4. 'De vrijblijvendheid voorbij'
'De vrijblijvendheid voorbij'
Toespraak, 5 maart 2009
'Orgaandonatie is een spraakmakende zaak, een onderwerp waar mensen
wat van vínden. Het is duidelijk dat de maatschappij wachtlijsten voor
transplantatie niet aanvaardbaar vindt. Het Masterplan orgaandonatie
betekent een kans om de wachtlijsten te lijf te gaan. Meer hoop voor
ernstig zieke mensen.' Dat zei minister Klink in zijn toespraak op de
landelijke startconferentie van het 'Masterplan orgaandonatie' in
Amersfoort.
Dames en heren,
`De vrijblijvendheid voorbij', zo luidt de ondertitel van het medio
vorig jaar gepresenteerde Masterplan orgaandonatie. Die paar woorden
geven precies aan waar het om gaat. Orgaandonatie is een serieuze
zaak. Een zaak die levens redt.
Maar orgaandonatie is ook een spraakmakende zaak.
Over weinig onderwerpen op mijn beleidsterrein is het afgelopen jaar
zo veel gezegd en geschreven als over orgaandonatie. Hoewel, het
rookverbod in de horeca en de problemen rond de IJsselmeerziekenhuizen
mochten er ook zijn.
De ophef rond `De Grote Donorshow' van BNN, alweer anderhalf jaar
terug, maakte in elk geval duidelijk dat orgaandonatie een onderwerp
is waar mensen wat van vínden.
Uit alles wordt duidelijk dat de maatschappij wachtlijsten voor
transplantatie niet aanvaardbaar vindt. En ook ik niet. Ik was dan ook
blij met het Masterplan en de daaropvolgende debatten in de Kamer en
in de media.
In mijn ogen betekent het Masterplan orgaandonatie een kans om de
wachtlijsten te lijf te gaan. Onder leiding van Paul Beerkens van de
Nierstichting en professor Hans de Fijter is daar een jaar lang hard
aan gewerkt. In het Masterplan worden oplossingen benoemd op het vlak
van voorlichting over orgaandonatie, donatie bij leven en de
organisatie van donorwerving in ziekenhuizen. En er is onderzoek
gedaan naar het beslissysteem, het thema dat in de media en in de
politiek de meeste aandacht kreeg. Die discussie is nog niet afgerond,
omdat er nog onderzoek wordt gedaan naar enkele aspecten daarvan.
Maar dat betekent niet dat we nu stil zitten en wachten op de
resultaten van het onderzoek.
Na het debat in de Tweede Kamer moesten we - en daar bedoel ik alle
partijen mee die een rol spelen in de orgaandonatie - zo snel mogelijk
beginnen. Ik ben dan ook verheugd over de stappen die in Groningen en
Leiden al zijn gezet en het feit dat wij hier nu bij elkaar zijn op
deze landelijke startconferentie.
Ik ben er van overtuigd dat we het aantal transplantaties kunnen
verhogen door ziekenhuizen beter hun werk te laten doen. We hebben de
ziekenhuizen daar, in het verleden, te weinig toe in staat gesteld. Ik
verwacht veel van de professionaliteit van de Nederlandse
ziekenhuizen. Als orgaandonatie in alle ziekenhuizen echt prioriteit
krijgt, kan ook bij ons het aantal postmortale transplantaties
structureel hoger zijn.
En dan bedoel ik niet alleen prioriteit van alle drukbelaste
verpleegkundigen en artsen, maar juist óók van het management en de
Raad van Bestuur van een ziekenhuis.
Dat gevoel van prioriteit is niet altijd vanzelfsprekend, dat begrijp
ik goed. Een donatieprocedure stuurt reguliere processen in de war en
het donororgaan of het weefsel is zelden bestemd voor een van uw eigen
patiënten. Dan is het voor u als intensivist of verpleegkundige zaak
dat u zich van hogerhand gesteund weet.
Hoe bereiken we dat een relatief klein aspect van de zorg als
orgaandonatie in alle lagen van het ziekenhuis als prioriteit wordt
gevoeld? Misschien wel door een indicator donorwerving op te nemen in
de Basisset Ziekenhuisindicatoren, zodat donorwerving een jaarlijks
terugkerend onderwerp van gesprek is tussen de Inspectie en de Raad
van Bestuur. Een aansprekend idee, dat ik graag verder zou willen
uitwerken, omdat ik ervan overtuigd ben dat het een grote impuls zou
geven aan de aandacht voor goede donorwerving op bestuurlijk niveau.
Aandacht voor een overleden patiënt, waarmee, hoe tegenstrijdig ook,
veel vermijdbare sterfte kan worden voorkomen. Donorzorg is ook
patiëntenzorg.
Alleen redt u daarmee niet het leven van uw eigen patiënt, maar
mogelijk wel dat van twee, drie of zelfs vijf patiënten.
Geachte aanwezigen,
Ik ben erg blij met de toenemende betrokkenheid van intensivisten en
neurologen in het donatieproces. Het is van het allergrootste belang
dat zij donorwerving en donorzorg tot hun professionele
verantwoordelijkheid rekenen. Daarmee is een slag geslagen, maar de
strijd nog niet gewonnen: donorwerving en donorzorg moeten nog beter
worden georganiseerd en nog beter worden ondersteund.
Deze strijd moet overigens ook in andere landen beslecht worden, en
van andere landen kunnen we veel leren. Een goed voorbeeld is Spanje,
een land dat de meeste donaties kent. Een ingrijpende herziening van
de aanpak in de ziekenhuizen leidde daar tot een ontzagwekkende én
blijvende stijging van het aantal donoren. Ook in de Verenigde Staten
is men erin geslaagd de weg omhoog te vinden door een betere
organisatie van de donorwerving. U hoort daar later vandaag meer over.
In Groot-Brittannië staat men voor de uitdaging om het aantal donaties
te verhogen met 50 procent. Om dat te bereiken zijn in het rapport
`Organs for Transplant' door de Organ Donation Taskforce 14 concrete
aanbevelingen gedaan, ook over de organisatie in ziekenhuizen. Dat
sterkt mij in het idee dat we in de ziekenhuizen veel kunnen bereiken,
als we daar allemaal in investeren.
Voor de beroepsgroepen ligt de opgave om duidelijk te maken wat goede
donorwerving inhoudt. En dat goede ervaringen worden uitgewisseld en
ziekenhuizen worden ondersteund bij een snelle invoering daarvan.
Tegelijkertijd moet de kwaliteit en capaciteit van uitname en
transplantatie worden verbeterd. Ik zal ook mijn steentje bijdragen,
onder meer door het beschikbaar stellen van fondsen voor onderzoek en
experimenten die kunnen leiden tot een verdere verbetering van het
donatieproces.
Een van die verbeteringen is bijvoorbeeld het aangepaste
organisatiemodel zoals dat in de koploperregio Groningen zal worden
toegepast. Een model waarbij een scheiding is aangebracht in de
verantwoordelijkheden voor werving en uitname:
o Voor donorwerving ligt de eerste verantwoordelijkheid bij de
behandelend arts, vaak een intensivist. Per regio worden
`donatieartsen' aangesteld, die verantwoordelijk zijn voor de
donorwerving in een regio.
o Bij de uitname ligt de primaire verantwoordelijkheid bij het
transplantatiecentrum in de persoon van een transplantatiearts. Deze
ziet erop toe dat er geen organen verloren gaan én dat de
donorziekenhuizen zo weinig mogelijk belast worden door de
uitnameprocedure. De transplantatiearts wordt ondersteund door de
transplantatiecoördinatoren. De feitelijke uitname zal blijven
gebeuren door de uitnameteams.
Dit zijn waardevolle voorstellen die het zwaartepunt van de keten meer
leggen bij de artsen in het donorziekenhuis. Dit sluit goed aan bij de
visie dat `donorzorg óók patiëntenzorg is'. Donatiearts en
transplantatiearts zijn voortaan samen verantwoordelijk voor de hele
keten in de regio. Het streven is dat het nieuwe model in 2010
geleidelijk landelijk wordt ingevoerd.
Het is natuurlijk wel zo dat de donorziekenhuizen hiermee
probleemeigenaar zijn van het tekort aan donoren. Dat is waar. Maar in
diezelfde donorziekenhuizen ligt ook de sleutel tot de oplossing, en
we moeten er alles aan doen om samen met die ziekenhuizen de oplossing
binnen bereik te brengen.
Daarvoor zullen we ook de voorlichting aanpakken, want ook daar is
winst te behalen. Denk bijvoorbeeld aan de voorlichting over het
fenomeen `hersendood'. Het lijkt erop dat nabestaanden soms geen
toestemming geven voor orgaandonatie omdat in hun perceptie de patiënt
niet echt is overleden. Precieze cijfers ontbreken hier nog over, maar
in het Masterplan is een schatting van 50 procent genoemd bij
niet-geregistreerde donoren. Volgens mij is het mogelijk een stijging
van het toestemmingspercentage voor donatie te verwerkelijken. Het is
goed dat het Erasmus MC hier onderzoek naar gaat doen. In de
communicatie met donoren en nabestaanden kunnen we het onderwerp
daardoor hopelijk beter bespreekbaar maken.
In mijn ogen kan ook een goede financieringsstructuur een positieve
bijdrage leveren aan een succesvolle donorwerving. Het ligt voor de
hand dat extra inspanningen worden beloond en dat alle kosten rondom
de individuele donor moeten worden betaald. Of het nu tot uitname of
transplantatie komt of niet. Deze verbeterde financieringsstructuur
moet per 1 januari 2010 een feit zijn. Ik onderzoek bovendien ook of
het mogelijk is om donorziekenhuizen een financieel voordeel te geven
als het daadwerkelijk tot een transplantatie komt. De wetenschap dat
succes wordt beloond, is een prikkel om steeds te zoeken naar
verbeteringen.
Rond donatie bij leven staat ook al het nodige in de steigers. Er komt
snel een nieuwe onkostenvergoeding voor die mensen die zo moedig zijn
om met een van hun nieren een mensenleven te redden. En er wordt hard
gewerkt aan een oplossing voor de indicatie voor thuiszorg. Met mijn
collega Donner ben ik in overleg over de problemen waar kleine
zelfstandigen tegenaan lopen.
Dames en heren,
Ik rond af met een oproep aan u allen om de voornemens uit het
Masterplan Orgaandonatie serieus op te pakken. Er is in Nederland een
tekort aan donoren en er zijn wachtlijsten. Daar moet iets aan
gebeuren. En ik ben ervan overtuigd dat de verbeteringen die in gang
zijn gezet, zullen leiden tot meer donaties en kortere wachtlijsten.
Dus meer hoop voor ernstig zieke mensen. Ik heb er vertrouwen in dat u
succes zult boeken.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport