Beantwoording vragen van de leden Haverkamp en Hessels over Christenen in
Gaza
04-03-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke
vragen gesteld door de leden Haverkamp en Hessels over christenen in
Gaza. Deze vragen werden ingezonden op 23 januari 2009 met kenmerk
2080910680.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken en de
heer Koenders, Minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van
de leden Haverkamp en Hessels (CDA) over Christenen in Gaza.
Vraag 1
Bent u bekend met de bijzondere positie van de Christelijke bevolking
in Gaza1?
Antwoord
Ja. Er wonen naar schatting 3.000 christenen in Gaza, waarvan het
merendeel Grieks-orthodox is. De humanitaire situatie in Gaza is voor
de gehele bevolking zorgelijk.
Vraag 2
Wordt deze groep mensen in voldoende mate bereikt door de aldaar
actieve humanitaire hulporganisaties?
Vraag 3
Zo nee, bent u, ook met oog op de uitvoering van motie Haverkamp c.s.
inzake humanitaire hulp aan Gaza2, bereid om bij medische en
humanitaire hulp aan Gaza er op toe te zien dat ook de Christelijke
bevolking van Gaza wordt bereikt?
Antwoord
Nederland verwacht van Israël dat het land de humanitaire hulp die
dringend nodig is in Gaza toelaat. De regering spreekt Israël daar ook
op aan.
Nederland heeft vorig jaar EUR 8 miljoen bijgedragen aan humanitaire
hulp in de Palestijnse Gebieden. De hulp werd gekanaliseerd via UNRWA,
WFP, OCHA, de Palestijnse Rode Halve Maan Vereniging en PARC, een NGO
die actief is in de agrarische sector. In januari van dit jaar heeft
Nederland EUR 2 miljoen bijgedragen aan UNRWA en EUR 1 miljoen aan
PRCS (Palestinian Red Crescent), ten behoeve van onder andere voedsel,
dekens en medicijnen. Daarnaast geeft Nederland jaarlijks EUR 15
miljoen als core-bijdrage aan UNRWA.
De Nederlandse bijdrage is niet gericht op specifieke etnische of
religieuze groepen. Genoemde hulporganisaties maken geen onderscheid
op basis van religie, conform het humanitaire principe van
onpartijdigheid. Ik beschik niet over informatie die erop wijst dat
het christelijke deel van de bevolking minder wordt bereikt door
humanitaire hulp dan andere bevolkingsgroepen. Dit laat onverlet dat
Nederland bij de monitoring van hulpinspanningen die Nederland
financiert er alert op zal zijn dat deze op niet-discriminatoire wijze
wordt verstrekt.