Directie Natuur
Commissie evaluatie Staatsbosbeheer
11 maart 2009 - kamerstuk
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
DN. 2009/168 11 maart 2009
onderwerp bijlagen
Commissie evaluatie Staatsbosbeheer 1
Geachte Voorzitter,
Hierbij informeer ik u over de instelling van de evaluatiecommissie Staatsbosbeheer.
De evaluatie van Staatsbosbeheer vindt plaats op grond van de Wet verzelfstandiging
Staatsbosbeheer, die voorschrijft dat de minister vijf jaar na datum van inwerkingtreding
van deze wet en vervolgens iedere vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag doet over
de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren van Staatsbosbeheer.
Ook in uw Kamer is naar aanleiding van diverse overleggen van vorig jaar gevraagd naar
de evaluatie van Staatsbosbeheer in 2009.
De evaluatiecommissie zal onder voorzitterschap staan van de heer E. d'Hondt,
ex-burgemeester van Nijmegen. De overige leden van commissie zijn: mevrouw Van Diepen,
de heren Rutten, Mommaas en Lugtmeier.
Ik heb de heer d'Hondt gevraagd zijn rapportage begin september van dit jaar aan mij aan
te bieden. Zodra ik deze heb ontvangen, zal ik hierover uw Kamer informeren. Ik stuur u
hierbij de opdracht, zoals ik die heb verstrekt aan de heer d'Hondt.
Tevens meld ik u dat de commissie Erfpacht Staatsbosbeheer onder leiding van mevrouw
De Jong mij per 1 april aanstaande haar bevindingen zal rapporteren. Telefoon: 070 - Daarna zal ik dit ook aan uw Kamer zenden.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Evaluatie Staatsbosbeheer
Op 1 januari 1998 is de Wet verzelfstandiging Staatsbosbeheer (SBB) in werking getreden. Hiermee
werd SBB verzelfstandigd in de vorm van een Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO).
Het kabinet had 2 belangrijke redenen om van Staatsbosbeheer een zelfstandig bestuursorgaan te
maken.
De eerste reden voor deze verzelfstandiging was "het leveren van een beter product tegen lagere
kosten voor de overheid". Een belangrijk argument was dat SBB hiermee de herkenbaarheid en
eigen identiteit zou worden versterkt en hiermee het vermogen om zelf inkomsten te genereren
uit de markt kon worden verhoogd.
Het tweede belangrijke argument was de "vermaatschappelijking van SBB". Het betrekken van de
burger bij het werk van SBB (participeren) was een issue. De gedachtegang was dat als SBB
duidelijk een eigen gezicht en (aantrekkelijke) identiteit zou ontwikkelen het makkelijker was om
in te spelen op de wensen van het publiek.
In 2003, vijf jaar na de verzelfstandiging, is door de Commissie Schmitz Staatsbosbeheer
geëvalueerd1. De drie kernvragen van de commissie Schmitz zijn in feite nog steeds actueel en
worden voor deze evaluatie opnieuw gebruikt. Wel zullen hierbij nieuwe accenten worden gelegd:
1. In welke mate heeft SBB de afgelopen jaren doelmatig en doeltreffend
gefunctioneerd?
De vraag in hoeverre SBB doeltreffend en doelmatig heeft gefunctioneerd is een wettelijk
verplichte evaluatie vraag. De vraag hierbij is of de oorspronkelijke doelstelling van de
verzelfstandiging "een beter product tegen een lagere prijs" is gerealiseerd.
Wat betreft doeltreffendheid gaat het erom in welke mate de doelstellingen ten aanzien van de
kerntaken zijn gerealiseerd. Verwacht wordt een beschrijving waarin helder wordt hoe de
kwaliteit wat betreft natuur landschap, cultuurhistorie en recreatie zich de afgelopen 5 jaar heeft
ontwikkeld op de SBB-terreinen. Dit ook in relatie tot landelijke trend (bijvoorbeeld
natuurbalansen).
Wat betreft de doelmatigheid gaat het erom of SBB haar taken op een efficiënte manier uitvoert.
Expliciet hierbij hoort de ontwikkeling van de marktactiviteiten van de afgelopen 5 jaar en welke
invloed dat heeft op de kosten. De bedoeling is dat in de evaluatie aandacht wordt besteed aan de
ontwikkelingen van deze activiteiten in het licht van de beleidsopvattingen over markt en
overheid. Mogelijk kan er een vergelijking plaatsvinden van de gerealiseerde kwaliteit met de
resultaten van vergelijkbare organisaties zoals Natuurmonumenten (benchmark)
2. Heeft de vermaatschappelijking van Staatsbosbeheer zich in een goede richting
ontwikkeld?
Staatsbosbeheer heeft bij de verzelfstandiging de opdracht gekregen meer te vermaatschappelij-
ken zodat meer burgers konden participeren in de activiteiten van SBB. Deze evaluatie zou zich
moeten richten op de vraag hoe SBB invulling heeft gegeven aan vermaatschappelijking en
participatie. Van belang hierbij is dat er inzicht wordt gegeven welke ontwikkelingen zich hier de
afgelopen 5 jaar hebben voorgedaan en in welke mate SBB burgers bereikt en de samenleving
bedient. De vermaatschappelijking had mede als doel om het draagvlak voor natuur te vergroten.
De evaluatie zou ook uitspraken moeten doen in hoeverre de activiteiten van SBB het draagvlak
voor natuur helpen vergroten. Ook is de vraag aan de orde in hoeverre SBB heeft bijgedragen aan
maatschappelijke issues zoals bijvoorbeeld jeugd betrekken bij natuur en natuur en zorg. SBB
heeft recentelijk kritiek te verwerken gekregen omdat zij te weinig oog zou hebben voor de
belangen van haar "buren", terwijl bij de verzelfstandiging het juist de bedoeling was dat SBB
makkelijker zou kunnen inspelen op de wensen van het publiek. Een belangrijke vraag is ook in
hoeverre de marktactiviteiten, voortkomend uit de opdracht om doelmatig te werken conflicteren
met de wens tot vermaatschappelijking.
De vraag hierbij is aan de orde of SBB als organisatie voldoende is toegerust en voldoende ruimte
krijgt (ook financieel) om de wens tot vermaatschappelijking in het veld vorm te geven.
1 Rapport Vooruit op eigen benen, 2004.
3. Hoe functioneert de aansturingsrelatie in relatie tot de uitvoering van de primaire
taken door Staatsbosbeheer?
Sinds de vorige evaluatie van SBB door de commissie Schmitz is er veel veranderd. Zo is er intussen
het advies van de commissie Witteveen verschenen waarin adviezen worden gegeven om de
sturing te verbeteren. Een deel van deze adviezen is inmiddels gerealiseerd. Ook is er in de
omgeving van Staatsbosbeheer veel veranderd. Op 1 januari 2007 is de Wet Inrichting Landelijk
Gebied in werking getreden die de provincies een andere rol geeft in het landelijk gebied. Ook
zitten we momenteel midden in het proces van het maken van de beheersplannen voor de Natura
2000 gebieden. SBB heeft een opdrachtrelatie met het rijk. Gezien de bovengenoemde
ontwikkelingen in het speelveld komt de vraag naar voren wat de invloed van deze
ontwikkelingen is op de opdrachtrelatie SBB-LNV. De Minister van LNV is en blijft verantwoordelijk
voor SBB en dient er voor te zorgen dat SBB haar opdracht kan vervullen, zowel qua
handelingsruimte als in financieel opzicht. Aan de evaluatiecommissie wordt gevraagd om
uitspraken te doen over de vraag of er voldoende heldere afspraken zijn gemaakt tussen LNV en
SBB over de handelingsruimte en financiering die SBB krijgt van LNV.
Overige trajecten
Komende tijd spelen er naast deze evaluatie nog een tweetal andere trajecten waarmee
afstemming wenselijk is en betrokken horen te worden in deze evaluatie. Dit zijn:
1. De index natuur, landschap en recreatie. Het nieuwe stelsel dat op verzoek van de
provincies en LNV door de terreinbeheerders is ontworpen.
2. Het IBO natuur, waarbij onder leiding van het ministerie van Financiën de
doeltreffendheid en doelmatigheid van het natuurbeleid wordt geëvalueerd.
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit