Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 32 / 4 maart 2009
'Roep om toegepast onderzoek is terecht'
De meerwaarde van wetenschappelijk onderzoek wordt steeds kleiner. Alle grote ontdekkingen zijn al gedaan; de meeste nieuwe theorieën bieden niet meer dan verfijningen van bestaande theorieën. De groeiende maatschappelijke druk op universiteiten om toegepast onderzoek te doen is daarom terecht. Dit stelt prof.dr. Arie Dijkstra in zijn oratie bij de aanvaarding van zijn ambt als adjunct-hoogleraar Sociale Psychologie van Gezondheid en Ziekte aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij vindt dat ook zijn eigen vakgebied aan dit inzicht conclusies moet verbinden.
Wie net komt kijken in de wetenschap, kan gemakkelijk het idee krijgen dat er wordt gewerkt aan revolutionaire ontdekkingen. Schijn bedriegt, meent Arie Dijkstra. "Vrijwel al het onderzoek dat nu wordt gedaan, in alle wetenschappelijke disciplines, bouwt voort op grote ontdekkingen uit het verleden. Af en toe wordt er nog een nieuwe techniek uitgevonden, waarmee een stap vooruit kan worden gezet. Maar werkelijk nieuwe inzichten bieden die nieuwe technieken niet. Wat binnen de muren van de universiteit een revolutie lijkt, is van een afstandje beschouwd hooguit een rimpel in de vijver."
Zinvolle paradigma's
Het is niet voor het eerst dat het einde van de wetenschap wordt aangekondigd. Ditmaal is het echter menens, stelt Dijkstra. "Het is naïef om te denken dat de grote ontdekkingen maar dóór zullen gaan. Je kunt de fysieke realiteit door veel brillen bekijken, maar het aantal zinvolle paradigma's is niet oneindig. Menselijke emoties bijvoorbeeld zijn niet op een oneindig aantal zinvolle manieren te bestuderen. Uiteindelijk is een emotie positief of negatief. Iets voelt goed, of iets voelt slecht. De nieuwste psychologische theorieën werpen geen nieuw licht op emoties, maar borduren voort op oudere inzichten."
Maatschappelijke druk
De maatschappelijke druk om nuttig onderzoek te doen neemt toe. Overheidsgeld wordt van de kassen van de universiteiten overgeheveld naar die van doelgericht investerende instellingen als NWO en ZonMW. Geheel terecht, meent Dijkstra. "De tijd dat wetenschappers vrij spel kregen, de tijd van nieuwsgierigheid om de nieuwsgierigheid, is wat mij betreft voorbij. Je mag het wetenschappers, vrij naar John F. Kennedy, best voorhouden: vraag niet wat de maatschappij voor u kan doen, maar vraag wat u voor de maatschappij kunt doen."
Praktische inzichten
Er is een grote maatschappelijke behoefte aan toegepast onderzoek, meent Dijkstra. Oók aan praktische inzichten uit de sociale psychologie. "Natuurlijk kun je tegen dikke mensen zeggen dat het hun eigen schuld is dat ze te dik zijn. Maar dat is een zeer ideologisch gekleurde uitspraak. Je wílt graag dat mensen hun eigen gedrag bepalen. De werkelijkheid is dat mensen hun gedrag maar voor een klein deel zelf bepalen. De vrije wil, waarin we zo graag willen geloven, is maar héél klein. Voordat de overheid overweegt een belasting op vette producten in te voeren, moet zij zich afvragen wat de oorzaak is van ongezond eetgedrag."
Dat ook in de zorg nog maar weinig gebruik wordt gemaakt van inzichten uit de sociale psychologie, vindt Dijkstra zeer ernstig. "Bijna vijftig procent van de mensen in Nederland sterft aan oorzaken die in principe door middel van gedrag voorkomen hadden kunnen worden. Van de patiënten die medicijnen krijgen voorgeschreven, houdt dertig tot vijftig procent zich niet aan de voorschriften, met als gevolg ineffectieve medische behandelingen."
De straat op
Om een betekenisvolle rol te kunnen blijven spelen, moeten wetenschappers verkregen inzichten verfijnen, integreren en toepassen. Dijkstra: "Een voorbeeld: veel mensen willen stoppen met roken, maar als ze het proberen, vallen ze terug. Waarom is dat? Het onderzoek op dat terrein heeft twintig jaar nagenoeg stilgestaan." Allereerst moet het bestaande inzicht in de rol van afzonderlijke psychische processen verfijnd worden, legt Dijkstra uit. Voor zinvolle toepassingen blijft fundamenteel en experimenteel onderzoek dus onontbeerlijk. Maar ook omvattend inzicht in álle psychische processen die een rol spelen bij het stoppen met roken, is nodig. Daarom moeten bestaande theorieën geïntegreerd worden. Tot slot moeten er op maat gemaakte interventies ontworpen worden, die oog hebben voor alle persoonlijke factoren die bepalen of het iemand lukt te stoppen met roken. Dijkstra: "In de psychologie hebben we gedrag decennia lang in laboratoriumsituaties, onder gecontroleerde omstandigheden bestudeerd. Werd ons gevraagd gedrag buiten op straat te analyseren, dan vonden we dat eng en moesten toegeven dat we daar nauwelijks iets definitiefs over konden zeggen. Die angst moeten we achter ons laten. Waarvoor krijgen we anders zoveel geld?"
Curriculum vitae
Arie Dijkstra (1961) studeerde gezondheidswetenschappen en promoveerde in 1998 in Maastricht op een onderzoek naar de effectiviteit van computer-geïndividualiseerde overreding. Daarna was hij vijf jaar KNAW-fellow. In 2003 ontving hij een VIDI-stimuleringsimpuls. In maart 2008 werd hij benoemd tot adjunct-hoogleraar Sociale Psychologie van Gezondheid en Ziekte, waarbij hij zich richt op sociaalpsychologische processen die van invloed zijn op gezondheid en ziekte. De titel van zijn oratie luidt: 'Het nut van de sociale psychologie voor preventie van ziekte en omgaan met ziekte'.
Rijksuniversiteit Groningen