4. Veiligheid medische technologie thuis
Veiligheid medische technologie thuis
Kamerstuk, 5 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
DLZ-KZ/2916516
5 maart 2009
1. Inleiding
Met deze brief informeer ik u over de uitkomsten van een onderzoek
dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft uitgevoerd in
het kader het toepassen van infuuspompen in de thuiszorg. Het
rapport van de IGZ "Infuuspompen in de thuissituatie; een goede
ontwikkeling maar de toepassing moet veiliger" treft u als bijlage
bij deze brief aan.
2. Het rapport in het perspectief van de toenemende technologie in de
thuiszorg
De medische technologie in de zorg thuis neemt toe. In dit geval
gaat het over infuuspompen, maar het speelt bijvoorbeeld ook bij
het toepassen van domotica, zorg waar `screen-to-screen'
verbindingen worden toegepast en thuisbeademing. Patiënten hebben
hier voordeel van. Het leidt echter tot risico's waar de zorg
thuis niet altijd op is bedacht.
3. Belangrijkste bevindingen en aanbevelingen
Het RIVM schat het aantal infuusbehandelingen in de thuiszorg in
Nederland in 2009 op 25.000. De IGZ heeft 123 instellingen
benaderd waarvan 20 instellingen werken met infuusbehandeling. De
meeste instellingen zien af van deze zorg, onder meer omdat ze
niet beschikken over gekwalificeerd personeel. De met de eerder
genoemde 20 instellingen samenwerkende patiënten, huisartsen,
specialisten, transferverpleegkundigen en fabrikanten en
leveranciers zijn eveneens bezocht. In sommige situaties
koopt/huurt de zorgverzekeraar de infuus apparatuur die bij de
cliënt wordt gebruik. Onder andere hierdoor is er sprake van
complexe zorg. In de 20 bezochte instellingen wordt intussen
volgens de richtlijnen van de IGZ gewerkt.
De IGZ noemt in haar rapport een 24-tal maatregelen en
aanbevelingen voor verschillende partijen, die zij noodzakelijk
acht voor een goede toepassing van infuuspompen in de
thuissituatie. De aanbevelingen hebben onder meer betrekking op
beleidsmatig vaststellen wanneer organisaties infuusbehandeling
wel en niet uitvoeren, wanneer medewerkers bekwaam zijn, de
verantwoordelijkheid voor uitvoeringsverzoeken van voorschrijvende
artsen, de verantwoordelijkheid van artsen om te toetsen of
medewerkers bekwaam zijn. Het gaat ook om risicoanalyse door
fabrikanten en leveranciers en het opstellen van normen door
beroepsorganisaties van een minimaal aantal uitgevoerde
infuusbehandelingen per jaar om bekwaam te kunnen zijn.
De IGZ kondigde in haar rapport een handhavingsstrategie voor de
komende jaren aan.
4. Reactie
Het rapport constateert toenemend gebruik van medische technologie
in de zorg thuis. De veiligheid is daar vaak kwetsbaar. Dit komt
door het grote aantal samenwerkende partijen bij een handeling die
relatief weinig voorkomt (gemiddeld drie per huisarts per jaar) en
waar relatief veel kennis en vaardigheden voor nodig zijn.
Navraag bij de IGZ leert mij dat er over de periode van het
rapport, september 2006 tot januari 2007, één incident met
infuuspompen in de thuiszorg bekend is. Van een recenter incident
heeft de IGZ het onderzoek nog niet afgesloten. Beide incidenten
kenden een dodelijke afloop. Ik betreur deze incidenten zeer. Deze
incidenten waren voor de IGZ mede aanleiding voor het realiseren
van een toetsingskader. Het toepassen van dit toetsingskader bij
20 instellingen is voor de IGZ aanleiding geweest om de
aanbevelingen uit haar rapport helder te communiceren naar de
gehele sector en tot gerichter toezicht over te gaan.
Ik vind het belangrijk dat de IGZ aandacht heeft voor de
veiligheid van nieuwe technische ontwikkelingen in de zorg voor
mensen thuis. De IGZ heeft een handhavingskader met normen
ontwikkeld dat richting geeft aan het beleid voor de veiligheid
van cliënten in deze sector. De werkelijke realisatie van
veiligheidsbeleid wordt, naast communicatie, verder versterkt door
de aankondiging in het werkplan 2009 van de IGZ van scherper
toezicht op dit terrein.
Ik verwacht dat het handhavingsbeleid van de IGZ leidt tot meer
bewustheid en aandacht voor veiligheid. Dit zijn noodzakelijke
voorwaarden om mogelijke risico's tot een absoluut minimum te
beperken.
De staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport