4. Inzake fusiebesprekingen tussen Rivas Zorggroep en zorgverzekeraar
Univé
Inzake fusiebesprekingen tussen Rivas Zorggroep en zorgverzekeraar Univé
Kamerstuk, 4 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MC-K-U-2892201
4 maart 2009
Antwoorden van minister Klink op de vragen van de Kamerleden Smilde en
De Vries (beiden CDA) over fusiebesprekingen tussen Rivas Zorggroep en
zorgverzekeraar Univé (ingezonden 31 oktober 2008).
Vraag 1
Kent u het artikel "Aanbieder zorg praat met Univé over fusie" en het
interview met directeur Pieter de Kort van de Rivas Zorggroep?
Antwoord 1
Alvorens ik overga tot het beantwoorden van de vraag, wil ik graag
even kort ingaan op het proces. Ik ben mij er namelijk terdege van
bewust dat de beantwoording lang op zich heeft laten wachten, ook
langer dan ik oorspronkelijk voorzag. Daarvoor bied ik U oprecht mijn
excuses aan. Gegeven de samenhang met recenter vragen van Uw Kamer
over voornemens van het Vlietland Ziekenhuis, zorgverzekeraar DSW en
andere partijen, heb ik er voor gekozen de vragen gelijktijdig te
beantwoorden.
Dan nu mijn antwoord op de voorliggende vraag. Ja, ik ben bekend met
het artikel "Aanbieder zorg praat met Univé over fusie" en het
interview met directeur Pieter de Kort van de Rivas Zorggroep.
Vraag 2
Deelt u de mening dat een sterke samenwerking op het terrein van
gezondheidsprogramma's ook mogelijk moet zijn zonder fusie? Is het u
bekend of er van overheidswege belemmeringen zijn voor Rivas en Univé
om het preventieprogramma zo uit te voeren als hen voor ogen staat? Zo
ja, welke belemmeringen zijn dat?
Antwoord 2
Het antwoord op de eerste vraag is "ja". Samenwerking kan op vele
manieren worden georganiseerd. Een fusie is organisatorisch gezien de
meest vergaande vorm maar het kan bijvoorbeeld ook op basis van
wederzijdse afspraken.
Wat Rivas en Univé precies voor ogen staat met het preventieprogramma
-- in de zin van een gemeenschappelijk plan -- haal ik niet uit de
aangehaalde artikelen. Het interview geeft wel een beeld van de
preventieve wijze van denken van directeur De Kort. Die denkwijze
spreekt mij aan. Evenals hij ben ook ik onder de indruk geraakt van de
wijze waarop een organisatie als Kaiser Permanente preventieve zorg
heeft geïntegreerd in de gezondheidszorg. Zonder die werkwijze één op
één over te willen nemen zie ik dat als één van de inspiratiebronnen
voor Nederlandse initiatieven. Gelukkig ontluiken die inmiddels op
meerdere plaatsen, waaronder in Gorinchem. Ik zie geen zwaarwegende
belemmeringen die deze initiatieven in de weg staan. De Kort noemt een
negatieve prikkel voor verzekeraars dat een investering in
gezondheidsprogramma's niet rendeert op het moment dat iemand
overstapt. Ik draai het liever om: als je goed investeert heb je ook
iets waarmee je klanten vasthoudt en nieuwe kunt aantrekken. Ook
daarvan is Kaiser Permanente een mooi voorbeeld; zij (kunnen) zich
onderscheiden met hun gezondheidsresultaten.
Vraag 3
Wat zijn de gevolgen van een eventuele fusie voor de verzekerde? Hoe
kan bij een fusie tussen zorgverzekeraar en zorgaanbieder de
keuzevrijheid van de verzekerde worden geborgd? Kan voorkomen worden
dat gezond levende verzekerden bevoordeeld worden?
Antwoord 3
Met inachtneming van het antwoord op vraag 5, tast een fusie tussen
een verzekeraar en een zorgaanbieder niet de vrijheid aan van de
verzekerden (bij de fuserende verzekeraar) om over te stappen naar een
andere verzekeraar als de verzekerde van mening is dat de
keuzemogelijkheden van zijn polis door de fusie te veel worden
ingeperkt. Overigens: voor een verzekerde met een restitutiepolis, op
grond waarvan hij voor zijn zorg in principe naar alle zorgverleners
mag gaan, verandert er niets bij een dergelijke fusie.
Een speciale borging van de keuzemogelijkheden voor verzekerden,
aanvullend op de fusietoets van de Nederlandse Mededingingsautoriteit
(NMa), de instrumenten van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de
uitvoering van de huidige beleidsagenda, is wat mij betreft niet aan
de orde. Wel zal ik, juist vanwege het grote belang dat ik, met u,
hecht aan voldoende keuzemogelijkheden, monitoren in hoeverre
verticale integratie voldoende keuzemogelijkheden en daarmee voldoende
competitie in de weg kan staan (zie ook het antwoord op vraag 5 voor
een nadere toelichting op de mogelijkheden van de NMa en de NZa om de
keuzemogelijkheden van de verzekerden en cliënten te borgen en het
antwoord op vraag 4 van het Kamerlid Schippers, ingezonden 3 november
2008).
Vanwege het belang van het onderwerp hebben de Staatssecretaris en ik
u onlangs toegezegd om u nog in het voorjaar een brief te doen
toekomen over het onderwerp goed bestuur bij zorgaanbieders. In die
brief zullen we ook nader ingaan op het onderwerp verticale integratie
(zie Aankondiging brief goed bestuur bij zorgaanbieders, d.d. 20
januari, kenmerk MC-U-2907953).
Tot slot: gezonde verzekerden zijn door hun gezondheid per definitie
bevoorrecht ten opzichte van ongezonde verzekerden. Tegen de
achtergrond van de sociale waarborgen in onze zorgverzekering (zoals
het risicovereveningssysteem) zie ik geen andere vormen van
bevoordeling van gezonde verzekerden die ik beleidsmatig zou willen
voorkomen.
Vraag 4
Is het u bekend of er meer initiatieven zijn om te komen tot verticale
fusie?
Antwoord 4
Voor zover U doelt op initiatieven om te komen tot een juridische
fusie tussen zorgaanbieders en zorgverzekeraars zijn mij geen
initiatieven bekend. Wel ben ik bekend met de samenwerkingsplannen van
het Vlietland Ziekenhuis, zorgverzekeraar DSW en andere partijen. Zie
ook mijn antwoorden op over die casus gestelde vragen van Uw Kamer
(d.d. 8 januari jl).
Vraag 5
Deelt u de mening van het Centraal Planbureau dat door een fusie van
een zorgverzekeraar met een zorgaanbieder in een bepaalde regio sprake
kan zijn van een monopolie? Hoe kunt u dat voorkomen?
Antwoord 5
Het is inderdaad denkbaar dat een fusie tussen een zorgverzekeraar en
een zorgaanbieder in een bepaalde regio tot een monopolie leidt. Dat
is bijvoorbeeld het geval als een zorgaanbieder die al veel marktmacht
in een bepaald gebied heeft, met een zorgverzekeraar fuseert en de
gefuseerde combinatie van zorgaanbieder en zorgverzekeraar vervolgens
alleen zorg levert aan `eigen verzekerden'. Verzekerden van andere
verzekeraars zijn dan feitelijk gedwongen om over te stappen. Een
ander voorbeeld is dat een zorgverzekeraar met veel marktmacht in een
bepaald gebied fuseert met een zorgaanbieder en dat de zorgverzekeraar
in staat is al zijn verzekerden naar `zijn zorgaanbieder' te sturen.
Concurrerende zorgaanbieders worden zo buiten gesloten.
Laat daar geen misverstand over bestaan: dergelijke monopolievorming
is onwenselijk en druist in tegen de kern van de herziening van ons
zorgstelsel die juist draait om de spil van de vrije keuze van
verzekerden en cliënten. De huidige regelgeving voorkomt een
dergelijke monopolievorming of misbruik van marktmacht dan ook. Zowel
de NMa als de NZa heeft instrumenten om op te treden.
Zo kan de NMa een fusie tegengaan als, bijvoorbeeld op basis van de
marktpositie en de marktaandelen van de zorgverzekeraar en
zorgaanbieder, al op voorhand duidelijk is dat de fusie ook op de
markt voor zorgverzekeringen en/of de markt(en) waarop de
zorgaanbieder actief is zou leiden tot een beperking van de
mededinging en daarmee van de keuzemogelijkheden voor verzekerden en
cliënten.
Ook de NZa kan optreden. Als er bijvoorbeeld maar één zorgaanbieder in
een bepaalde regio actief is en mensen daarvan afhankelijk zijn, dan
mag van die positie geen misbruik worden gemaakt, bijvoorbeeld door
onderscheid te maken tussen verzekerden van `de eigen verzekeraar' en
andere verzekeraars of door alleen zorg te leveren aan `eigen
verzekerden'. De NZa heeft instrumenten om te voorkomen dat dergelijk
misbruik plaatsvindt. Zo kan de NZa met haar instrumentarium voor
aanmerkelijke marktmacht preventief verplichtingen opleggen aan zowel
zorgaanbieders als zorgverzekeraars, bijvoorbeeld om bij levering van
zorg alle cliënten en zorgverzekeraars in gelijke gevallen gelijk te
behandelen (non-discriminatie) of de verplichting om onder redelijke
voorwaarden te voldoen aan elk redelijk verzoek tot het sluiten van
een overeenkomst (contracteerplicht). Bij overtreding kan de NZa een
sanctie opleggen. De NMa is op basis van het algemene
mededingingsrecht bevoegd om op te treden bij geconstateerd misbruik
van een economische machtpositie.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport