4. Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over het opsluiten van
een 77-jarige man met een kampsyndroom in een isoleercel op de
locatie Zuiderpoort te Haarlem van de psychiatrische instelling
GGZ inGeest
Antwoorden op kamervragen van Van Gerven over het opsluiten van een
77-jarige man met een kampsyndroom in een isoleercel op de locatie
Zuiderpoort te Haarlem van de psychiatrische instelling GGZ inGeest
Kamerstuk, 2 maart 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-K-U-2910411
Datum 27 februari 2009
Betreft Kamervragen
Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Van
Gerven (SP) over het opsluiten van een 77-jarige man met een
kampsyndroom in een isoleercel op de locatie Zuiderpoort te Haarlem
van de psychiatrische instelling GGZ inGeest (2080911070).
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Van Gerven over het
opsluiten van een 77-jarige man met een kampsyndroom in een isoleercel
op de locatie Zuiderpoort te Haarlem van de psychiatrische instelling
GGZ inGeest (2080911070).
Vraag 1.
Wat is uw oordeel over de gebeurtenissen, beschreven in het artikel
"Isoleercel werd vader met kampsyndroom fataal" en de uitzending van
Villa VPRO daarover?
Antwoord op vraag 1.
Separeren (soms wordt de term isoleren gebruikt) is het opsluiten van
een patiënt in een daartoe speciaal ingerichte afzonderlijke ruimte,
met als doel om de patiënt tegen zichzelf of anderen te beschermen. Op
grond van artikel 39 van de Wet bopz is betreffende patiënt, die met
een inbewaringstelling (ibs) is opgenomen, twee keer in november 2008
tijdelijk gesepareerd ter overbrugging van een noodsituatie. De
procedure is dat de toepassing van een middel of maatregel conform
artikel 39 van de Wet bopz zo spoedig mogelijk door de instelling aan
de inspectie voor de gezondheidszorg wordt gemeld middels een
meldingsformulier, waarin de beslissing tot separatie wordt
toegelicht.
De betrokken patiënt is begin januari 2009 tijdens een vrijwillige
opname op de Ouderenafdeling helaas overleden. Het overlijden vond dus
niet plaats tijdens de separatie. Volgens de inspectie voor de
gezondheidszorg zijn er geen aanwijzingen voor een oorzakelijk verband
tussen de separatie en het overlijden van de patiënt, zoals in het
Haarlems Dagblad is gesuggereerd.
Vraag 2.
Is deze separatie gemeld aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo
ja, welke actie heeft de Inspectie hierop ondernomen?
Antwoord op vraag 2.
De separaties zijn in november 2008 niet volgens de vaste procedure
aan de inspectie voor de gezondheidszorg gemeld. Naar aanleiding van
de publicatie in het Haarlems Dagblad is de instelling door de
inspectie voor de gezondheidszorg aangesproken op deze tekortkoming.
De instelling heeft de twee separaties daarna alsnog gemeld. Er is
hier in beide gevallen sprake van toepassing van middelen of
maatregelen in een noodsituatie, conform artikel 39 van de Wet bopz.
Vraag 3.
Hoe oordeelt u over het handelen van de behandelend psychiater? Heeft
deze zelf de patiënt onderzocht alvorens tot separatie is besloten?
Antwoord op vraag 3.
Omdat de geneeskundige verklaring is afgegeven door een arts, niet
zijnde een psychiater, is de patiënt binnen 24 uur na opname door een
psychiater onderzocht, conform een arrest van de Hoge Raad van 26
september 2008. Een psychiater was verantwoordelijk voor de beslissing
tot separatie. De behandelend psychiater heeft de betrokken patiënt
niet zelf onderzocht voordat tot separatie is besloten.
Vraag 4.
Zijn u eerdere gevallen bekend waarbij in deze instelling onterecht
mensen in de isoleercel werden opgesloten? Bestaat hierover een
dossier bij de Inspectie?
Vraag 6.
Is het waar dat het hier geen incident betreft maar dat er meer
casussen zijn waarbij in deze instelling onterecht mensen (langdurig)
zijn gesepareerd? Kunt u hier inzicht in verschaffen?
Vraag 7.
Betreft het hier dezelfde behandelend psychiater?
Antwoord op vraag 4, en 6 en 7.
Bij de inspectie voor de gezondheidszorg zijn geen eerdere
vergelijkbare gevallen bekend van deze instelling. Er lijkt dus sprake
te zijn geweest van een incident.
Vraag 5
Is deze instelling naar aanleiding van meldingen ooit door de
Inspectie bezocht en onderzocht?
Antwoord op vraag 5.
Ja.
Vraag 8
Op welke wijze is het management en de Raad van Bestuur bij de kwestie
betrokken geweest? Hebben zij de handelwijze van de behandelend
psychiater c.q. psychiaters getoetst? Hebben zij adequaat gehandeld.
Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 8.
Noch het management, noch de raad van bestuur zijn vooraf betrokken
geweest bij de beslissing tot separatie. Het is bij de beslissing tot
toepassing van een middel of maatregel in een noodsituatie (als
bedoeld in artikel 39 van de Wet bopz) ook niet gebruikelijk eerst te
overleggen met de raad van bestuur of het management. Evenmin is dit
vereist op grond van de Wet bopz. Het is de geneesheer-directeur die
belast is met de zorg voor de algemene gang van zaken op geneeskundig
gebied in het psychiatrisch ziekenhuis. Het is dan ook de
geneesheer-directeur die de melding over bovenstaande beslissing aan
betrokkenen en de inspectie voor de gezondheidszorg verzorgt. In de
onderhavige casus heeft de geneesheer-directeur de separatie gemeld
aan de inspectie voor de gezondheidszorg. Op grond van de Wet bopz is
de geneesheer-directeur verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet
bopz.
Vraag 9.
Hoe is de situatie op andere locaties van de instelling GGZ inGeest en
de voormalige instelling Geestgronden? Hoe is de situatie op de
locatie Bennebroek inzake het dwang- en drang-, en separatiebeleid?
Vraag 12.
Welke redenen liggen volgens u aan deze zinloze en mensonwaardige
separatie ten grondslag? Is het feit dat de twee separaties
plaatsvonden in de avonduren, namelijk op vrijdagavond bij opname en
op woensdagavond daarna, te wijten aan een gebrek aan personeel? Zo
nee, wat was dan de reden? Zo ja, welke consequenties moeten daar dan
aan verbonden worden?
Antwoord op vraag 9 en 12.
Het instellingsbeleid is erop gericht terughoudend om te gaan met het
toepassen van separaties. In het kader van het landelijk thematisch
toezicht van de inspectie voor de gezondheidszorg `Separeren op de dag
van opname' (IGZ-rapport, december 2008) is de locatie Spaarnepoort
van GGZ in Geest in 2008 bezocht. Deze locatie besteedde vrij
consistent en systematisch actief aandacht aan het terugdringen van
separatie bij opname. De volledige IGZ-rapportage die in het kader van
het thematisch toezicht `Separeren op de dag van opname' is opgesteld
over locatie Spaarnepoort is op de website van de inspectie voor de
gezondheidszorg te raadplegen (www.igz.nl).
De hier aan de orde zijnde locaties Zuiderpoort en Bennebroek van GGZ
in Geest maakten geen onderdeel uit van het hiervoor vermelde
IGZ-rapport, maar van deze locaties is bekend dat zij hebben
deelgenomen aan het project Dwang en Drang van GGZ Nederland, dat
gericht is op het terugdringen van separaties.
De motivering om tot deze twee separaties, als bedoeld in artikel 39
van de Wet bopz, te besluiten wordt in de gegevens van de
meldingsformulieren vermeld. De gegevens uit de meldingsformulieren
vallen onder het medisch beroepsgeheim en daar kunnen dan ook geen
mededelingen over worden gedaan. In het onderhavige geval heeft de
inspectie voor de gezondheidszorg op basis van de gegevens in de
meldingsformulieren geen reden gezien te twijfelen aan de noodzaak tot
separatie.
Vraag 10.
Vindt u niet dat de Inspectie, gezien de berichtgeving, de onrust en
de ernst van het voorval tekortschiet in haar toezichthoudende taak
door te stellen dat zij het onderzoek van de klachtencommissie
afwacht?
Antwoord op vraag 10.
Nee. De familie geeft in de media aan naar de klachtencommissie en
naar de tuchtrechter te stappen. Dit is een gangbare weg. Gelet op de
thans beschikbare informatie is het opportuun de resultaten van de
aangekondigde acties af te wachten. Voor wat betreft klachten in het
kader van de Wet bopz wijs ik erop dat er een bijzondere
klachtenprocedure van toepassing is die met vele waarborgen is
omkleed, zowel voor wat betreft de procedurele, als inhoudelijke kant
van de klacht.
Vraag 11.
Bent u bereid de Inspectie per direct onderzoek te laten doen en op te
laten treden in deze instelling, om te voorkomen dat dergelijke zaken
zich in de toekomst nog voor zullen doen?
Antwoord op vraag 11.
De inspectie voor de gezondheidszorg heeft al onderzoek gedaan naar de
gang van zaken en zal indien noodzakelijk naar de instelling reageren
op de twee meldingen van de toepassing van middelen of maatregelen in
het kader van artikel 39 van de Wet bopz.
Vraag 13
Is het niet gewenst dat de Inspectie niet alleen steekproefsgewijs
controleert, maar alle 140 instellingen in Nederland aan een controle
onderwerpt inzake dwang- en drangmaatregelen en separatie, en een
aanvalsplan voor alle instellingen opstelt om separaties tot een
minimum te beperken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vraag 13.
In het kader van het project Dwang en Drang van GGZ Nederland doet al
een groot aantal instellingen mee aan het terugdringen van separatie.
De financiering voor dit project is inmiddels verlengd. In het kader
van follow up van het bij de vragen 9 en 12 vermeld thematisch
toezicht zal de inspectie voor de gezondheidszorg in 2009,bij 13
instellingen aan welke de inspectie voor de gezondheidszorg een plan
van aanpak heeft gevraagd,naar aanleiding van het bezoek in 2008, zo
nodig een herhalingsbezoek afleggen. Verder wordt op dit moment door
de inspectie voor de gezondheidszorg een plan ontwikkeld hoe de
andere, tot nog toe niet betrokken instellingen, bezocht zullen
worden.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport