Ministerie van Economische Zaken


Zienswijze motie vergunningverlening 2,6 GHz


Openbaar

Ministerie van Economische Zaken

Directie ICT en Toepassing

De heer drs M.G.H. Verhagen

Postbus 20101

2500 EC 'S-GRAVENHAGE

2500EC20101

Contactpersoon Ons kenmerk Uw kenmerk Doorkiesnummer
drs. C.J. Muselaers OPTA/AM/2009/200090 (070) 315 35 92
Datum Onderwerp Bijlage(n)
21 januari 2009 Zienswijze motie vergunningverlening 2,6 GHz


Geachte heer Verhagen,


Het college van de onafhankelijke Post en Telecommunicatieautoriteit (hierna: het college) heeft
kennis genomen van de aangenomen motie van de Tweede Kamerleden Van Dam, Hessels en
Aptroot.1 Met deze brief geeft het college een verdere toelichting op de twee adviezen die hij eerder
heeft gegeven over de vergunningverlening 2,6 GHz2 en adviseert het college bij de uitvoering van
deze motie. Het college ziet hiertoe aanleiding, omdat uitvoering van deze motie naar zijn mening
invloed op de concurrentie op markten voor elektronische communicatiediensten heeft.


Het college ondersteunt de overweging dat het wenselijk is dat de veiling leidt tot een toename van
concurrentie op markten voor communicatiediensten. Dit sluit immers direct aan op de doelstellingen
van het college, zoals beschreven in artikel 1.3, lid 1a van de Tw. Het college volgt daarnaast tevens
de redenering dat het hiervoor wenselijk is dat tenminste één nieuwe partij bij deze veiling
frequentieruimte kan verwerven waarmee een netwerk kan worden aangelegd om
communicatiediensten aan eindgebruikers aan te kunnen bieden. De wijze waarop deze doelstelling in
de motie wordt nagestreefd, leidt volgens het college echter niet tot de gewenste effecten.


In zijn laatste advies aan het ministerie van Economische Zaken van 15 augustus 2008 heeft het
college gesteld dat, door de cap te verlagen van 80 MHz naar 40 MHz, minimaal vijf verschillende
spelers spectrum kunnen bemachtigen. Omdat er slechts drie spelers zijn die met behulp van reeds
verworven spectrum mobiele communicatiediensten op landelijke schaal aan eindgebruikers kunnen
leveren, is hiermee volgens het college toetreding van ten minste twee nieuwkomers verzekerd.


1 Motie ingediend op 18 december 2008, met nr. 229 (24095).
2 Advies vergunningverlening 2,6 GHz frequentieband, 27 juli 2007, kenmerk: OPTA/BO/2007/201434 en Advies
vergunningverlening 2,6 GHz, 15 augustus 2008, kenmerk: OPTA/AM/2008/201770.
---


Ziggo en UPC moeten volgens het college ook als nieuwkomers beschouwd worden, omdat zij: 1) niet
in staat zijn om met behulp van een eigen netwerk mobiele communicatiediensten aan te bieden aan
consumenten; en 2) niet beschikken over een landelijk dekkend netwerk. Door spectrum te verwerven
kunnen zij dus in de eerste plaats actief worden op een markt voor mobiele communicatiediensten en
kunnen zij in de tweede plaats actief worden op een markt voor communicatiediensten in gebieden
waar ze niet beschikken over een vast netwerk. Het is voorstelbaar dat de concurrentie op een markt
voor mobiele communicatiediensten juist gebaat is bij toetreding van potentieel sterke concurrenten als
Ziggo en UPC.


Door het ongelijke speelveld voorafgaand aan de veiling hebben Ziggo en UPC naar verwachting
minder kans een vergunning te verwerven. KPN, T-Mobile en Vodafone hebben immers een
kostenvoordeel omdat zij gedeelten van hun bestaande netwerk kunnen gebruiken voor het uitrollen
van het benodigde 2,6 GHz-band netwerk. Daarnaast zullen naar verwachting consumenten die reeds
een abonnement voor mobiele telefonie of mobiel breedband hebben bij KPN, T-Mobile en Vodafone,
niet direct overstappen naar een nieuwe aanbieder. Dit betekent dat Ziggo en UPC zowel vanuit de
aanbod- als vanuit de vraagzijde bezien een achterstand hebben ten opzichte van KPN, T-Mobile en
Vodafone.


Bovendien dienen Ziggo en UPC, in het geval zij niet als nieuwkomer worden gekwalificeerd en een
deel van het spectrum willen bemachtigen dat niet is gereserveerd voor een `nieuwe partij', op te
bieden tegen KPN, T-Mobile en Vodafone. Dit plaatst UPC en Ziggo naast de al bestaande geschetste
nadelige positie ten opzichte van KPN, T-Mobile en Vodafone ook nog eens in een, volgens het
college onterechte, nadelige positie ten opzichte van andere nieuwkomers op markten voor mobiele
communicatiediensten, die bij hun bod op het gereserveerde spectrum geen concurrentie van
bestaande spelers ondervinden.


Een punt van aandacht is verder dat het mogelijk als discriminatoir is aan te merken om UPC en Ziggo,
als netwerkeigenaren van een vast regionaal netwerk, aan te wijzen als bestaande spelers, terwijl dit
niet het geval is voor andere bestaande spelers met een vast of mobiel regionaal netwerk, zoals
Worldmax, Tele2, Reggefiber, Delta, CAIW en tientallen kleine regionale kabelexploitanten. De keuze
om alleen UPC en Ziggo als bestaande speler te bestempelen lijkt arbitrair. Dit kan verdere vertraging
van de veiling tot gevolg hebben, wat vooral bestaande spelers in de kaart speelt.


Tenslotte herhaalt het college, in lijn met het advies van 15 augustus 2008, dat het antwoord op de
vraag of een nieuwkomer de mededinging ook daadwerkelijk zal bevorderen, mede afhankelijk is van
het antwoord op de vraag of de nieuwkomer daadwerkelijk een businesscase heeft. Dit hangt af van de
omvang van investeringen die de nieuwkomer moet doen in een netwerk, in combinatie met de marges
die op de markt behaald kunnen worden. Door de veiling op dusdanige wijze in te richten dat kleine
nieuwkomers in hoge mate bevoordeeld worden, ontstaat de kans dat partijen zonder daadwerkelijke
businesscase toetreden vanuit speculatief oogpunt. Door doorverkoop van het spectrum maakt de
nieuwkomer dan winst, terwijl `deze winst' bij een vrije veiling was toegevallen aan de staatskas.


---


Het college is van mening dat het uitvoeren van de motie, voor zover het gaat om het beperken van
UPC en Ziggo in de deelneming aan de veiling, de volgende consequenties kan hebben:
1) de concurrentie op de markt voor mobiele communicatiediensten zou kunnen verslechteren;
2) nieuwkomers UPC en Ziggo worden onevenredig benadeeld ten opzichte van zowel
bestaande spelers met een landelijk dekkend mobiel netwerk als partijen die ook een regionaal
vast of mobiel netwerk hebben, maar wel als nieuwkomer worden bestempeld;
3) verdere vertraging van de veiling wordt in de hand werkt, wat vooral bestaande spelers in de
kaart speelt; en

4) speculanten worden mogelijk aangetrokken.


Het college ondersteunt, zoals in de eerste plaats gesteld, de overweging dat het wenselijk is dat de
veiling leidt tot een toename van concurrentie op markten voor communicatiediensten, en volgt daarbij
tevens de redenering dat het hiervoor wenselijk is dat tenminste één nieuwe partij door middel van
deze veiling frequentieruimte kan verwerven waarmee een netwerk kan worden aangelegd waarmee
communicatiediensten aan eindgebruikers kunnen worden aangeboden. Het college kan zich daarom
voorstellen dat de bestaande spelers KPN, T-Mobile en Vodafone op enigerlei wijze worden beperkt
ten opzichte van nieuwkomers.


Hoogachtend,


HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,
namens het college,

Hoofd afdeling Markten


drs. D.I. Bos


---



---- --