4. Beantwoording vragen AO Geneesmiddelenbeleid d.d. 10 december 2008
Beantwoording vragen AO Geneesmiddelenbeleid d.d. 10 december 2008
Kamerstuk, 26 februari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
GMT/VDG-2909673
Datum 26 februari 2009
Betreft beantwoording vragen AO Geneesmiddelenbeleid d.d. 10 december
2008
Geachte Voorzitter,
Op 10 december 2008 heb ik met de Vaste commissie voor
Volksgezondheid, Welzijn en Sport van gedachten gewisseld over het
geneesmiddelenbeleid. Tijdens dit debat heb ik toegezegd op een aantal
vragen schriftelijk terug te komen. Hierbij treft u de antwoorden op
een deel van deze vragen aan. Op de overige vragen zal ik terugkomen
als ik de daarvoor benodigde adviezen en rapporten van onder andere
het College voor zorgverzekeringen heb ontvangen.
Het gebruik van benzodiazepinen bij spasmen
De heer Van Gerven (SP) vroeg mij of ik bereid was benzodiazepinen
voor de indicatie spasmen ten gevolge van neurologisch aandoeningen te
vergoeden.
Zoals ik al tijdens het AO heb aangegeven, werd het gebruik van
benzodiazepinen bij spasmen niet vermeld in beide adviezen van het
College voor zorgverzekeringen (Cvz) over benzodiazepinen. Tijdens de
consultatierondes die het Cvz had gehouden waren er van de kant van de
belanghebbende partijen geen signalen gekomen dat hier vergoeding
noodzakelijk zou zijn. Bovendien wordt dit gebruik niet genoemd in
behandelrichtlijnen. Het gaat hier om de toepassing van
benzodiazepinen als spierverslapper. Momenteel is het, o.a. door het
ontbreken van een plaats van benzodiazepinen bij spasmen in de
richtlijnen, niet duidelijk of het gebruik van benzodiazepinen waarde
heeft naast bestaande alternatieven.
Daarom heb ik het Cvz gevraagd hier specifiek naar te kijken en mij
hierover te adviseren. In dit advies zal het gebruik van
benzodiazepinen als spierverslapper bij spasmen en spierkrampen als
gevolg van neurologische of neuromasculaire aandoeningen bekeken
worden. Mocht blijken dat het hier toch een behandeloptie betreft die
een waarde heeft naast de andere behandelopties, dan zal ook deze
toepassing in de vergoeding worden opgenomen.
Doelmatigheidsonderzoek dure geneesmiddelen
Mevrouw Schermers (CDA) stelde een vraag over dure geneesmiddelen die
zijn opgenomen op de NZa-beleidsregel dure geneesmiddelen in
ziekenhuizen. Als voorwaarde voor opname van deze middelen dient over
een periode van maximaal drie jaar onderzoek plaats te vinden naar
doelmatigheid van de betreffende middelen bij gebruik in de praktijk.
Mevrouw Schermers vroeg zich af of dat onderzoek wel optimaal wordt
uitgevoerd als daarbij ook gegevens worden verzameld van ziekenhuizen
die vanwege kleine patiëntenaantallen slechts in beperkte mate
ervaring opdoen met behandeling met die geneesmiddelen. In bredere zin
luidde de vraag of het daarom sowieso niet verstandig is om
behandeling met deze middelen over te laten aan een beperkt aantal
meer gespecialiseerde ziekenhuizen.
Bij de vraag of een dergelijke centralisering van zorg met deze dure
medisch-specialistische middelen aan de orde is, staat de kwaliteit
van de behandeling voor mij centraal. Daarnaast is ook de
bereikbaarheid van deze zorg natuurlijk een belangrijk aandachtspunt.
In die gevallen waarbij de indicatie en wijze van toepassing van deze
middelen in voldoende mate is beschreven in richtlijnen of
behandelprotocollen van de beroepsgroep, is er mijns inziens niet
direct aanleiding om de zorg met deze middelen te beperken tot
specifieke instellingen.
Behandeling met deze dure geneesmiddelen maakt integraal deel uit van
de medisch-specialistische behandeling en ik verwacht, ook op grond
van de Kwaliteitswet instellingen, dat elke instelling het bieden van
verantwoorde zorg nastreeft. Dit houdt ook in dat een ziekenhuis een
patiënt doorverwijst naar een andere instelling indien toepassing van
een duur geneesmiddel een hoger expertiseniveau vereist van de
aanbieder. De mate waarin behandeling met een duur geneesmiddel is
vastgelegd in protocollen en het vereiste expertiseniveau van de
aanbieder kunnen verschillend zijn voor de diverse dure
geneesmiddelen. Ik zie echter geen aanleiding om over te gaan tot een
centralisering van de zorg met deze specifieke groep van
geneesmiddelen.
De gegevens voor het betreffende doelmatigheidsonderzoek zullen
overigens doorgaans worden verzameld in die centra die relatief veel
patiënten hebben en daarom de behandeling vaak toepassen. Die gegevens
uit die behandelcentra zijn dus een goede basis voor het genoemde
onderzoek.
Regieraad kwaliteit van zorg
Mevrouw Sap (GroenLinks) stelde dat, als de op te richten 'Regieraad
kwaliteit van zorg' zich mede gaat richten op doelmatigheidsaspecten
bij de richtlijnontwikkeling, deze raad ook bemenst zou moeten worden
met (gezondheids)economen. Mevrouw Sap vroeg mij of er een aantal
economen aan de raad toegevoegd zou worden.
De Regieraad zal zich inderdaad ook gaan richten op
doelmatigheidsaspecten in richtlijnen. Momenteel wordt gewerkt aan de
oprichting van de Regieraad en de samenstelling daarvan. Mijn
uitgangspunt is dat de Regieraad de specifieke kennis omtrent
doelmatigheid in richtlijnen actief zal moeten gebruiken. Of deze
kennis via de samenstelling van de Regieraad dan wel door de Regieraad
'van buiten' zal worden gehaald, is mede afhankelijk van de wijze
waarop de Raad zal opereren en bijvoorbeeld de daaruit voortvloeiende
gewenste grootte van de Regieraad. Deze operationele aspecten worden
op dit moment nader uitgewerkt.
Ik verwacht dat de Regieraad dit voorjaar van start kan gaan.
Keerzijde preferentiebeleid
Mevrouw Koser Kaya (D66) uitte haar zorg over de keerzijde van het
preferentiebeleid, zoals de verwarring die bij patiënten die te maken
krijgen met nieuwe informatie en nieuwe verpakkingen van hun
geneesmiddelen kan ontstaan.
Zoals ik tijdens het AO al heb aangegeven, neem ik deze signalen
serieus. Ik heb de Nederlandse zorgautoriteit (NZa) daarom gevraagd om
in de Monitor Farmacie signalen als deze mee te nemen. De resultaten
van de Monitor Farmacie verwacht ik rond de zomer en zal ik met u
delen.
Website over alzheimer
De heer Van Gerven (SP) meende dat er mogelijk sprake was van
misleidende informatie op de website www.remalzheimer.nl en vroeg mij
of ik bereid was hiertegen maatregelen te nemen.
De website www.remalzheimer.nl van Janssen-Cilag BV heb ik onder de
aandacht van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gebracht.
Janssen-Cilag geeft op deze website informatie over de ziekte
Alzheimer. Vragen als: `Wat voor ziekte is het', `Hoe is de ziekte te
herkennen' en `Wat is er aan te doen', passeren de revue.
Volgens de IGZ kan de website niet aangemerkt worden als
(publieks)reclame voor receptplichtige geneesmiddelen omdat de website
niet verwijst naar een specifiek medicijn.
Er zijn meerdere geneesmiddelen tegen Alzheimer op de markt en op deze
website worden de namen daarvan niet genoemd. Het gebruik van
medicijnen wordt wel aangemoedigd doordat er verwezen wordt naar
onderbehandeling. Bij de behandelopties wordt echter niet alleen
verwezen naar medicatie, maar ook naar een groot scala aan andere
behandelopties. De claim `rem alzheimer' is volgens de inspectie
overigens niet correct. Maar omdat die claim niet gekoppeld is aan een
bepaald geneesmiddel kan er niet gesproken worden van misleidende
reclame, aldus de inspectie.
Campagne tegen vervalste geneesmiddelen
Wat betreft vervalste geneesmiddelen opperde mevrouw Schermers (CDA)
hier een Postbus 51 spotje aan te wijden.
In december 2008 ben ik gestart met een relatief kleine campagne over
het gevaar van internetpillen cq interneppillen. Ruim tweederde van op
internet gekochte geneesmiddelen is vervalst of nep en kan gevaarlijk
zijn, zeer nare bijwerkingen hebben, of juist helemaal niet werken.
Het doel van campagne `Het gevaar van internetpillen: interneppillen'
is drieledig:
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport