Pers en Voorlichting
PERSCOMMUNIQUÉ nr. 21/09
10 maart 2009
Arrest van het Hof van Justitie in zaak C-169/07
Hartlauer Handelsgesellschaft mbH / Wiener Landesregierung e.a.
DE OOSTENRIJKSE REGELING INZAKE OPRICHTING VAN PARTICULIERE
ZORGINSTELLINGEN IS ONVERENIGBAAR MET HET GEMEENSCHAPSRECHT
De vrijheid van vestiging verzet zich tegen het vereiste van
voorafgaande vergunning op basis van een toets van de zorgbehoefte van
de bevolking, wanneer dit vereiste wel geldt voor een zelfstandige
tandheelkundige polikliniek, maar niet voor groepspraktijken, en de
beoordelingsbevoegdheid van de nationale autoriteiten onvoldoende
begrensd is
De Oostenrijkse regeling inzake zorginstellingen stelt de oprichting
van een zelfstandige polikliniek, dat wil zeggen een organisatorisch
zelfstandige instelling voor onderzoek of behandeling van personen
wier gezondheidstoestand geen ziekenhuisopname vereist, afhankelijk
van de afgifte van een voorafgaande administratieve vergunning. Deze
kan slechts worden verleend "wanneer er een behoefte bestaat", die de
oprichting van een nieuwe instelling, gelet op het reeds bestaande
zorgaanbod, in het bijzonder van fondsartsen, rechtvaardigt. De
deelstaten voeren deze regeling uit.
De regeringen van Opper-Oostenrijk en Wenen wezen de
vergunningsaanvragen van Hartlauer af. Hartlauer is gevestigd in
Duitsland en wil in Wenen en in Wels in Opper-Oostenrijk particuliere
tandheelkundige poliklinieken oprichten. Volgens de twee regeringen is
er afdoende tandheelkundige verzorging door openbare zorginstellingen,
algemeen nut beogende particuliere zorginstellingen en overige
fondsartsen met een vergelijkbaar zorgaanbod. Deze vaststellingen
brachten hen tot de conclusie dat er dus geen behoefte bestond die een
rechtvaardiging voor de oprichting van een particuliere
tandheelkundige polikliniek vormde.
Het Verwaltungsgerichtshof, waarbij Hartlauer de zaak aanhangig heeft
gemaakt, vraagt het Hof of de Oostenrijkste regeling verenigbaar is
met de vrijheid van vestiging.
In zijn arrest van vandaag merkt het Hof op dat de Oostenrijkse
regeling de vrijheid van vestiging beperkt, want enerzijds lopen de
betrokken ondernemingen het risico de bijkomende administratieve en
financiële lasten te moeten dragen die gepaard gaan met een dergelijke
vergunning en anderzijds behoudt de nationale regeling de uitoefening
van een activiteit als zelfstandige voor aan bepaalde marktdeelnemers
die voldoen aan vooraf vastgestelde vereisten die voor verlening van
deze vergunning moeten worden nageleefd.
In casu heeft de toepassing van de Oostenrijkse regeling tot gevolg
dat Hartlauer de toegang tot de markt van de tandheelkunde in
Oostenrijk geheel wordt ontzegd.
Het Hof gaat daarom na of de litigieuze bepalingen objectief
gerechtvaardigd kunnen zijn om dwingende redenen van algemeen belang,
met name door de doelstellingen die erin bestaan een kwalitatief
hoogstaande, evenwichtige en voor eenieder toegankelijke medische zorg
te handhaven en een risico van ernstige aantasting van het financiële
evenwicht van het socialezekerheidsstelsel te voorkomen.
Dienaangaande merkt het Hof op dat de betrokken nationale regeling de
aangevoerde doelstellingen niet coherent en systematisch nastreeft. De
voorafgaande vergunning op basis van een behoeftetoets op de markt is
wel vereist voor de oprichting en de exploitatie van nieuwe
zelfstandige tandheelkundige poliklinieken, maar niet voor de
vestiging van nieuwe groepspraktijken, ook al kunnen deze twee soorten
dienstverrichters soortgelijke kenmerken en dus een soortgelijke
invloed op de verwezenlijking van de door de bevoegde instanties
nagestreefde planningdoelstellingen hebben. Dit gebrek aan coherentie
beïnvloedt ook de verwezenlijking van de door Oostenrijk aangevoerde
doelstelling om het risico van ernstige aantasting van het financiële
evenwicht van het nationale socialezekerheidsstelsel te voorkomen.
Vervolgens merkt het Hof op dat de toets van de behoefte op de markt
niet berust op een voorwaarde die de uitoefening door de nationale
instanties van hun beoordelingsbevoegdheid afdoende kan begrenzen. De
deelstaat Wenen toetst het bestaan van een behoefte namelijk aan het
aantal patiënten per beoefenaar van de tandheelkunde in het te
bedienen gebied zonder dat het betrokken aantal patiënten wordt
vastgesteld of vooraf op enigerlei wijze ter kennis van de
belangstellenden wordt gebracht.
In de deelstaat Opper-Oostenrijk gelden de antwoorden van de
beoefenaren van de tandheelkunde in het gebied waar de geplande
zelfstandige tandheelkundige polikliniek zich wil vestigen, als
beoordelingsbasis, hoewel die beoefenaren directe potentiële
concurrenten van deze polikliniek zijn. Een dergelijke methode kan de
objectiviteit en de onpartijdigheid van de behandeling van de
betrokken vergunningsaanvraag aantasten.
Derhalve is het vereiste van een voorafgaande vergunning op basis van
een toets van de zorgbehoefte van de bevolking in strijd met het
beginsel van de vrijheid van vestiging, wanneer het wel geldt voor een
zelfstandige tandheelkundige polikliniek, maar niet voor
groepspraktijken, en niet berust op een voorwaarde die de uitoefening
door de nationale autoriteiten van hun beoordelingsbevoegdheid
afdoende kan begrenzen.
Voor de media bestemd niet-officieel stuk, dat het Hof van Justitie
niet bindt.
Beschikbare talen: ES DE EL EN FR IT HU NL PL
De volledige tekst van het arrest is op de dag van de uitspraak te
vinden op de internetpagina van het Hof
http://curia.europa.eu/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=NL&Submit=recherche
r&numaff=C-169/07
vanaf ongeveer 12.00 uur.
European Union