Wageningen Universiteit en Researchcentrum plattelandsbeleid werkt wel Versnipperd plattelandsbeleid werkt wel

26 feb 2009
Nummer: N

Het eerste subsidieprogramma van de EU voor de ontwikkeling van het platteland, een megaprogramma waar in Nederland 1,4 miljard euro in is gestoken, was te complex en had te veel verschillende doelen. Toch heeft het wel gewerkt. Dat concluderen LEI, Alterra, beide onderdeel van Wageningen UR, en adviesbureau ERAC in een vijfhonderd paginaâs tellende evaluatie.

Het Europees landbouwbeleid is eind vorige eeuw hervormd. Boeren krijgen sindsdien in plaats van steun voor hun producten een hectaretoeslag. Ook is toen voor het eerst beleid ingevoerd voor de ontwikkeling van het platteland. Dit eerste
plattelandsontwikkelingsprogramma van de EU - in jargon POP1 - liep van 2000 tot 2006. In Nederland is daarvoor 1,4 miljard euro uitgegeven. Daarvan kwam 435 miljoen uit Brussel, 607 miljoen van de Nederlandse overheid en 366 miljoen van het bedrijfsleven.

âHet programma heeft gefunctioneerd, maar er zijn wel mitsen en marenâ, zegt drs. Gabe Venema van het LEI, een van de onderzoekers die de omvangrijke evaluatie opstelden. Belangrijkste conclusie is dat het programma in Nederland gebrek aan focus had. Nederland koos voor veel verschillende doelen. Instandhouding van de landbouwsector en verduurzaming daarvan was er bijvoorbeeld een. Onder die noemer was er veel subsidie voor investeringen in landbouwbedrijven, zoals voor het aanschaffen van een energiezuiniger kas, verplaatsing van bedrijven of subsidies voor jonge boeren. Maar er waren ook hele andere doelen, zoals het versterken van de leefbaarheid op het platteland, bijvoorbeeld door te investeren in dorpshuizen, behoud en uitbreiding van natuur en landschap, waardoor er veel geld ging naar aankoop van natuur voor de ecologische hoofdstructuur. Ook duurzaam waterbeheer was een forse post. Kleinere bedragen gingen er naar verbreding van landbouwbedrijven en recreatie en toerisme.

âDoor die versnippering is de doeltreffendheid soms te laag geweestâ, zegt Venema. Het programma had bijvoorbeeld nauwelijks invloed op de werkgelegenheid op het platteland. Subsidiegeld zou efficiënter besteed zijn als het op minder en heldere doelen was ingezet, zegt Venema. Dat is niet gebeurd omdat het Europese geld vooral gebruikt is om bestaande Nederlands doelen te financieren. Er zijn weinig scherpe politieke keuzes gemaakt, bijvoorbeeld voor landbouw of voor natuur.

Daarnaast was het programma ook te ingewikkeld. Omdat Nederland het programma vooral gebruikte om bestaand beleid te financieren, moesten subsidieaanvragers voldoen aan de Europese en de Nederlandse regels. In de eerste jaren was er een tekort aan projecten, omdat aanvragers de weg niet konden vinden. Later werd dat beter, vooral door de inzet van intermediairs, maatschappelijke organisaties die het EU beleid kennen en de weg kennen naar de bewoners van hun gebied.

De onderzoekers bevelen dan ook aan om in de toekomst meer gebruik te maken van dat soort organisaties, om meer gebiedsgericht beleid te maken, en om duidelijker doelen te stellen in het beleid. Maar ook het tweede Europese plattelandsontwikkelingsprogramma, dat al twee jaar loopt, is breed opgezet. / Joris Tielens

Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het weekblad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Meer informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR, e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail: resource@wur.nl. Zie archief op http://www.resource-online.nl.