1 1
> Retouradres: Postbus 20901, 2500 EX Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Plesmanweg 1-6
der Staten-Generaal 2594 JG Den Haag
Binnenhof 4 Postbus 20901
2500 EX Den Haag
2513 AA DEN HAAG T 070 351 61 71
F 070 351 78 95
Contactpersoon
---
T -
Ons kenmerk
VENW/IVW-2009/908
Uw kenmerk
Datum 10 maart 2009 -
Onderwerp rapportage Arkefly Bijlage(n)
---
Geachte voorzitter,
Naar aanleiding van de door uw Kamer gestelde vraag over een vlucht van
ArkeFly informeer ik u over een aantal aspecten van het toezicht op
consumentenbescherming in de luchtvaart. Vanwege de toevoeging aan deze brief
van de eerste klachtenrapportage van de Inspectie over 2008 ontvangt u deze
brief iets later dan door mij toegezegd in het AO van 5 februari jongstleden.
Achtereenvolgens ga ik in op:
1. De resultaten van het inspectieonderzoek;
2. Second opinion van Europese collega-inspecties;
3. Rechtspraak over uitleg vertraging en annulering;
4. Klachtenoverzicht 2008 en thema-inspectie over de kennis van de
Verordening bij luchtvaartmaatschappijen.
Het inspectieonderzoek
Tijdens de begrotingsbehandeling op 2 december 2008 heeft uw Kamer mij
gevraagd onderzoek te doen naar een vlucht van ArkeFly waarover het
programma EénVandaag een uitzending had gemaakt. De gevraagde
inspectierapportage treft u aan bij deze brief.
Er is mij veel gelegen aan een goede bescherming van consumenten in de
luchtvaart. Ik kan mij goed voorstellen dat passagiers een langdurige vertraging
ervaren als een annulering. Bovendien gaat zo'n langdurige vertraging voor hen
gepaard met veel ongemak. De essentiële vraag voor de Inspectie Verkeer en
Waterstaat is: heeft Arkefly gehandeld in strijd met de Verordening? Op basis van
de feiten heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat (verder: de Inspectie)
vastgesteld dat ArkeFly niet in strijd met de Verordening heeft gehandeld.
Uit het onderzoek van de Inspectie blijkt, dat ArkeFly zich heeft gehouden aan de
bepalingen die gelden bij vertraagde vluchten. De Verordening stelt dat van een
annulering pas sprake is als een geplande vlucht niet wordt uitgevoerd.
Daarnaast is het zo dat het verhuren van toestellen, met de kans op vertraging
van geplande vluchten, door de Verordening niet wordt verboden dan wel om
nadere maatregelen van de luchtvaartmaatschappij vraagt. Ik constateer dat
ArkeFly hier bewust een commerciële afweging heeft gemaakt en vervolgens de
gevolgen van die afweging heeft afgewikkeld zoals de Verordening dat vraagt.
a
agina 1 van 1
---
Overigens geeft de Inspectie aan dat haar niet is gebleken dat ArkeFly de
Datum
Verordening structureel niet naleeft.
Ons kenmerk
Mening van andere Inspecties in Europa VENW/IVW-2009/908
De Inspectie heeft haar bevindingen voorgelegd aan de collega-toezichthouders in
Europa met de vraag of zij te maken hebben gehad met vergelijkbare gevallen en
hoe zij de interpretatie van de Nederlandse Inspectie in deze zaak beoordelen.
De Inspectie heeft reacties ontvangen van de collega's uit Groot-Brittannië,
Zwitserland, Italië, Frankrijk en Duitsland.
Evenals de Inspectie oordelen zij dat er in dit geval sprake is van een vertraging
en dat passagiers daarom volgens de Verordening geen recht hebben op
compensatie, alleen op verzorging.
Rechtspraak
In de Verordening is het begrip annulering gedefinieerd, het begrip vertraging
niet. Voor wat betreft het onderscheid tussen vertraging en annulering is in de
rechtspraak tot op heden een aantal relevante factoren geformuleerd: of het
vluchtnummer is gewijzigd, of het totale aantal geplande vluchten per week naar
dezelfde bestemming is uitgevoerd en of de vertraagde vlucht eerder is
vertrokken dan de daaropvolgende vlucht naar dezelfde bestemming. Zo blijkt
onder meer uit de uitspraken van de rechtbank Haarlem van 19 september 2007
en van de rechtbank Amsterdam van 22 januari 2009 dat een vertraging van 24
uur of meer door haar lengte niet automatisch moet worden aangemerkt als een
annulering. In beide gevallen oordeelde de rechtbank dat het ging om een
vertraging en niet om een annulering. De rechtspraak is onduidelijk over de vraag
of in dit kader ook relevant is met welk vliegtuig de geplande vlucht is uitgevoerd.
Bij het Europees Hof van Justitie liggen momenteel de volgende (prejudiciële)
vragen voor die mogelijk meer duidelijkheid kunnen geven over het onderscheid
tussen vertraging en annulering:
1) Is voor de uitlegging van het begrip "annulering" bepalend dat de
oorspronkelijke vluchtplanning wordt opgeheven, zodat bij een vertraging,
ongeacht de duur ervan, geen sprake is van annulering indien de
luchtvaartmaatschappij de planning van de oorspronkelijke vlucht niet opgeeft?
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: onder welke
omstandigheden is bij een vertraging van de geplande vlucht niet langer sprake
van een vertraging, maar van annulering? Is de duur van de vertraging daarbij
bepalend?
Het is niet te zeggen wanneer het Hof met een reactie komt op deze vragen. Tot
die tijd handelt de Inspectie volgens de huidige uitleg van de bepalingen van de
Verordening.
Inspectierapportage 2008-1 en thema-inspectie 2008
Om meer inzicht te geven in de handhavingsactiviteiten en resultaten van de
Inspectie, stuur ik u hierbij de eerste halfjaarlijkse rapportage van de Inspectie.
Deze rapportage gaat over de eerste helft van 2008. In deze rapportage laat de
Inspectie zien hoeveel en welke klachten zij in behandeling en onderzoek heeft
gehad en wat de bevindingen waren. Over het algemeen kan gesteld worden dat
luchtvaartmaatschappijen goed gehoor geven aan een interventie door de
Inspectie.
Pagina 2 van 3
Bij deze rapportage heeft de Inspectie ook de resultaten betrokken van haar
Datum
thema-inspectie in 2008. Deze inspectie was een vervolg op de eerdere thema-
inspectie in 2007 en was gericht op kennis van de Verordening bij het Ons kenmerk
afhandelingspersoneel van luchtvaartmaatschappijen en afhandelingsbedrijven. VENW/IVW-2009/908
Eén van de bevindingen bij deze inspectie-actie is dat 80% van het ondervraagde
afhandelingspersoneel goed kon uitleggen waar een passagier recht op heeft en in
welke situatie. In algemene zin kan geconcludeerd worden dat het kennisniveau
op een redelijk niveau ligt. Overigens zijn de inspecties op Schiphol bewust
gehouden op de drukste dagen van het jaar, maar deden zich, tegen de
verwachting in, geen situaties voor waarop de Verordening van toepassing was.
De conclusies van deze thema-inspectie zijn meegenomen in het
inspectieprogramma 2009.
Tot slot
Concluderend: op basis van de Verordening is er in dit geval tot mijn spijt geen
aangrijpingspunt voor compensatie. Ik kan mij echter goed voorstellen dat
passagiers een langdurige vertraging eerder ervaren als een annulering dan
hetgeen de Verordening daarvoor als definitie hanteert. Regelgeving die meer
aansluit op de beleving van de burgers is meer aanvaard door de samenleving en
is beter handhaafbaar door uitvoerende en toezichthoudende organisaties. Vanuit
die optiek ben ik benieuwd naar de antwoorden van het Europees Hof van Justitie
op genoemde prejudiciële vragen. Ik zal zelf deze casus onder de aandacht
brengen van de Europees commissaris voor Transport Tajani. Wellicht geven de
antwoorden van het Europees Hof aanleiding tot aanscherping van de definitie
van het begrip `vertraging' in de Verordening.
Hoogachtend,
DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,
ir. Camiel Eurlings
Pagina 3 van 3
Ministerie van Verkeer en Waterstaat