Ministerie van Economische Zaken
Ministerie van Economische Zaken

Datum: 26-2-2009


Rijkscoördinatieregeling vanaf 1 maart 2009 in werking


Stroomlijning procedures grote energie-infrastructuurprojecten


Met ingang van 1 maart aanstaande treedt een door Minister Maria van der
Hoeven van Economische Zaken aangekondigde wijziging van de
Elektriciteits- , Gas- en Mijnbouwwet in werking. Hiermee wordt
de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op

energie-infrastructuurprojecten geregeld. De ruimtelijke
besluitvorming rond deze projecten wordt vanaf een bepaalde omvang op
rijksniveau gelegd. In plaats van gemeentelijke bestemmingsplannen geldt dan
een Rijksinpassingsplan, dat wordt vastgesteld door de ministers van
Economische Zaken en van VROM.

Daarnaast coördineert de minister van Economische Zaken de
vergunningsprocedures. De bedoeling is de procedures te verkorten en
te stroomlijnen, waardoor dergelijke projecten sneller kunnen worden
gerealiseerd. Zo maakt de wet het mogelijk dat de procedures voor het
rijksinpassingsplan en de vergunningen tegelijkertijd worden toegepast.
Inspraak op alle besluiten blijft bestaan, maar wordt gebundeld. Dat
betekent dat op eenzelfde moment op verschillende besluiten
tegelijkertijd kan worden ingesproken. Besluitvorming kan hierdoor
sneller en efficiënter plaatsvinden. De minister van Economische Zaken heeft
bij de coördinatie van de vergunningen ook doorzettingsmacht. Zij kan
daarvan bij voorbeeld gebruik maken als een gemeente weigert mee te werken
aan een milieuvergunning of als een gemeente een besluit neemt waar zij het
niet mee eens is. De geldende afwegingskaders, zoals die bij voorbeeld
zijn vastgelegd in de Wet Milieubeheer, blijven daarbij overigens
volledig intact.


De rijkscoördinatieregeling is van toepassing op de volgende grote
energie-infrastructuurprojecten:

⬢ Windenergie vanaf 100 MegaWatt;

⬢ Overige vormen van duurzame elektriciteitsproductie vanaf 50
MegaWatt;

⬢ Conventionele elektriciteitsproductie vanaf 500 MegaWatt;
⬢ Landelijk elektriciteitshoogspanningsnet vanaf 220 kiloVolt;
⬢ Landelijk gastransportnet met een druk van tenminste 40 bar;
⬢ Gas- en elektriciteitsconnectoren;

⬢ LNG-installaties met een capaciteit van tenminste 4 miljard kubieke
meter;

⬢ Opslag in de ondergrond en opsporing en winning van delfstoffen onder
gevoelige gebieden.