ChristenUnie
Bijdrage Joël Voordewind aan het AO fragiele staten
donderdag 19 februari 2009 17:00
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Wij voeren deze
discussie in een lastige tijd waarin wij te maken hebben met een
kredietcrisis waarmee ook ontwikkelingssamenwerking te maken heeft,
omdat die gekoppeld is aan het bnp. Daarom staan de uitgaven onder
druk. Dat heeft effect op mensen met name in fragiele staten en landen
die noodhulp ontvangen. Het heeft niet alleen effect op de
verminderende overheidsuitgaven vanuit ontwikkelingssamenwerking, maar
natuurlijk ook op de mensen zelf, bijvoorbeeld door de voedselcrisis
en alle dingen die daar nog eens bovenop komen. Daarom pleit de
fractie van de ChristenUnie er niet voor, nog eens extra te
bezuinigen, zoals ik hier af en toe wel hoor. Wij hebben die koppeling
aan het bnp.
Wat de nota betreft, hebben wij grote waardering voor deze minister,
want hij steekt wel zijn nek uit. Dat vergt moed. Het zijn kwetsbare
landen, het zijn landen met overheden die soms dubieus zijn. Waar
overheden dubieus en corrupt zijn en er geen houvast meer is om iets
te doen met steun van overheid tot overheid, moeten wij dat ook niet
doen. Een voorbeeld daarvan is wat de minister heeft gedaan in het
geval van Rwanda. Waar je echter lichtpuntjes ziet en "good
governance" zou kunnen stimuleren, motiveren en verbeteren, moet je
dat wel doen. Dat doe je dan ook voor het bedrijfsleven. Immers, je
moet nu eenmaal een stabiel bestuur hebben met stabiele regelgeving,
wil je aantrekkelijk zijn voor het internationale bedrijfsleven. Dus
nogmaals waardering voor de nota, ook omdat fragiele staten niet op
zichzelf leven, maar ook een groot effect hebben op de regio.
Er is gezegd dat fragiele staten vanwege het effect op de regio moeten
worden aangepakt. Ik ben het met collega Ferrier eens dat wij dat ook
kunnen omdraaien: als je dat doet, probeer dan ook tot een regionale
aanpak te komen. Wij hebben het net al over Tsjaad gehad dat je niet
los kunt zien van Soedan. Dus zoveel mogelijk proberen een en ander in
een regionale aanpak te doen.
Wat ik nog te onderbelicht vind in de nota is het maatschappelijk
middenveld. Collega Ferrier heeft dat ook al genoemd. Er wordt gezegd:
wij doen aan internationale steun en als wij niet aan overheidssteun
zouden kunnen doen, dan zouden wij naar het maatschappelijke
middenveld moeten kijken. Ik denk dat ze allebei zouden kunnen, dus
tegelijkertijd overheid én ondersteuning van het maatschappelijk
middenveld. Daar waar het lastig gaat of waar de ontwikkelingen met de
overheid langzaam gaan, weten wij ook dat het maatschappelijke
middenveld een countervailing power kan geven. In landen als Iran --
dat is dan wel geen fragiele staat -- waar internationale druk van
buitenaf lastig is, proberen wij toch om het maatschappelijke
middenveld van onderop te stimuleren, zodat die countervailing power
ook ontstaat. Ik noem eveneens de rol van religieuze organisaties,
zoals kerken. In veel landen die wij als fragiele staat ondersteunen,
zijn die ook aanwezig. Kijk alsjeblieft ook naar die sector, naar de
ground root organisaties die heel veel invloed kunnen hebben en druk
op de overheid kunnen uitoefenen.
In Soedan wordt ingezet op een pooled fund. Dat is goed, want het
stimuleert juist participatie, maar het duurde wel lang voordat tot
uitbetaling werd overgegaan. Hoe stimuleert de minister nu in dit
specifieke geval dat die fondsen ook toegankelijk zijn voor de lokale
bevolking en ngo's en dat die ook betrokken worden in het overleg? Wat
wij ervan horen, zijn de drempels voor ngo's nogal hoog om toegang te
krijgen tot dat pooled fund.
Ik heb al iets over die regionale benadering gezegd. Kortheidshalve
sluit ik mij op dat punt aan bij de woorden van collega Ferrier.
De nota gaat uit van de 3D-benadering en dat is een prima
uitgangspunt, maar de D van diplomatie blijft wat de fractie van de
ChristenUnie betreft nog wel iets te onderbelicht. Dat heeft misschien
ook wel te maken met de meerwaarde van Nederland die ik zoek als het
gaat om betrokkenheid bij fragiele staten. Ik weet dat de minister
donorcoördinatie zeer op prijs stelt: kijken wie wat doet, geen dingen
dubbel gaan doen of niet nog eens een paar miljoen bovenop een al heel
groot bedrag leggen. In mijn inbreng bij de behandeling van de
begroting voor Buitenlandse Zaken heb ik een aantal dingen gezegd waar
Nederland volgens mij sterk in is, zoals milieu. De minister geeft
daar 500 mln. aan. Dat is heel goed en ik hoop zeker dat het dit
bedrag blijft, ook in wat lastiger tijden. In het bredere plaatje van
ontwikkelingssamenwerking kan Nederland dus zeker een meerwaarde
hebben. Ik heb toen ook de categorie water genoemd met een prins die
watermanagement heel goed internationaal op de kaart zet. Ik heb het
onderdeel landbouw met onze eigen universiteit van Wageningen genoemd.
In dat kader vind ik het ook belangrijk dat Nederland een meerwaarde
heeft op het gebied van justitie, zoals de minister ook zelf al noemt,
en versterking van de rechtsstaat met het Internationale Strafhof in
Nederland en de kennis die wij al in huis hebben. De minister wil
daarop inzetten en afhankelijk van beschikbaarheid politie- en
justitie-experts inzetten in fragiele staten. De minister zegt daarbij
"afhankelijk van de beschikbaarheid", maar ik zou zeggen: laten wij
daar proactief in investeren, laten wij ervoor zorgen dat wij een pool
van justitie-experts krijgen, zodat wij die gerichter dan nu kunnen
inzetten in juist die fragiele staten waarin je toch juist dat
justitieapparaat zou moeten willen versterken. Ik geef de minister dat
maar even mee.
Voorzitter. Ik mis nog aandacht voor vluchtelingen, waarmee wij toch
ook in die fragiele staten te maken hebben. Misschien kan de minister
daar nog iets over zeggen, los van de noodhulp. Hoe werkt de
vluchtelingenproblematiek uit in de fragiele staten?
Ten slotte nog een opmerking over de bestedingen. Ik heb dat rijtje
gezien, gekoppeld aan de definitie van fragiele staten met heel grote
verschillen. Rwanda en Oeganda staan er niet in, maar in de
linkertabel van ontwikkeling staat daar dan wel weer een sterretje
bij. Je zou nog een discussie kunnen voeren over de vraag of het nu
een fragiele staat is die niet in staat is om de eigen bevolking van
de basale goederen te voorzien of niet. Ik wil die discussie nu niet
voeren, maar ik zie wel grote verschillen in het rijtje van
bestedingen in fragiele staten. De Palestijnse gebieden met 4,5
miljoen inwoners krijgen van de minister 34 mln., terwijl Congo met 40
miljoen inwoners 6,9 mln. krijgt. De minister kan dan zeggen dat er
internationaal al veel geld aan Congo wordt besteed, maar dat geldt
gelukkig ook voor de Palestijnse gebieden. Dus vanwaar die grote
verschillen ook als je het qua problematiek bekijkt? Congo wordt
geconfronteerd met een zeer serieuze problematiek, maar krijgt toch
maar 6 mln. Ik hoop dat de minister ook hierop nog kan reageren.
De heer Boekestijn (VVD): Ik begrijp dat de ChristenUnie zich
uitspreekt voor een tweesporenbeleid, zowel aan de bovenkant, de
overheid, als het maatschappelijk middenveld. Terecht zei u in mijn
richting dat als wij willen dat ook de private sector iets doet, dan
ook de overheid wel moet functioneren. Dat is waar, daar is geen speld
tussen te krijgen. De vraag is alleen of het kan. Moet ik bijvoorbeeld
uw opmerking over Congo zo interpreteren dat wij moeten proberen om
het bestuur van Congo te verbeteren? U weet dat Congo wel een heel erg
moeilijk geval is. Ik zou niet weten hoe je zinvol met de Congolese
regering iets zou kunnen doen.
De voorzitter: U begint nu met de beantwoording van uw eigen vraag,
maar dat zou ik liever willen overlaten aan de heer Voordewind.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Met die beantwoording was ik het
niet eens, voorzitter. In Congo moeten wij natuurlijk een scala aan
instrumenten inzetten en dat doet de minister ook. Hij zet in op de
multilaterale organisaties, hij zit in Congo ook aan tafel en probeert
daar ook de bestedingen te sturen en tegelijkertijd stimuleert hij
daar ook de ngo's om in de haarvaten van dat heel lastige en
uitgestrekte gebied de mensen te bereiken. Je moet daar dus en en
toepassen. Ook moet je, weliswaar met beperkte middelen,
overheidssteun verlenen, want dat is inderdaad heel fragiel daar. Wat
mij betreft moet je ook met veel meer middelen ngo's ondersteunen,
want die zitten in de haarvaten, en de multilaterale organisaties. Het
kan dus allemaal: en, en, en.
De heer Boekestijn (VVD): Slechts één zinnetje!
De voorzitter: Daar ben ik dan heel benieuwd naar!
De heer Boekestijn (VVD): En dat en, en, en geldt dus voor alle
fragiele staten?
De heer Voordewind (ChristenUnie): Wij hebben hier een discussie gehad
over Rwanda en de betrokkenheid bij Congo. Waar een regime aantoonbaar
geweld stimuleert met geweld, de eigen bevolking onderdrukt, corrupt
is tot op het bot, moet je natuurlijk zeggen dat je geen geld meer
stopt in de steun van overheid tot overheid. De minister heeft dat
zelf onderzocht, mede op verzoek van mevrouw Ferrier en anderen.