Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Implementatie EU-Verordening 21/2004 I&R schapen en geiten

06 maart 2009 - kamerstuk

Kamerbrief waarin de minister informeert over de invoering van individuele registratie van schapen en geiten op basis van elektronische identificatie. Op 1 januari 2010 wordt elektronische identificatie verplicht.

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
onderwerp bijlagen

D i rectie Voedselkwaliteit en Diergezondheid

Geachte Voorzitter,

Met deze brief informeer ik u over de invoering van individuele registratie van schapen en geiten op basis van elektronische identificatie. In december 2003 is tot deze verplichting op Europees niveau besloten. De regelgeving is neergelegd in Verordening (EG) nr. 21/2004. Het betreft een invoering in twee fasen. De eerste fase geldt sinds 9 juli 2005. Sinds die tijd is individuele identificatie door middel van twee identificatiemiddelen verplicht. Over de implementatie van de eerste fase bent u geïnformeerd via een brief op
17 juni 2005 (TK 29 683, nr. 3). Fase twee behelst de invoering van individuele registratie op basis van elektronische identificatie. Deze zou aanvankelijk januari 2008 van kracht worden, maar in december 2007 heeft de Raad besloten de verplichte invoering van elektronische identificatie tot januari 2010 uit te stellen. Dit is ook de invoeringsdatum die ik in Nederland nastreef. De implementatie geeft ook invulling aan actiepunt 36 uit de Nationale Agenda Diergezondheid (TK 28 286, nr. 76). In 2006 en begin 2007 heeft een pilot plaatsgevonden om na te gaan of individuele registratie in een centrale databank op basis van elektronische identificatie, zoals uitgedacht met betrokken partijen, uitvoerbaar en haalbaar was. De pilot heeft aangetoond dat dit het geval is.
Hieronder zal ik de verschillende onderdelen benoemen waar de Europese regelgeving aan lidstaten een keuzemogelijkheid laat. Daarbij zal ik aangeven op welke wijze hieraan in Nederland invulling zal worden gegeven.

Identificatiemiddelen
Sinds december 2006 is elektronische identificatie door middel van een elektronisch oormerk of elektronische maagbolus op vrijwillige basis al toegestaan. Op 1 januari 2010 wordt elektronische identificatie verplicht. Dit houdt in dat bij lammeren geboren vanaf die datum één van de twee identificatiemiddelen een elektronische transponder dient te bevatten.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
6 maart 2009 VD. 2009/249 2

Op 23 september jl. is een geamendeerde verordening in werking getreden (Verordening (EG) nr. 933/2008), op grond waarvan er ruimere mogelijkheden zijn voor het toestaan van identificatiemiddelen. Ik ben van plan alle mogelijke combinaties van identificatiemiddelen, zoals die Europees zijn toegestaan, te implementeren. Dit betekent dat als identificatiemiddel toegestaan zullen zijn de elektronische en niet-elektronische oormerken, de elektronische maagbolus, een elektronische en niet-elektronische pootband, het elektronische injectaat en de niet-elektronische tatoeage. Daarbij zijn dieren met een tatoeage, een elektronische transponder in de pootband of een injectaat Europeesrechtelijk uitgesloten van intracommunautaire handel. Tevens kunnen de elektronische pootband en het elektronische injectaat Europeesrechtelijk alleen gecombineerd worden met een regulier oormerk en niet met een niet-elektronische pootband of een tatoeage.
Hiermee krijgen houders de beschikking over een groot aantal mogelijkheden voor de toepassing van identificatiemiddelen. Tevens kan ervaring opgedaan worden met elektronische pootbanden en injectaten. Indien de ervaringen daarmee positief zijn, wil ik bij de Europese Commissie bepleiten de resterende beperkingen met betrekking tot deze identificatiemiddelen op te heffen.
Deze implementatie zal ik per 1 juli 2009 in werking laten treden. Om de nieuwe identificatiemiddelen daadwerkelijk te mogen gebruiken, moet voor die tijd een erkenning per leverancier aangevraagd worden. Hiervoor is het bedrijfsleven aan zet.

Merktermijn
Verordening (EG) nr. 21/2004 geeft aan dat de lidstaten de merktermijn mogen bepalen, met een uiterste merktermijn van zes maanden. Tot op heden worden in Nederland twee termijnen voor het identificeren gehanteerd: een termijn van maximaal dertig dagen voor het eerste identificatiemiddel en een termijn van maximaal zes maanden voor het tweede identificatiemiddel. Per 1 juli 2009 zal ik de termijn voor beide identificatiemiddelen op maximaal zes maanden zetten, onder de voorwaarde dat in geval van afvoer van de locatie van geboorte beide identificatiemiddelen voorafgaand aan de afvoer moeten zijn in- of aangebracht. Reden van deze wijziging is dat deze termijn beter aansluit bij de nieuwe mogelijkheden voor identificatiemiddelen en ook bij de wens van een deel van de sector dat er voorstander van is de dieren niet te jong te identificeren. De houders die hun dieren wel op jonge leeftijd willen identificeren, kunnen dit blijven doen.

Registratie
De doelstelling van de registratieverplichting is dat alle dieren vanaf geboorte of import tot dood, slacht of export in een centrale databank geregistreerd staan, met alle verblijfplaatsen en verplaatsingen. De verordening laat aan de lidstaten over om te bepalen of deze registratie in een centrale databank plaatsvindt. Als alternatief wordt in Verordening nr. 21/2004 toegestaan dat deze registratie plaatsvindt in een bij een houder aanwezig bedrijfsregister dat is aangevuld met de gebruikte vervoersdocumenten met daarop individuele diergegevens. De houder dient in dat geval de aantallen verplaatste dieren en de twee adressen waartussen de dieren verplaatst worden, door te geven aan de centrale databank.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
6 maart 2009 VD. 2009/249 3
Ik heb om verschillende redenen gekozen voor het centraal registreren van alle diergegevens. Deze zijn:

* Betere traceringsmogelijkheid in geval van een besmettelijke dierziekte.
* Geeft een betere controlemogelijkheid op naleving van verzamel- en preventieregelgeving.
* Ondersteunt vaccinatiemogelijkheid.

* Ondersteunt de levering van keteninformatie voortkomend uit de hygiëneverordening.

Bedrijfsregister en Vervoersdocumenten
Indien de informatie, die volgens Verordening (EG) nr. 21/2004 geregistreerd zou moeten worden in een bedrijfsregister of op een vervoersdocument, in een centrale databank wordt geregistreerd, dan mag de lidstaat besluiten het momenteel verplichte bedrijfsregister en vervoersdocument af te schaffen. Aangezien Nederland kiest voor een centrale individuele registratie zal ik het momenteel verplichte bedrijfsregister afschaffen. De verplichting van het vervoersdocument schaf ik niet af, maar ik kies wel voor een modus waarbij de houders zoveel mogelijk papierloos kunnen werken. Indien een houder de vervoersinformatie bij aanvang van een transport doorgeeft aan de centrale databank, kan de informatie in de databank als vervoersinformatie beschouwd worden. Dit voorkomt een extra handeling voor de houder, wel is de informatie tijdig beschikbaar. Indien de houder de informatie niet bij aanvang van het transport aan de centrale databank doorgeeft, dan moet de vervoersinformatie tijdens het transport aanwezig zijn en vervolgens binnen zeven dagen alsnog aan de centrale databank gemeld worden.

Derogatie slachtlammeren
Bekeken is in hoeverre Nederland gebruik zou kunnen maken van een in de EUverordening opgenomen derogatiemogelijkheid voor slachtlammeren. Deze derogatiemogelijkheid is bedoeld voor lammeren die binnen twaalf maanden binnen de eigen lidstaat geslacht worden. Deze lammeren hoeven niet elektronisch geïdentificeerd te worden. Volstaan kan worden met een enkelvoudig oormerk met daarop het nummer van het geboortebedrijf. Ondanks dat er bij rechtstreekse afvoer van het geboortebedrijf naar een slachthuis geen risico's zijn voor de traceerbaarheid en herkomst van de dieren, zal het introduceren van een tweede systematiek voor slachtlammeren het totaal duurder maken. Het beperkte aantal dieren dat van deze regeling gebruik zou kunnen maken, is te klein om de extra kosten te dekken. Daarom heb ik besloten geen gebruik te maken van de derogatiemogelijkheid.

Kosten
De invoering van individuele registratie op basis van elektronische identificatie brengt extra kosten met zich mee:

* Directe kosten voor de sector, veroorzaakt door duurdere elektronische identificatiemiddelen, eventuele aanschaf van uitleesapparatuur en meer arbeid in verband met individuele registratie in plaats van de huidige groepsregistratie. De directe kosten nemen toe van 3,8 naar 7,2 miljoen euro per jaar.
Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
6 maart 2009 VD. 2009/249 4

* Invoeringskosten voor het creëren van de centrale databank en alle overige kosten die met de invoering gepaard gaan. De eenmalige kosten hiervoor bedragen 5,1 miljoen. Deze kosten worden voor 50 procent doorberekend aan de sector, zoals dat ook gebeurd is met de kosten van de nieuwe centrale databank voor I&R-runderen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) financiert het sectordeel voor.

* Exploitatielasten na invoering in 2010. Deze kosten nemen toe van ongeveer 0,8 miljoen nu, tot 2,5 miljoen vanaf 2010. De jaarlijkse exploitatielasten worden via tarieven geheel bij de sector neergelegd, zoals dat ook met de huidige exploitatielasten gebeurt.
Het sectordeel van de invoeringskosten wordt door LNV voorgefinancierd. Het sectordeel wordt na ingebruikname van de centrale databank tezamen met de exploitatielasten via de I&R-heffing geïnd. De heffingssystematiek zal in de loop van 2009, na consultatie van de sector, worden vastgesteld. De heffing zal in belangrijke mate worden gebaseerd op het aantal dieren dat een houder heeft, volgens het principe dat de gebruiker betaalt. Ik realiseer mij dat invoering van individuele registratie in een centrale databank op basis van elektronische identificatie een behoorlijke financiële druk op de schapen- en geitenhouders legt. Daartegenover staan extra baten waarbij gedacht kan worden aan het meervoudig gebruik van de gegevens en de mogelijkheid tot het verbeteren van het bedrijfsmanagement.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg