Radboud Universiteit Nijmegen
Archeologie zonder te graven
Datum bericht: 11 maart 2009
Onder landgoed de Holthurnsche Hof bij Berg en Dal ligt een Romeinse pottenbakkerij. Dat is bekend - maar hoe groot is die bakkerij? Rien Polak, directeur van archeologisch projectbureau Auxilia van de Radboud Universiteit Nijmegen, kreeg de kans om het te onderzoeken. Daarbij mocht hij echter geen schop in de beschermde grond steken. Tóch lukte het hem om een beeld te krijgen en: de pottenbakkerij is een stuk groter dan eerder gedacht. Maar of we dat ooit te zien krijgen...
Landgoed de Holthurnsche Hof bij Berg en Dal heette vroeger de Holdeurn en onder die naam kennen archeologen het ook. Tussen 1938 en 1942 is bij opgravingen op het terrein, zo'n twintig hectare groot, een Romeinse potten- en pannenbakkerij gevonden. Die bestaat uit een reeks ovens uit de eerste eeuw (plusminus 70-105) en een groot vierkant gebouw uit de tweede eeuw (plusminus 175-275).
Ook kwam er een 'duizelingwekkende hoeveelheid' Romeinse dakpannen en aardewerk naar boven, vertelt Rien Polak, directeur van Auxilia, het archeologisch projectbureau van de Radboud Universiteit Nijmegen. Polak vermoedde dat er meer moest zijn, omdat de ovens en het gebouw niet uit dezelfde tijd stammen. 'Je verwacht gebouwen die horen bij de ovens, en ovens die uit dezelfde tijd stammen als het gebouw.'
Archeologisch monument
De Holdeurn werd zeventig jaar geleden internationaal bekend onder archeologen. 'Het was geen alledaagse vondst: een militaire potten- en pannenbakkerij, gerund door en voor het leger. Vanaf het jaar 70, na de opstand van de Bataven, was het Tiende Legioen gelegerd op de Hunerberg, in het oosten van Nijmegen. Dat legioen richtte op het terrein van de Holdeurn, een paar kilometer verderop, een eigen bakkerij voor lampjes, vaatwerk en dakpannen in. In Tegelen zijn ook resten van zo'n bakkerij gevonden, maar dat was een kleintje. De Holdeurn was een enorme vondst.'
1941: de Romeinse steenovens in de Holdeurn bij Berg en Dal blootgelegd. Website foto
In het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden en Museum Het Valkhof in Nijmegen zijn voorbeelden van het 'Nijmeegs-Holdeurns aardewerk' te zien. Maar op het huidige landgoed de Holthurnsche Hof is niets te ontdekken aan Romeinse resten. Want na 1942, toen alles gefotografeerd, beschreven en op kaarten ingetekend was, werden de ovens en het gebouw weer toegedekt met aarde. De wetenschappelijke nieuwsgierigheid was voor dat moment bevredigd. In 1972 werd het gebied tot archeologisch monument verklaard, wat betekent dat er geen schop de grond in mag zonder toestemming van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
Dertig meter van de heg
Toen Rien Polak in de krant las dat de eigenaar van het landgoed in een te bouwen hotel de aandacht wil vestigen op de Romeinse resten, nam hij contact met hem op. Dit was dé gelegenheid om te onderzoeken of er meer Romeinse resten lagen én om te controleren waar alles precies ligt. 'Zeventig jaar geleden was er nog geen GPS en werden vondsten gemarkeerd ten opzichte van punten in het landschap. Als dat een gebouw is dat er nog staat, oké. Maar aanwijzingen als 'dertig meter van de heg', of 'vijftig meter van de sloot', daar hebben we weinig aan.'
Deze pagina maakt gebruik van de Macromedia Flash Plugin, deze kunt u downloaden op http://www.macromedia.com/shockwave/download/index.cgi?P1_Prod_Version=ShockwaveFlash
Filmpje over grondradaronderzoek Holthurnsche Hof. De geluidskwaliteit van het filmpje laat hier en daar te wensen over.
Problemen met afspelen van de Flash? Bekijk het filmpje dan hier of download de meest recente Adobe Flashplayer.
Grondradaronderzoek
Archeologie zonder te graven - dat kan, met grondradaronderzoek. Het werkt als volgt (zie ook het filmpje): een quad, een minitractortje, trekt een slee achter zich aan die een radarsignaal uitzendt en weer opvangt. Op de slee zit ook een GPS-mast. Het radarsignaal dat de bodem ingaat keert terug als het op iets stuit. Door systematisch een heel terrein af te grazen verzamel je een 'zwembad' aan metingen. Die worden geanalyseerd door experts: zij kunnen op verschillende plaatsen zowel horizontaal als verticaal een doorsnede maken in het 'metingenzwembad'. Daarmee wordt duidelijk bij welke GPS-coördinaat er op welke diepte objecten in de grond zitten van een bepaalde grootte en massiviteit.
Polak: 'De ovens waren niet goed te herkennen, doordat bij de opgraving alles op zijn kop is gezet, maar het gebouw kwam wel in beeld. De ligging daarvan kwam niet precies overeen met de kaarten uit de jaren veertig. En het ziet ernaar uit dat er inderdaad veel meer gebouwen liggen dan er tot 1942 zijn opgegraven, en ook meer ovens.'
Proefsleuven graven
Om te zien wat er precíes ligt, moeten er proefsleuven gegraven worden van twee tot vier meter breed, om te controleren wat waar ligt en in welke staat het verkeert. Daarvoor is wel toestemming nodig van de RACM. 'Het is voorstelbaar dat ze die geven. Voor hen is het ook van belang om te weten wát ze nu precies beschermen. Maar het kan wel een tijd duren, want ze gaan niet over één nacht ijs.'
Tweede probleem is: wie gaat het graafwerk, en het onderzoek dat daaruit voortkomt, betalen? De eigenaar van het landgoed, de gemeente Groesbeek, de provincie Gelderland, het rijk? Polak: 'Een week graven kost misschien wel 10.000 euro, en het uitwerken van wat je vindt, verdubbelt dat bedrag.'
Half april zitten de eigenaar van het landgoed en vertegenwoordigers van de gemeente Groesbeek en de RACM om tafel voor een volgend gesprek. Auxilia speelt daar geen rol in: Polak levert alleen de rapporten op basis waarvan beslist wordt. 'Maar ik hoop natuurlijk dat er op zeker moment gegraven mag worden. En dan staan wij graag vooraan.'
Archeologisch projectbureau Auxilia
Archeologisch projectbureau Auxilia is onderdeel van de Radboud Universiteit Nijmegen. Het bureau onderneemt zelf geen opgravingen, maar werkt vooral het vondstenmateriaal van opgravingen uit. Daarvan onderzoeken de vijf medewerkers wat het is, hoe oud het is en hoe het terechtgekomen is op de plaats waar het gevonden is. Het bureau is gespecialiseerd in militaire Romeinse archeologie, met name aardewerk.