Ministerie van Buitenlandse Zaken

Kamerbrief inzake verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe (RAZEB) van 23 februari 2009

04-03-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken

Graag bieden wij u hierbij het verslag aan van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 23 februari 2009.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Verslag van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB)

van 23 februari 2009

Algemene Zaken

HerstelplanDe Raad gaf bijzondere aandacht aan het economisch herstelplan. De Europese Commissie had voorgesteld om EUR 5 miljard extra te investeren in energieprojecten en breedband-internet, waarbij de energieprojecten gefinancierd zouden worden door een herziening van de financiële perspectieven. De Commissie wilde daartoe het landbouwplafond in 2008 achteraf verlagen, en het plafond voor concurrentiekracht in 2009 en 2010 verhogen.

Het achteraf aanpassen van financiële perspectieven schept ongewenste precedenten. Nederland heeft daarom in de Raad aangedrongen op handhaving van de EU-begrotingsregels. In de Raad is nu afgesproken dat er geen gebruik zal worden gemaakt van 2008-middelen, en dat andere financieringsopties zullen worden onderzocht. Ook is gesproken over de lijst met mogelijke energieprojecten; hierover bestaat nog geen volledige overeenstemming tussen lidstaten.

Geannoteerde agenda Europese Raad van 19 en 20 maart 2009

De Raad besprak de eerste versie van de geannoteerde agenda voor de Voorjaarsraad, die vooral in het teken van de economische crisis zal staan. De volgende onderwerpen zullen worden geagendeerd:
- de economische en financiële situatie (Europees economisch herstelplan, toezicht financiële markten, de Lissabonstrategie, het functioneren van interne markt en de Top in Londen van de G20);
- energie (voorzieningszekerheid) en klimaatverandering (voorbereiding Kopenhagen);

- externe betrekkingen (met name het Oostelijk partnerschap, zie hieronder);

- het Verdrag van Lissabon.

De geannoteerde agenda wordt nog inhoudelijk besproken door de meest betrokken Raadsformaties, de informele Europese Raad van 1 maart en de RAZEB van 16 en 17 maart.

Externe Betrekkingen

Afghanistan

De Raad sprak met name over het functioneren van de EVDB-missie EUPOL.

Hoge Vertegenwoordiger Solana benadrukte het belang van EUPOL en deed een beroep op lidstaten om de missie te voorzien van voldoende middelen en capaciteit. Deze oproep werd krachtig onderschreven door Nederland: het versterken van de Afghaanse politie is van groot belang en de EU heeft verwachtingen geschapen door aan te kondigen dat de EUPOL aanwezigheid zou worden verdubbeld. Die toegezegde EU steun mocht nu niet achterwege blijven, zeker niet nu EUPOL echt begint te functioneren.

Er was brede consensus over de toegevoegde waarde van de EUPOL missie en de noodzaak om de missie te versterken. Sommige ministers waren daarnaast van mening dat de discussie over het Afghanistan beleid op korte termijn moest worden voortgezet mede in het licht van het aangekondigde geïntensiveerde Afghanistan-Pakistan beleid van de VS en de Afghaanse Presidentsverkiezingen die later dit jaar zullen plaatsvinden. Het Voorzitterschap stelde daarop vast dat de discussie over het Europees beleid ten aanzien van Afghanistan tijdens de RAZEB van maart voortgezet zal worden. Hierbij zal in het bijzonder aandacht uitgaan naar de vraag hoe en wat de EU meer en beter kan doen en waar de toegevoegde waarde en complementariteit van het EU optreden ligt.

Een overzicht van de bijdragen per lidstaat aan EUPOL is bij deze brief gevoegd zoals toegezegd tijdens het AO RAZEB van 19 februari jl. In de tabel zijn de uitkomsten van het meest recente hernieuwde verzoek om bijdragen van december 2008 nog niet opgenomen omdat deze door de lidstaten op het moment van schrijven van dit verslag nog niet formeel bekend zijn gemaakt.

MOVP

De Raad sprak over de EU-inzet tijdens de internationale Gaza-conferentie die op 2 maart in Sharm-el-Sheikh zal worden georganiseerd. Deze bijeenkomst zal door gastland Egypte en Noorwegen, in zijn hoedanigheid van Voorzitter van het Ad Hoc Liaison Committee (AHLC), worden voorgezeten en een politiek karakter dragen. Eind maart zal naar verwachting een donorconferentie worden georganiseerd die gericht zal zijn op de wederopbouw van Gaza.

Alle lidstaten waren het erover eens dat de EU tijdens deze bijeenkomst zou moeten benadrukken dat een bestendig staakt-het-vuren onontbeerlijk is teneinde duurzame wederopbouw alsmede hervatting van de vredesbesprekingen mogelijk te maken. De EU diende dan ook steun uit te spreken voor de niet aflatende Egyptische inspanningen om zowel een duurzaam bestand als intra-Palestijnse verzoening tot stand te brengen. Hoge Vertegenwoordiger Solana zei dat, nu Israël zijn onderhandelaar Amos Gilad onverwacht had teruggetrokken, hij de kans uiterst klein achtte dat de Egyptische bemiddelingspogingen voor aanvang van de conferentie succesvol zouden zijn.

In de EU-interventie tijdens de conferentie zal expliciete steun worden uitgesproken voor de centrale rol van de Palestijnse Autoriteit en President Abbas. In dat kader maakte het Voorzitterschap melding van het bezoek van President Abbas daags voor de RAZEB aan Praag. President Abbas had daarbij drie punten opgebracht, te weten: 1) een eventueel Palestijns zakenkabinet diende op steun van de EU te kunnen rekenen, 2) het Arabisch Vredesinitiatief werd door alle moslimlanden ondersteund en 3) hulp aan Gaza diende alleen via de Palestijnse Autoriteit en niet via Hamas te verlopen. Alle lidstaten waren het erover eens dat voorkomen moet worden dat inspanningen en bijdragen ten behoeve van de wederopbouw van Gaza de positie van Hamas zouden versterken.

Commissaris Ferrero-Waldner merkte op dat de Israëlische inspanningen om de humanitaire situatie in Gaza te verbeteren nog altijd niet optimaal zijn. Hoewel de toegang van humanitair personeel en diplomaten de afgelopen tijd wel was verbeterd, kon dit echter niet gezegd worden over de instroom van humanitaire goederen. Zo werden dagelijks nog steeds te weinig humanitaire hulpkonvooien tot Gaza toegelaten en kon bovendien onvoldoende brandstof worden geleverd aan de krachtcentrale in Gaza, hetgeen storingen in het elektriciteitsnet tot gevolg had. Israël moet hier blijvend op worden aangesproken, aldus Ferrero-Waldner.

Tot slot gaf het Voorzitterschap aan dat en marge van de conferentie in Sharm-el-Sheikh een ministeriële bijeenkomst van het Kwartet gepland staat. Doel daarvan was drieledig: het doen van een oproep aan alle betrokken partijen om het vredesproces zo spoedig mogelijk te hervatten, het bevestigen van het belang dat het Kwartet hecht aan het Arabisch Vredesinitiatief en te onderstrepen dat een nieuwe Israëlische regering toegewijd dient te blijven -zowel in woord als daad- aan de twee-staten oplossing. Dit laatste betekende evenwel niet dat publiekelijk diende te worden gespeculeerd over de gewenste uitkomst van de Israëlische coalitiebesprekingen, aldus het Voorzitterschap.

Oostelijk Partnerschap

De Raad voerde een eerste bespreking over de Commissie-mededeling over het Oostelijk Partnerschap van 3 december 2008. Er was brede consensus onder lidstaten dat het van groot belang is om de betrekkingen met de oostelijke buren te versterken, mede ook vanwege de economische, veiligheids- en energiebelangen in deze regio.

Het Oostelijk Partnerschap is een nuttig en aanvullend instrument om de politieke en economische transitieprocessen in de betrokken partnerlanden te begeleiden en de contacten tussen de samenlevingen (`people to people') te versterken.

Ook werd er gesproken over de formules voor deelname van derde landen aan het Oostelijk Partnerschap. Velen waren van mening dat op bepaalde thema's, zoals energie, het mogelijk moet zijn ook andere partners (zoals Turkije, Kazachstan en eventueel Rusland) te betrekken bij projecten.

Vele lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten dat het Oostelijk Partnerschap geen pre-accessiestrategie is. Een perspectief op EU-lidmaatschap is voor de partnerlanden niet aan de orde (zie ook de Nederlandse inzet met betrekking tot het Oostelijk Partnerschap, kamerstuk 22112 nr 763).

Tot slot werd gesproken over Wit-Rusland. Nederland stelde dat mensenrechten integraal onderdeel zijn van het Oostelijk Partnerschap. Zolang democratisering en rechtstatelijke ontwikkeling uitblijven, vindt Nederland dat er voor Wit-Rusland maar beperkt plaats kan zijn in het Oostelijk Partnerschap. Nederland stelde dat de EU President Loekasjenko geen platform mag bieden op de Top van 7 mei zolang President Loekasjenko geen verdere concrete stappen zet die tonen dat Wit-Rusland aansluiting heeft bij de Europese waardengemeenschap.

Westelijke Balkan


-Bosnië

De ministers spraken over Bosnië-Herzegovina en in het bijzonder over de opvolging van Hoge Vertegenwoordiger/EU Speciale Vertegenwoordiger Lajcak die inmiddels deze functie heeft moeten neerleggen omdat hij minister van Buitenlandse Zaken van Slowakije is geworden. De ministers benadrukten dat spoedige opvolging van Lajcak van belang is voor ondersteuning van de Bosnische regering bij het verwezenlijken van de noodzakelijke hervormingen en bij het voldoen van Bosnië aan de voorwaarden en doelstellingen die met de Peace Implementation Council zijn afgesproken.


-Servië

Het Voorzitterschap vroeg naar de visie van de lidstaten en de Commissie op de Servische uitnodiging voor een "fact finding mission" van de EU over de samenwerking van Servië met het ICTY. Naast Nederland bracht de Commissie naar voren geen toegevoegde waarde in een dergelijke missie te zien aangezien Hoofdaanklager Brammertz het mandaat en de expertise heeft om de mate van samenwerking vast te stellen. Hierop stelde Voorzitter Schwarzenberg vast dat er geen draagvlak binnen Raad en Commissie is voor een dergelijke missie.


-Montenegro
De Voorzitter stelde de wijze waarop moet worden omgegaan met de EU-lidmaatschapsaanvraag van Montenegro (gedaan op 15 december 2008) aan de orde. De meeste lidstaten zijn van mening dat de Raad, conform de bepalingen in het Verdrag, de Commissie nu moet verzoeken een `avis' op te stellen over de lidmaatschapsaanvraag. Twee lidstaten, waaronder Nederland, stelden dat een dergelijk verzoek om een `avis' aan de Commissie een politieke lading heeft, ook omdat in de regio de avis-aanvraag wordt uitgelegd als een verder ijkpunt in het toetredingsproces. Het Voorzitterschap concludeerde dat er geen consensus was om de Commissie te vragen het avis op te stellen en verwees de discussie voor besluitvorming naar de eerstvolgende RAZEB (16 maart).

Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM) voor Roemenië en Bulgarije De Raad nam conclusies aan over het Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM) voor Roemenië en Bulgarije. In deze conclusies wordt verwezen naar de Raadsconclusies van 15 september 2008 en worden de inspanningen van beide landen verwelkomd. Mede op aandringen van Nederland worden in de Raadsconclusies beide landen gemaand hun inspanningen te intensiveren teneinde de behaalde resultaten te consolideren en verdere voortgang te boeken. Het volgende Commissierapport zal in de zomer van 2009 worden gepubliceerd.