Ministerie van Defensie
Reactie op verzoeken project Vervanging F-16
10 maart 2009
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag
Datum 10 maart 2009
Ons kenmerk HDAB2009004081
Onderwerp Verzoeken project Vervanging F-16
In deze brief ga ik in op verschillende verzoeken van de vaste commissies voor Defensie,
Economische Zaken en Financiën en de commissie voor de Rijksuitgaven met betrekking tot
het project Vervanging F-16. Verder zal ik nader ingaan op de op 5 maart jl. ingediende
motie-Van Velzen c.s. (Kamerstuk 26 488 nr. 148).
De genoemde commissies verzochten mij op 10 februari jl. (kenmerk
2009Z02170/2009D05741) om een reactie op het proefschrift van de heer Kreemers, getiteld
`Hete hangijzers'. In de antwoorden van 16 februari jl. op de schriftelijke vragen van de leden
Eijsink, Van Velzen, Brinkman, Peters en Pechtold over de levensduur van de F-16 (kenmerk
HDAB/2009002594) ben ik reeds uitgebreid ingegaan op dit boek. Ik verwijs dan ook naar
deze antwoorden.
Op 18 februari jl. hebben leden van de vaste commissie voor Defensie deelgenomen aan een
vertrouwelijk vraaggesprek over het project Vervanging F-16. Daarbij heb ik toegezegd dat ik
de Kamer zou informeren over de vindplaats in eerdere Kamerstukken van de stuksprijs van
de JSF, waaronder de stuksprijs in euro's. Het gaat hierbij om het antwoord op vraag 26 over
het rapport van de Algemene Rekenkamer (Kamerstuk 31 300 nr. 4), het antwoord op de
vragen 3, 4 en 8 van het lid Van Velzen (Aanhangsel Handelingen TK 2007-2008, nr. 2031),
en het antwoord op vraag 28 over de jaarrapportage 2007 (Kamerstuk 26 488 nr. 68) waar
ook de stuksprijs in euro's staat vermeld.
Op 19 februari jl. heeft de commissie voor de Rijksuitgaven schriftelijke vragen gesteld over
het rapport van de Algemene Rekenkamer `Monitoring verwerving Joint Strike Fighter, stand
van zaken verwerving oktober 2008' (Kamerstuk 31 300 nr. 6), met het verzoek deze uiterlijk
Pagina 1/4
Ministerie van Defensie
5 maart jl. te beantwoorden. Mede door de noodzaak van interdepartementale afstemming is
deze termijn niet haalbaar gebleken. De Kamer zal de antwoorden op de vragen nog deze
week ontvangen.
De commissies hebben op 3 maart jl. in totaal 115 schriftelijke vragen gesteld over de
Kamerstukken 26 488 nrs. 138, 139 en 140, met het verzoek deze uiterlijk 24 maart a.s. te
beantwoorden (kenmerk 2009D08615, 2009D09895 en 2009D09900). Gezien het grote
aantal vragen en andere uitstaande verzoeken van de commissies is deze termijn niet
haalbaar. Ik zal de antwoorden op de gestelde vragen uiterlijk 1 april a.s. naar de Kamer
zenden. Tevens zeg ik toe dat ik zal voldoen aan het verzoek van 20 februari jl. (kenmerk
2009Z02984/2009D08132) om alle overige gevraagde informatie uiterlijk 1 april a.s. aan de
Kamer te doen toekomen. Ook de jaarrapportage zal ik uiterlijk 1 april a.s. aan de Kamer
doen toekomen (zie het verzoek met kenmerk 2009Z03154/2009D08635 van 25 februari jl.).
Ik besef dat dit een week later is dan de Kamer verzoekt, maar zorgvuldigheid dient in dit
proces voorop te staan.
Met de brief van 5 maart jl. (kenmerk 2009D10365) hebben de commissies drie verzoeken
gedaan over vertrouwelijke documenten. In de eerste plaats verzoeken zij de vertrouwelijke
informatie die nu ter inzage ligt op de Frederikkazerne alsnog in het gebouw van de Kamer
ter inzage beschikbaar te maken. Ik ben bereid aan dit verzoek te voldoen. Deze documenten
zullen volgens de gebruikelijke procedure ter inzage worden gegeven in het gebouw van de
Kamer.
In de tweede plaats wijzen de commissies in de brief van 5 maart jl. op de gegroeide praktijk
dat de Kamer vertrouwelijk inzage krijgt in documenten ook indien er sprake is van
"versterkte" vertrouwelijkheid, waarbij in het bijzonder de Rules of Engagement bij
uitzendingen worden genoemd. Vervolgens verzoeken de commissies alsnog om
vertrouwelijke inzage in Annex B van het derde deel van de rapportage over de
kandidatenvergelijking en in het MIVD-rapport uit 2004. Ook tijdens het VAO van 5 maart jl. is
daarover gesproken. De mening van het kabinet blijft dezelfde als schriftelijk en mondeling
verwoord. De vergelijking tussen deze beide rapporten en de Rules of Engagement bij
crisisbeheersingsoperaties gaat niet op. Rules of Engagement worden niet openbaar
Pagina 2/4
Ministerie van Defensie
gemaakt omdat militairen in de desbetreffende operatie veiligheidsrisico's zouden lopen. In
sommige gevallen krijgt de Kamer wel vertrouwelijke inzage in de Rules of Engagement. Bij
de twee genoemde rapporten speelt echter een rol dat de vertrouwelijke informatie daarin
mede is verstrekt door bondgenoten op grond van zeer strikte afspraken over
geheimhouding. In sommige gevallen strekken deze afspraken zo ver dat bepaalde
informatie alleen beschikbaar is voor specifieke functionarissen van Defensie, TNO of NLR.
Het niet nakomen van deze afspraken zou ernstige gevolgen kunnen hebben voor de
informatie-uitwisseling met andere landen, waardoor de belangen van de krijgsmacht voor
langere tijd kunnen worden geschaad. Het is niet denkbeeldig dat de toegang tot militair-
operationele informatie van bondgenoten zou worden beperkt. Bovendien is de Kamer bij het
project Vervanging F-16 wel degelijk in de gelegenheid gesteld vertrouwelijk kennis te nemen
van onderliggende, niet openbare stukken. De Kamer heeft immers al vertrouwelijke inzage
gehad in het zesdelige rapport over de kandidatenvergelijking dat ten grondslag heeft
gelegen aan de brief daarover aan de Kamer. Daarbij moet het in dit geval blijven. Om deze
reden kan ik niet ingaan op het verzoek om vertrouwelijke inzage in de Annex B en het MIVD-
rapport.
In de derde plaats verzoeken de commissies in de brief van 5 maart jl. de vindplaats te
vermelden van openbare informatie over de kandidatenvergelijking. Het betreft de brief van
18 december 2008 en de beantwoording 9 februari jl. van schriftelijke vragen over deze brief
(Kamerstukken 26 488 nrs. 131 en 138). Eerder waren al de vragenlijsten aan fabrikanten
voor de kandidatenvergelijking van 1999 en de actualisering van de kandidatenvergelijking
van 2008 op internet gepubliceerd (www.nrc.nl/nieuwsthema/jsf/article2052907.ece). Deze
vragenlijsten zijn, zoals bekend, niet door Defensie openbaar gemaakt.
Met de op 6 maart jl. ontvangen brief met het kenmerk 09-DEF-B-023 verzoeken de
commissies mij uiterlijk 10 maart a.s. te reageren op informatie die is verkregen tijdens het
recente werkbezoek van de vaste commissie voor Defensie aan Zweden. Het gaat in het
bijzonder om enkele vragen die op 17 februari jl. zijn gesteld (kenmerk 09-DEF-B-019) over
het onderzoek van het NLR naar de geluidsaspecten van de drie kandidaat-toestellen. Op
korte termijn, bij het toezenden van het NLR-rapport, zal ik ook ingaan op de gestelde
vragen.
Pagina 3/4
Ministerie van Defensie
Tijdens het VAO over de vervanging van de F-16 van 5 maart jl. is de motie-Van Velzen c.s.
ingediend waarin de regering wordt gevraagd, "aan de Raad van State voorlichting te vragen
(conform artikel 18 lid 2 van de Wet op de Raad van State) over de manier waarop de
Tweede Kamer invulling zou kunnen geven aan de controlerende functie, rekening houdende
met de afwegingen en de besluiten van de regering die gemaakt zijn bij het besluit informatie
over de vervanging van de F-16 niet openbaar te maken dan wel ook niet vertrouwelijk aan
de Kamer te willen overleggen." Ik heb deze motie tijdens het VAO ontraden omdat het
uitsluitend aan de Kamer zelf is hierover een oordeel te geven. In dit verband is relevant de
brief van de vice-president van de Raad van State aan de voorzitter van de Tweede Kamer
van 12 juli 2002. Daarin stelt hij het volgende: "De aanwijzing van een (externe) instantie die
beslist of een minister terecht inlichtingen weigert respectievelijk toetst of vertrouwelijkheid
nodig is, verdraagt zich (...) niet met onze constitutie". Zeer onlangs, in een brief aan de
leden van de Tweede Kamer van 5 februari 2009, heeft de Kamervoorzitter dit uitgangspunt
bevestigd (Kamerstukken 28 362 nrs. 4 en 5).
DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
drs. J.G. de Vries
Pagina 4/4
---- --