongeacht de
geweldsvorm - vroegtijdig, snel en goed worden geholpen om weer een
leven zonder geweld te kunnen leiden. Daarbij gaat het om
weerbaarheid.
En ten derde wil ik bereiken dat alle betrokken professionals risico's
op geweld in afhankelijkheidsrelaties, vroegtijdig kunnen signaleren
en weten hoe ze dit kunnen voorkomen.
De aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties bestaat uit diverse
stappen die alleen samen effectief kunnen zijn. Deze keten bestaat uit
voorlichting en preventie - vroegsignalering - hulpverlening - opvang
- vervolging - herstel en nazorg. Al deze onderdelen kunnen niet los
van elkaar worden gezien en zijn van belang om geweld in
afhankelijkheidsrelaties óf (zo vroeg mogelijk) te voorkomen óf (zo
snel mogelijk) te stoppen en herhaling te voorkomen.
Om deze drie ambities te bereiken voer ik een paar concrete
maatregelen door.
Allereerst is het belangrijk om het aantal opvangplaatsen de komende
jaren structureel uit te breiden. Om bescherming te garanderen richt
ik me niet alleen op de vrouwenopvang, maar ook - en dat is nieuw - op
opvang van ernstig bedreigde mannen. Zo blijkt dat mannen het
slachtoffer kunnen zijn van huiselijk geweld, maar soms ook bedreigd
worden met eergerelateerd geweld, omdat ze weigeren de "familie-eer"
te redden.
In de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties werk ik nauw samen
met de ministers Hirsh Ballin van Justitie en Rouvoet voor Jeugd en
Gezin.
Deze samenwerking heeft geleid tot een verplichte meldcode. Deze
meldcode biedt professionals houvast om geweld te signaleren en
hulpverlening op gang te brengen. Melden wordt hiermee van
uitzondering, regel.
Als derde, en laatste maatregel die ik heb ingevoerd om slachtoffers
van huiselijk geweld te helpen, is het tijdelijk huisverbod. Dat is
sinds begin dit jaar van kracht. Het slachtoffer en eventueel
betrokken kinderen hoeven het huis dus niet uit, maar de dader.
Tegelijkertijd treedt een hulpverleningstraject in werking om de hele
familie, zowel slachtoffer als dader, weer op het goede spoor te
krijgen.
Het bevorderen van weerbaarheid van slachtoffers loopt als een rode
draad door de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Bij alle
vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties, zoals pooierboys,
huiselijk geweld, seksuele intimidatie, vrouwelijke genitale
verminking en eerwraak is weerbaarheid van groot belang. Want het
vergroten van weerbaarheid helpt slachtoffers hun zelfrespect terug te
krijgen en weer regie te nemen over hun eigen leven. Voor slachtoffers
is het belangrijk dat zij hun onafhankelijkheid - of autonomie -
herwinnen door te leren opkomen voor hun eigen wensen. Het gaat niet
alleen om een dak boven het hoofd, maar ook om werk en een sociaal
netwerk. Uiteindelijk moeten zij weer zelfstandig een leven zonder
geweld kunnen leiden. Daarop is hulpverlening voornamelijk gericht.
Dames en heren, geweld in afhankelijkheidsrelaties beperkt zich niet
alleen tot huiselijk geweld. Ik zei dat aan het begin al.
Er zijn ook andere vormen, zoals eerwraak en meisjesbesnijdenis.
Enkele decennia geleden kwamen deze vormen van afhankelijkheidsgeweld
niet of alleen zeer sporadisch in Nederland voor. Maar met de komst
van migranten uit landen waar eerwraak en meisjesbesnijdenis wel
voorkomen, kent ook Nederland - evenals veel andere Europese landen -
deze vormen van geweld en mishandeling.
Jaarlijks worden tenminste 50 in Nederland woonachtige meisjes
besneden. Dat getal is op basis van schattingen door onderzoekers
vastgesteld, maar het kan nog hoger liggen.
Ik vind dit een schrikbarend hoog aantal. Geen enkel meisje mag
besneden worden. In Nederland niet, in Europa niet en ook daarbuiten
niet.
Het tegengaan en het aanpakken van meisjesbesnijdenis kan voor een
deel met de middelen die ik zojuist noemde: deskundigheidsbevordering
en een verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.
Maar het vraagt ook om een meer specifieke aanpak.
Daarbij spelen goede voorlichting en optimale kennis van
meisjesbesnijdenis een erg belangrijke rol, zowel bij de risicogroepen
als bij de beroepsgroepen die met allochtone meisjes in contact komen.
In Nederland hebben we goede ervaring opgedaan met het inschakelen van
sleutelfiguren uit de gemeenschap waar vrouwenbesnijdenis voorkomt.
Mensen die de taal spreken en de cultuur begrijpen.
Zij benaderen gezinnen en meisjes, stellen meisjesbesnijdenis aan de
orde en zorgen voor voorlichting. Zij kunnen dit beladen onderwerp
binnen de risicogroepen bespreekbaar maken.
Een andere methode die ik wil gaan hanteren om meisjesbesnijdenis
tegen te gaan, heb ik uit Frankrijk overgenomen. In Frankrijk is het
gangbaar dat ouders van meisjes uit de risicolanden vrijwillig een
`medisch certificaat' ondertekenen. Daarin verklaren ze dat ze hun
dochter niet laten besnijden tijdens een verblijf in het land van
herkomst.
Tijdens een werkbezoek aan Parijs heb ik geleerd hoe effectief dit
middel is. Zo kunnen de ouders met dit document de druk weerstaan van
de eigen familie en gemeenschap in het land van herkomst.
Tegelijkertijd kunnen de instanties hier de risico's op
meisjesbesnijdenis verminderen door ouders te wijzen op de
strafbaarheid van meisjesbesnijdenis. Bovendien hebben artsen met deze
verklaring de mogelijkheid om meisjes bij terugkomst te onderzoeken
als daar aanleiding voor is.
Kortom, dames en heren, er worden in Nederland verschillende
instrumenten ingezet in de strijd tegen meisjesbesnijdenis.
Maar het aanpakken van meisjesbesnijdenis beperkt zich niet alleen tot
Nederland.
Ook in Europees verband is het belangrijk om gezamenlijk op te
trekken. Daarom wil ik later dit jaar een Europese bijeenkomst
organiseren, waar we in Europees verband best practices uit kunnen
wisselen. Zo zijn er in Frankrijk al meerdere daders opgespoord,
vervolgd en bestraft. Noorwegen voert een actief beleid ter voorkoming
van meisjesbesnijdenis in diverse Afrikaanse landen en in Engeland
looft de politie tipgeld uit aan personen die informatie hebben over
besnijdenispraktijken. En wellicht kunnen andere landen iets leren van
onze aanpak in zes proefregio's. Maar nog geen enkel land heeft een
sluitend antwoord op vrouwenbesnijdenis.
Daarnaast spelen ook risicolanden een belangrijke rol. Uit alle
recente media aandacht voor meisjesbesnijdenis blijkt dat ook daar een
emancipatiegolf gaande is om deze ernstige vormen van geweld tegen
meisjes en vrouwen aan te pakken.
Ik heb dat laatst gezien bij de Zero Tolerance Conferentie van
meisjesbesnijdenis in Utrecht, waar lokale gemeenschappen en jongeren
uit Ethiopië en Burkina Faso een belangrijke rol spelen. Oudere broers
en zussen komen in actie voor hun jongere zusjes en toekomstige
dochters om hen te behoeden voor meisjesbesnijdenis. Zij maken het
onderwerp bespreekbaar, geven voorlichting en gaan met de lokale
gemeenschappen in gesprek. Kennisoverdracht is daarbij het
sleutelwoord.
Maar er zijn meer manieren om vrouwenbesnijdenis tegen te gaan. Zo
blijkt collectief protest en collectieve publieke verklaringen tegen
meisjesbesnijdenis, zoals onlangs in Senegal gebeurde, een zeer
effectieve manier om meisjesbesnijdenis uit te bannen. Wellicht dat
naar Senegalees voorbeeld risicogroepen in Nederland afstand kunnen
nemen van meisjesbesnijdenis.
Dames en heren,
Ik ga afsluiten.
Om geweld in afhankelijkheidsrelaties aan te pakken en de weerbaarheid
van slachtoffers van dit geweld te vergroten is samenwerking van groot
belang. Samenwerking tussen instellingen en mensen in het eigen land,
maar ook samenwerking op Europees en wereld niveau.
Door samen op te treden tegen geweld in afhankelijkheidssituaties en
de weerbaarheid van vrouwen te vergroten, kunnen we meewerken aan de
gelijkheid tussen mannen en vrouwen.
Ik hoop dat deze conferentie daar een goede aanzet voor geeft en wens
u allen veel inspiratie en succes bij deze belangrijke tweedaagse
conferentie.
Bedankt voor uw aandacht.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport