Ministerie van Economische Zaken
Brief aan Hema/ Maxmeda
antwoordbrief
Geachte heren,
Hartelijk dank voor uw brief over de voorgenomen wijziging van de
Winkeltijdenwet. Met deze brief gaat u in op mijn verzoek tijdens het debat van
21 januari jl. om meer feiten over de consequenties voor omzet en banen van de wijziging
van de Winkeltijdenwet.
In uw brief uit u onder andere uw zorgen over de werkgelegenheidsaspecten van de
wijziging. Ik wil nogmaals benadrakken dat werkgelegenheid voor het kabinet altijd een
belangrijk punt is. Zeker in economisch moeilijke tijden. Daarom zijn werkgelegenheid
en economische bedrijvigheid in het wetsvoorstel uitdrakkelijk als belang genoemd dat
gemeenten in hun afweging moeten betrekken.
Het wetsvoorstel tomt niet aan de 12 koopzondagen. Die blijven bestaan. Alleen de
ongeveer 1/3 van het aantal gemeenten, die nu meer dan 12 koopzondagen toestaan,
moeten met inachtneming van alle belangen bezien of ze dit ook in de toekomst voort
willen zetten. Dit betreft de groep die nu gebruik maakt van de toerismebepaling.
Het is niet te verwachten en ook niet de bedoeling van het kabinet dat in al die gemeenten
het aantal koopzondagen wordt verlaagd naar 12. Immers, aannemelijk is dat een groot
aantal van de gemeenten die thans gebraik maken van de toerismebepaling ook onder het
gewijzigde regime van die bepaling gebraik kan blijven maken. Een precieze inschatting
van de totale werkgelegenheidseffecten is dan ook niet te maken.
Ik heb tijdens het debat aangegeven dat als een winkel op zondag dichtgaat, die euro op
een ander tijdstip en misschien ook op een andere plaats (bij dezelfde of bij een andere
winkelier) zal worden uitgegeven. Een deel van de omzet en werkgelegenheid zal
verschuiven naar andere dagen van de week. Een ander deel van de
omzet/werkgelegenheid verschuift naar andere ondememers. Het totale effect van de
voorgestelde wetswijziging is onder andere vanwege deze omzetverschuivingen naar
andere dagen van de week en andere ondememers macro-economisch beperkt.
Ik heb begrip voor uw standpunt. Ik zal de door u aangedragen informatie meenemen bij
het proces rondom de wijziging van de Winkeltijdenwet.
Tenslotte wijst u in uw brief nog op de evaluatie van de winkeltijdenwet in 2006.
Uiteraard worden de resultaten van deze evaluatie door mijn ministerie meegewogen.
Ik hoop u hiennee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Economische Zaken,
namens deze:
mevr. mr. drs. A.J. I. van den Ende
Plv. directeur Europa, Mededinging en Consumenten