4. Antwoorden op kamervragen van Verdonk over de effecten van het
rookverbod op de kleine horeca
Antwoorden op kamervragen van Verdonk over de effecten van het rookverbod op
de kleine horeca
Kamerstuk, 9 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
9 maart 2009
VGP-K-U-2913532
Geachte voorzitter,
Antwoorden van minister Klink op de vragen van het Kamerlid Verdonk
(Verdonk) over de effecten van het rookverbod op de kleine horeca
(2009Z02557/ 2080913420).
Vraag 1
Bent u bekend met de situatie van vele kleine cafébedrijven die niet
in staat zijn zich aan te passen aan de nieuwe situatie die ontstaan
is door het rookverbod en failliet dreigen te gaan? Bent u bereid hier
maatregelen tegen te nemen? Zo ja, welke?
Antwoord 1
De horeca is bij uitstek een conjunctuurgevoelige branche. Het
bedrijfsleven in het algemeen ondervindt momenteel de gevolgen van de
economische crisis. Ik heb u in mijn brief van 16 december 2008
geïnformeerd over omzetontwikkelingen in de horeca en factoren die
daarbij een rol kunnen spelen. Uit de onderzoeksgegevens en de
informatie die in die brief zijn toegelicht, blijkt dat er op dit
moment geen grond is om vast te stellen dat de rookvrije horeca voor
bepaalde sectoren of (sub)groepen buitenproportioneel uitwerkt. Een
reden om voor bepaalde sectoren of groepen een uitzondering of
buitengewone ondersteuning (compensatie dan wel subsidie) te
overwegen, dient zich op basis van de in de brief toegelichte gegevens
niet aan. Verder heb ik duidelijk gemaakt dat, behalve het feit dat de
nu bekende gegevens daarvoor geen basis bieden, er de nodige
principiële en praktische bezwaren zijn tegen een uitzonderings- of
ondersteuningsregeling.
Vraag 2
Wat vindt u van het feit dat dit het einde zal betekenen van een groot
aantal dorpscafés en buurtkroegen? Denkt u dat dit een schadelijke
invloed kan hebben op de sociale cohesie binnen gemeenschappen?
Antwoord 2
Het is te betreuren dat de horeca, net als vele andere sectoren in
Nederland, de gevolgen van de economische crisis voelt. Zoals ik in
mijn antwoord op vraag 1 al aangaf is er, op basis van de beschikbare
onderzoeksgegevens en de informatie die in mijn brief van 16 december
2008 zijn toegelicht, op dit moment geen grond om vast te stellen dat
de rookvrije horeca voor bepaalde sectoren of (sub)groepen
buitenproportioneel uitwerkt.
Vraag 3
Denkt u dat het verstandig is in een tijd van economische crisis
kleine ondernemers op deze manier te belasten?
Antwoord 3
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Deelt u de mening dat het rookverbod tot concurrentievervalsende
situaties heeft geleid tussen kleine en grotere horecagelegenheden?
Bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen? Zo ja, welke?
Antwoord 4
Nee. Uit het onderzoek van TNS NIPO van december 2008 blijkt dat de
omzetontwikkeling onafhankelijk is van het al dan niet hebben van een
rookvoorziening en dat er weinig verschillen zijn qua
omzetontwikkeling tussen hele kleine, kleine, middelgrote en grotere
cafés. Alleen bij cafés met een oppervlakte van tweehonderd vierkante
meter of meer meldt een kleiner percentage een omzetdaling. Zie verder
mijn antwoord op vraag 1.
Vraag 5
Deelt u de opvatting dat een café-eigenaar zelf een keus kan maken om
rookvrij of niet rookvrij te zijn? Deelt u de mening dat de gemaakte
keus dan gehandhaafd zal moeten worden, in plaats van de Nederlandse
burger te betuttelen waar het gaat om het kiezen naar welk café hij of
zij wil gaan? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 5
Nee. Zie hiervoor ook mijn antwoord op eerdere vragen:
Tweede kamer, Vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel van de Handelingen,
570;
Tweede kamer, Vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel van de Handelingen,
1141;
Tweede kamer, Vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel van de Handelingen,
1429.
TK, vergaderjaar 2008-2009, 22894, nummer 206.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport