Gemeente Asten
'Astens miljoen'
Zitting Raad van State over 'Astens miljoen'
Op donderdag 26 februari werd bij de Raad van State de zitting
gehouden over het beroep van de lagere overheden tegen het Koninklijk
Besluit van het kabinet over het terugvorderen van de
overheidstegoeden bij Landsbanki.
Uitslag binnen zes weken
De gemeente Asten heeft een spaardeposito van 1 miljoen euro uitstaan
bij Landsbanki. Samen met andere gedupeerde overheden vecht Asten het
besluit aan dat beslaglegging op tegoeden door Landsbanki blokkeerde.
Hieronder vindt u de samenvatting van de pleitnota. De uitslag
verwachten wij binnen 6 weken.
BEROEP VAN LAGERE OVERHEDEN TEGEN KONINKLIJK BESLUIT TEGOEDEN LANDSBANKI
Bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is de
zitting gehouden over het beroep van een aantal decentrale overheden
tegen het Koninklijk Besluit (KB) van het kabinet. Dit KB maakte het
voor hen onmogelijk de deposito's die zij bij Landsbanki hebben
uitgezet via de rechter terug te halen. Dat was namelijk een reële
mogelijkheid omdat de lagere overheden door snel te handelen beslag
hadden laten leggen op waardevolle bezittingen van Landsbanki in onder
meer Noorwegen en Luxemburg. De lagere overheden hebben door het KB
grote schade geleden, omdat daardoor hun kans op verhaal van EUR 145
miljoen euro aan gemeenschapsgeld grotendeels in rook is opgegaan.
De lagere overheden zijn van mening dat het KB onrechtmatig is om de
volgende redenen.
Recht op toegang tot de rechter
Volgens de Grondwet en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens
heeft een ieder, en dus ook een lokale overheid, recht op toegang tot
de rechter. Doordat het kabinet het de lagere overheden onmogelijk
maakt zich tot de rechter te wenden om een onafhankelijk oordeel te
krijgen over hun vorderingen op Landsbanki schendt het kabinet de
Grondwet en het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).
Het KB schendt het eigendomsrecht van de lagere overheden
Doordat het KB het voor de lagere overheden onmogelijk maakt hun
bezittingen (het gemeenschapsgeld) bij Landsbanki terug te halen,
schendt het kabinet het recht op eigendom zoals dat wordt beschermd
door het Eerste Protocol bij het EVRM. Dat zou anders zijn geweest
indien het kabinet bereid was geweest de lagere overheden te
compenseren voor hun verlies, maar dat heeft het kabinet ten onrechte
achterwege gelaten.
Het KB is in strijd met het eigen beleid van het kabinet
Het KB is zeer uitzonderlijk en ingrijpend. Er waren nog voldoende
mogelijkheden om te komen tot een oplossing die aan de belangen van
zowel de lagere overheden als de rijksoverheid tegemoet zou komen. De
lagere overheden hebben diverse compromissen voorgesteld waaronder zij
zouden afzien van procederen tegen Landsbanki. Het kabinet heeft deze
compromissen echter stuk voor stuk van de hand gewezen. De lagere
overheden hadden dan ook ten opzichte van hun inwoners geen andere
keus dan naar de rechter te stappen om het gemeenschapsgeld terug te
halen. Door in deze omstandigheden naar het ultimum remedium van een
vernietigings-KB te grijpen heeft het kabinet in strijd met zijn eigen
Beleidskader spontane vernietiging gehandeld.
Het KB is in strijd met het Europees Handvest inzake Lokale Autonomie
Het KB heeft tot gevolg dat de lagere overheden hun eigen financiële
positie niet kunnen beschermen, omdat zij door het KB hun eigendommen
niet via de rechter kunnen verhalen. De lagere overheden vinden dat
het KB hierom in strijd is met het Europees Handvest inzake Lokale
Autonomie.
Het KB is in strijd met financiële toezichtswetgeving (de Wet Fido)
Ten tijde van de Ceteco-affaire is de toezichtswetgeving op lagere
overheden aangescherpt met de Wet Fido (Wet Financiering decentrale
overheden). Landsbanki voldeed op het moment dat lagere overheden hun
tegoeden bij Landsbanki uitzetten aan de op grond van de Wet Fido
gestelde betrouwbaarheidseisen (ratings). Indien het kabinet vond dat
dat geld niet bij Landsbanki had mogen worden uitgezet, had de
Minister van Financiën de eisen daarvoor moeten verscherpen. Dat heeft
de Minister echter niet gedaan. Dat is merkwaardig, omdat de Minister
in ieder geval reeds op 25 augustus 2008 op de hoogte was van de
financiële wantoestanden bij Landsbanki, dus ruim vóór 6 oktober toen
dit bij het publiek en ook bij de medeoverheden bekend werd. Indien de
Minister de lagere overheden tijdig had ingelicht of de Fido-eisen had
aangescherpt, was het wellicht mogelijk geweest de deposito's op tijd
bij Landsbanki weg te halen, terwijl dan bovendien in ieder geval
voorkomen zou zijn dat enkele lagere overheden nog na 25 augustus 2008
deposito's bij Landsbanki hadden uitgezet. Nu de Minister van
Financiën de lagere overheden niet heeft willen behoeden voor het
ineenstorten van Landsbanki zijn de lagere overheden ook om die reden
van mening dat zij zelfstandig tot verhaal van hun bezittingen mochten
overgaan. De Wet Fido biedt niet de mogelijkheid dit verhaal via een
KB te verhinderen.
Het KB berust op onjuiste gronden
De lagere overheden vinden het kwalijk dat het kabinet beweert dat
door het procederen tegen Landsbanki de kleine spaarders zouden worden
getroffen. Dat is namelijk niet het geval, omdat het kabinet, meer in
het bijzonder Minister Bos, zich al lang garant had gesteld voor
terugbetaling ("linksom of rechtsom") van het spaargeld van de kleine
spaarders ("voor de Kerst"). De kleine spaarders zouden dus helemaal
geen last hebben gehad van het procederen door de lagere overheden
tegen Landsbanki.
Verder is nog van belang de rol van het zogeheten Memorandum of
Understanding tussen Nederland en IJsland, waar de lagere overheden
geen inzicht in hebben gekregen. In het Memorandum of Understanding is
in hoofdlijnen afgesproken dat Nederland aan IJsland het bedrag zou
voorschieten dat het IJsland zou kosten om zijn verplichtingen uit het
IJslandse depositogarantiestelsel tegenover Nederlandse spaarders na
te komen. Het kabinet voert aan dat een nadere overeenkomst vereist
zou zijn om IJsland daadwerkelijk te verplichten het voorgeschoten
bedrag terug te betalen. Door het enkele aangaan van een proces door
de lagere overheden zou volgens het kabinet het precaire
onderhandelingsproces met IJsland worden doorkruist. Hierdoor zou de
nadere overeenkomst mogelijk niet gesloten worden en zou het
voorgeschoten bedrag mogelijk niet worden terugbetaald. Hierom was het
KB volgens het kabinet noodzakelijk.
Het kabinet vermeldt echter niet dat de terugbetaling door IJsland aan
Nederland al was verzekerd door middel van het voor IJsland essentiële
IMF-hulppakket. Verstrekking van dat hulppakket was afhankelijk van de
goedkeuring van Nederland, die deze goedkeuring alleen zou verlenen
indien IJsland zich verplichtte tot terugbetaling. Dat IJsland het
door Nederland voorgeschoten bedrag zou terugbetalen stond dus vast.
Het al dan niet procederen door de lagere overheden tegen Landsbanki
had daar totaal geen invloed op en stond daar geheel los van. Dit
laatste blijkt ook uit het feit dat ondanks dat de lagere overheden
door het KB niet tegen Landsbanki hebben kunnen procederen, er nog
steeds geen nadere overeenkomst met IJsland volgend op het Memorandum
of Understanding is gesloten en dat bovendien onzeker is of die nadere
overeenkomst er ooit zal komen.
Na de uitspraak
Een uitspraak op het beroep wordt over zes weken verwacht. Prof. mr.
Koeman van het advocatenkantoor Stibbe, dat de lagere overheden in
deze procedure bijstaat, onderstreept dat het hier om een zeer
principiële zaak gaat. "Wij hebben goede hoop dat de Raad van State
duidelijk zal maken dat het Rijk hier te ver is gegaan. Dan zal het
Rijk alsnog de gemiste kans schade moeten vergoeden."
Samenwerkende lagere overheden
De lagere overheden die samenwerken in het terughalen van
gemeenschapsgeld zijn de gemeenten Alphen aan den Rijn, Amstelveen,
Asten, Dordrecht, Goes, Graafstroom, Naarden, Opmeer,
Pijnacker-Nootdorp, Texel, Veere, Zundert, de gemeenschappelijke
regelingen Drechtsteden (bestaande uit de gemeenten Alblasserdam,
Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en
Zwijndrecht) en SaBeWa (Samenwerking Belasting en Waardebepaling,
bestaande uit de gemeenten Borsele, Goes, Kapelle en Tholen), het
waterschap Roer en Overmaas en de provincie Noord-Holland.