Datum: 4 maart 2009
Nadere informatie verkrijgbaar bij: Henry van der Wiel (tel.
070-3383378), Dick Morks (tel. 070-3383477)
Startersbeleid kan goed zijn voor economie
Beleidsmakers hebben starters hoog in het vaandel staan, want starters
zijn innovatief en zorgen daarmee voor economische groei. Bovendien
stimuleren starters de groei omdat ze bestaande concurrenten prikkelen
om te vernieuwen en efficiënter te werken. Toch is beleid dat zich
richt op het bevorderen van het aantal starters, zelf niet effectief.
Het startersbeleid kan zich beter richten op onnodige regels die
toetreding van mogelijke starters belemmeren. Dit vereist wel een
kosten-batenanalyse, omdat sommige regels juist publieke belangen
proberen te waarborgen zoals gezondheid en milieu.
Dit concludeert het Centraal Planbureau (CPB) in het vandaag
verschenen CPB Document Relation entry, exit and productivity; An
overview of recent theoretical and empirical literature. Deze studie
verkent recent internationaal empirisch en theoretisch onderzoek naar
de samenhang tussen starters, opheffingen, innovatie en de groei van
de economie. De verkenning wordt vertaald in opties voor
startersbeleid.
Verschillende opties voor startersbeleid
De inzichten uit de theorie gecombineerd met de empirische bevindingen
leveren enkele implicaties en opties op voor het startersbeleid.
Het stimuleren van het aantal starters moet geen doel op zich zijn.
Beleid moet zich richten op welvaart en deze kan ook worden bevorderd
zonder starters, zolang bestaande bedrijven op de markt maar onderling
voldoende concurreren. De dreiging van potentiële starters alleen al
kan deze bedrijven prikkelen tot innovaties en tot efficiënter werken.
Deze dreiging wordt mede bepaald door het gemak waarmee starters op
een markt actief kunnen worden.
In concreto zijn er drie mogelijke marktimperfecties, gerelateerd aan
het starten van een bedrijf, die mogelijk aanleiding geven voor het
voeren van een startersbeleid door de overheid: marktmacht van
bestaande bedrijven, externe effecten en falen van de kapitaalmarkt.
I Beperken marktmacht bestaande bedrijven
Starters kunnen worden belemmerd om tot de markt toe te treden door
het gedrag van bestaande bedrijven of door institutionele obstakels.
De gevolgen hiervan zijn hogere consumentenprijzen en mogelijk minder
starters dan wenselijk is vanuit welvaartsperspectief. Voor het
misbruik van marktmacht is er de bestaande regulering via
toezichthouders als de NMa. Marktmacht ontstaat soms ook door
institutionele beperkingen, zoals het verkrijgen van
(bouw)vergunningen en andere te doorlopen procedures en de lange tijd
die starters moeten wachten op een vergunning om te starten. Uit
OESO-studies blijkt dat Nederland internationaal niet voorop loopt met
lage toetredingsdrempels.
II Omgaan met externe effecten
Van de innovaties van starters kunnen sommige bedrijven profiteren
door deze te imiteren, terwijl andere concurrerende bedrijven last
hebben van de innovatie door starters. In beide gevallen nemen
starters deze winsten en verliezen niet mee in hun beslissing om een
bedrijf te beginnen. Deze externe effecten kunnen een reden voor
overheidsingrijpen zijn. Bij positieve externe effecten, waarbij
andere bedrijven profiteren van de innovaties van starters, zijn er
vanuit welvaartsperspectief te weinig starters. Bij negatieve externe
effecten zijn er teveel starters doordat dit ten koste gaat van
andermans innovaties. De studie concludeert dat beleid zich hier
vooral moet richten op een goede inrichting van het intellectueel
eigendom en het subsidiëren van innovaties (via bijvoorbeeld de WBSO).
Dit zijn meestal effectievere instrumenten dan het startersbeleid zelf
omdat ze direct aangrijpen op de marktimperfectie. Aandachtspunt is
wel dat bedrijven door intellectuele eigendomsrechten teveel
marktmacht kunnen krijgen. Dus er kan sprake zijn van een afruil
tussen marktmacht en externe effecten.
III Beperken imperfecties op kapitaalmarkt voor starters
Problemen op de kapitaalmarkt kunnen ook leiden tot te weinig starters
vanuit welvaartsperspectief. Zulke problemen treden op bij
asymmetrische informatie tussen de geldverschaffer en de potentiële
starter, waarbij de ene partij meer of betere informatie heeft dan de
andere. Dit verzwakt de financiële positie van starters ten opzichte
van zittende bedrijven. Het aantonen van dergelijke problemen is
echter in de praktijk moeilijk. Aan het opzetten van een nieuw bedrijf
zit nu eenmaal een relatief hoger risico met bijbehorend hogere
renteopslag vast dan aan een nieuwe activiteit van een bestaand
bedrijf.
Verlaging toetredingsbelemmeringen mogelijk kansrijk; kosten en baten
echter onbekend
Gegeven bestaande regelgeving en beleidinstrumenten is het aanpakken
van toetredingsbelemmeringen door onnodige regels een nader te
overwegen beleidsoptie voor Nederland om de welvaart te bevorderen.
Dit kan niet zomaar. Sommige toetredingsbelemmeringen zijn juist in
het leven geroepen om publieke belangen te waarborgen zoals gezondheid
en milieu. Daarom is een kosten-batenanalyse vereist om tot een
weloverwogen aanpak te komen. Hierbij zijn alternatieven denkbaar om
via startersbeleid de economische groei te bevorderen.
CPB Document 180, Relation entry, exit and productivity; An overview
of recent theoretical and empirical literature, is te bestellen bij:
Bibliotheek Centraal Planbureau
Postbus 80510
2508 GM Den Haag
Telefax: 070-3383350
E-mail: bibliotheek@cpb.nl
Prijs: 9,- euro
De publicatie is tevens (gratis) beschikbaar als PDF-bestand.
Centraal Planbureau