Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
24-02-2009 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Overeenkomstig de bestaande afspraken heb ik de eer u hierbij twee fiches aan te bieden die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC):
* Richtlijn inzake bescherming van dieren;
* Verordening inzake passagiersrechten bus.
De Staatssecretaris voor Europese Zaken,
Frans Timmermans
Fiche 1: Richtlijn inzake bescherming van dieren
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt.
Datum Commissiedocument: 5 november 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 543
Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197584
Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
Impact assessment.
SEC(2008)2410 http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_2410_en.pdf
SEC(2008)2411 http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_2411_en.pdf
Opinie IAB
SEC(2008)2413 http://ec.europa.eu/governance/impact/docs/ia_2008/sec_2008_2413_fr.pdf
Behandelingstraject Raad: Het voorstel staat nog niet geagendeerd voor een Raad onder Tsjechisch voorzitterschap. Onduidelijk is nog onder welke Raad dit voorstel zal worden behandeld.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie
a) Rechtsbasis: Artikel 95 van het EG-Verdrag
b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement:gekwalificeerde meerderheid en co-decisie.
c) Comitologie: De Commissie wordt bijgestaan door een comité. De regelgevende procedure en regelgevende procedure met toetsing worden toegepast.
2. Samenvatting BNC-fiche
Wegens een aantal tekortkomingen van de huidige richtlijn hebben sommige lidstaten bij de omzetting in nationaal recht aanzienlijk verder reikende maatregelen ingevoerd, terwijl andere landen alleen de minimumeisen handhaven. Dit gebrek aan uniformiteit maakt een corrigerende maatregel die bijdraagt aan de doelstellingen van de interne markt volgens de Commissie noodzakelijk. Bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit zijn positief. Het Nederlandse oordeel t.a.v. proportionaliteit is op hoofdlijnen positief. Nederland is voorstander van harmonisatie van strikte eisen voor de bescherming van proefdieren. Derhalve staat Nederland in beginsel positief tegenover het voorstel. Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen vast te stellen dan de maatregelen van de voorgestelde richtlijn, voor zover zij voldoen aan de veiligheidseisen van artikel 95, lid, 4, van het EG-Verdrag.
Om een beter beeld van de gevolgen voor de Nederlandse situatie te krijgen is er nader onderzoek uitgezet en zal er input gevraagd worden van een aantal externe partijen. Het onderzoek zal een vergelijking maken tussen de huidige Nederlandse wetgeving en het Commissievoorstel.
Nader onderzoek is nodig omdat het Commissievoorstel elementen bevat waarvan de reikwijdte en de betekenis onduidelijk zijn. Aandachtspunt in het voorstel is ondermeer het accent op middelvoorschriften in plaats van doelvoorschriften. Ook de gevolgen voor administratieve lasten
Bijlage fichedocument, pagina 1
voor bedrijven dienen duidelijk in kaart te worden gebracht, alvorens een definitief standpunt kan worden geformuleerd.
Het Tsjechische Voorzitterschap heeft het Commissievoorstel vooralsnog niet geagendeerd voor behandeling tijdens een Raad of specifieke Raadswerkgroep. Onduidelijk is op dit moment of het Voorzitterschap dit nog zal doen en onder welke Raad het voorstel eventueel behandeld zal worden. Dat Nederland onderzoek heeft uitstaan om haar standpunt zorgvuldig verder te bepalen heeft dan ook geen consequenties voor de huidige Nederlandse onderhandelingspositie. Nederland zal de Kamer zo spoedig mogelijk infomeren over de Nederlandse positie n.a.v. de uitkomsten van het onderzoek. Mocht het voorstel geagendeerd worden voor een behandelingstraject voor een Raad, dan zal de Kamer tijdig over een verder uitgewerkt Nederlands standpunt geïnformeerd worden.
3. Samenvatting voorstel
Inhoud voorstel
Het huidige voorstel beoogt het herstel van gelijke concurrentievoorwaarden voor het bedrijfsleven en het wetenschappelijk onderzoek in de hele EU, en tegelijk - conform het aan het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende het welzijn van dieren - de versterking van de bescherming van dieren die in wetenschappelijke procedures worden gebruikt. Het voorstel ondersteunt de algemene strategie van de Commissie inzake dierproeven, inclusief de intensievere bevordering van de ontwikkeling, validatie, acceptatie en toepassing van alternatieve methoden, en verschaft een stevige basis voor een volledige tenuitvoerlegging van de beginselen van de drie V's - vervanging, vermindering en verfijning - van het proefdierengebruik. De bepalingen van deze richtlijn hebben betrekking op de harmonisatie van de interne markt op het gebied van de fok, de toelevering en het gebruik van dieren. De concept richtlijn verbreedt de scope door ook ongewervelde diersoorten op te nemen.
De voorgestelde richtlijn bevat eisen inzake:
*
de aanschaf, het fokken, het merken en het houden van dieren, met inbegrip van eisen inzake de huisvesting en verzorging daarvan;
*
het verlenen van vergunningen aan, en het functioneren van, inrichtingen die dieren fokken, toeleveren of gebruiken alsmede de inspectie van die inrichtingen;
*
het verlenen van vergunningen aan personen die dieren gebruiken of verzorgen of die projecten waarbij dieren worden gebruikt superviseren of die verantwoordelijk zijn voor het opzetten van dergelijke projecten;
*
de beoordeling en toelating van projecten waarbij dieren worden gebruikt, met inbegrip van de beoordeling achteraf van dergelijke projecten;
*
de keuze van procedures en de manier waarop ze worden uitgevoerd;
*
de ontwikkeling, validatie, acceptatie in de regelgeving en toepassing van alternatieve benaderingen;
*
transparantie door de bekendmaking van niet-technische informatie over projecten, nationale uitvoeringsregels en -richtsnoeren, rapportage over de toepassing en rapportage van statistische gegevens.
Impact assessment Commissie
De Commissie stelt dat de voordelen die voortvloeien uit een vermindering van de administratiekosten en het voorkomen van onnodige proeven rond ¤ 90 miljoen per jaar kunnen zijn voor de uitvoerders van dierproeven. Bij de berekening van de netto meerkosten van de herziening kan deze besparing van ¤ 90 miljoen worden afgetrokken van de bruto toename van de kosten van ¤ 143,7 miljoen. De netto meerkosten komen volgens de Commissie daarmee op rond
Bijlage fichedocument, pagina 2
¤ 51 miljoen per jaar te liggen. De Commissie schat de totale uitgaven aan dierproeven op ¤ 2,9 miljard. Verdere voordelen/besparingen die het gevolg zijn van betere wetenschappelijke resultaten zijn aannemelijk, maar zijn nog niet in de berekening in aanmerking genomen.
Nederland schat in dat de eisen binnen deze voorgestelde richtlijnen hoogstwaarschijnlijk administratieve lasten zullen opleveren op het gebied van vergunningverlening (eisen t.a.v. aanvragen), te volgen procedures en toezicht. In het kader van het 'Better Regulation' programma van de Europese Commissie betekent dit een ongewenste lastenverzwaring.
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a)
Bevoegdheid:Artikel 95 EG-verdrag. Het betreft een gedeelde bevoegdheid. Nederland kan zich hierin vinden.
b)
Functionele toets:
-
Subsidiariteit: positief
-
Proportionaliteit: positief
-
Onderbouwing: Herziening van de huidige richtlijn is nodig om een "level playing field" te creëren. Een aantal van de vastgestelde problemen kan niet in voldoende mate door de lidstaten worden opgelost, omdat precies het nemen c.q. niet nemen van maatregelen door de lidstaten aan de basis ligt van de onderhavige distorsie van de interne markt. Aanpassing van de reeds bestaande richtlijn is de beste manier om dit op te lossen. Harmonisatie van de regels en het ambitieniveau is belangrijk voor een goed welzijn van proefdieren in alle Europese landen. Het staat de lidstaten vrij strengere maatregelen vast te stellen dan de maatregelen van de voorgestelde richtlijn, voor zover zij voldoen aan de veiligheidseisen van artikel 95, lid, 4, van het EG-Verdrag.
Nederlands oordeel: Op hoofdlijnen oordeelt Nederland positief over proportionaliteit. Herziening van de huidige richtlijn is nodig om een betere bescherming van de proefdieren in alle lidstaten en een "level playing field" te creëren. Nederland hecht waarde aan stringente Europese regels voor dierenwelzijn (conform het coalitieakkoord). Derhalve staat Nederland in beginsel positief tegenover het initiatief van de Commissie. De beoogde balans tussen de doelstelling van de richtlijn en de administratieve lasten verdient echter aandacht in de uitwerking van de richtlijn. Gezien de complexiteit van dit beleidsveld is een definitief oordeel over de inhoud van het voorstel nog niet te geven.
5. Implicaties financieel
a)
Consequenties EG-begroting: geen
b)
Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden: Nog onbekend is wat de financiële consequenties zijn van de voorstellen voor de rijksoverheid, doordat er op dit moment nog onduidelijkheden zijn in het Commissievoorstel. De netto meerkosten van het voorstel komen volgens de Commissie rond ¤ 51 miljoen per jaar te liggen. Dit zijn de meerkosten voor de gehele EU en zullen sterk variëren per lidstaat, afhankelijk van de huidige nationale situaties. Onduidelijk is op dit moment dan ook hoe individuele lidstaten getroffen zullen worden. Onduidelijk is ook hoe deze meerkosten zijn verdeeld tussen overheid en bedrijfsleven. Nederland doet nader onderzoek naar de financiële gevolgen voor de Nederlandse situatie. Eventuele kosten zullen worden ingepast binnen de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement.
c)
Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger: Zoals bovenstaand aangegeven is nog niet bekend hoe de door de Commissie geraamde netto meerkosten van ¤51 miljoen per jaar voor de gehele EU verdeeld zullen zijn over de lidstaten en hoe deze
Bijlage fichedocument, pagina 3
verdeeld zullen zijn tussen de overheid en het bedrijfsleven. De consequenties voor Nederland worden dan ook nader onderzocht.
d)
Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden: Ook de administratieve lasten voor de overheid zijn nog onbekend en worden nader onderzocht.
e)
Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger: Er zal sprake zijn van een verhoging van de administratieve lasten indien het toezicht zal moeten worden geïntensiveerd n.a.v. het voorstel en er aanvullende eisen worden gesteld t.a.v. vergunningverlening en procedures van onderzoek. Uit nader onderzoek moet blijken of dit het geval is. Nader onderzoek moet ook uitwijzen in hoeverre het voorstel aan vergunninghouders verdergaande eisen stelt, onder meer in relatie tot de voorgestelde verbreding naar ongewervelde diersoorten.
6. Implicaties juridisch
a)
Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid; Het voorstel in zijn huidige vorm zal naar verwachting aanpassing van de Wet op de Dierproeven (WOD) noodzakelijk maken.
b)
Voorgestelde implementatietermijn18 maanden na inwerkintreding; Implementatie binnen 18 maanden zal niet haalbaar zijn. Nederland is van oordeel dat 36 maanden een redelijke termijn betreft.
c)
Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling; 10 jaar na inwerkingtreding toetst de Commissie deze richtlijn. Een evaluatie na 5 jaar is wenselijker.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a) Uitvoerbaarheid: De Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) is verantwoordelijk voor de uitvoering. Uit het nadere Nederlandse onderzoek moet blijken of er aanvullende eisen worden gesteld aan de vergunninghouders.
b) Handhaafbaarheid; De handhaving van de WOD wordt uitgevoerd door de VWA. Indien het voorstel zal leiden tot aanpassingen van de WOD die betrekking hebben op de handhaving zal de VWA haar toezicht aan moeten passen. Gevolg van strengere EU regelgeving kan zijn dat bedrijven dierproeven laten uitvoeren in niet-EU landen met minder (strenge) regelgeving. Dit is vanuit dierenwelzijn optiek niet wenselijk en leidt er mogelijk toe dat onderzoeksinstituten in EU-landen op concurrentie-achterstand worden geplaatst.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
De voorgestelde regelgeving beperkt zich tot de in Europa gevestigde onderzoeksinstituten. Voorals nog lijken er derhalve geen consequenties te zijn voor ontwikkelingslanden.
9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)
Nederland hecht waarde aan stringente Europese regels voor dierenwelzijn. Ook voor dierproeven geldt deze algemene ambitie. Immers, het dierenwelzijn van proefdieren is niet in alle landen even goed geregeld. Daarnaast hecht Nederland grote waarde aan het verminderen, vervangen en verfijnen van dierproeven (3V's), ook op Europees niveau. Harmonisatie van de regels en het ambitieniveau is belangrijk voor een goed welzijn van proefdieren in alle Europese landen. Hierdoor is de kans op verschuiving van dierproeven naar landen met minder strenge regels een minder groot risico.
Nederland staat om bovenstaande redenen in beginsel positief tegenover het Commissievoorstel. Het Nederlandse standpunt zal nader worden uitgewerkt n.a.v. uitgezet onderzoek. Dit onderzoek zal een vergelijking maken tussen de huidige Nederlandse wetgeving en het Commissievoorstel. Daarnaast is input gevraagd aan de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA), het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG-MEB), de Centrale Commissie Dierproeven (CCD), de
Bijlage fichedocument, pagina 4
Nederlandse Vereniging van proefdierdeskundigen (NVP), Nefarma (vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland), de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) en de Nederlandse Vereniging van Dierexperimenten Commissies (NVDEC).
Nader onderzoek is nodig omdat het voorstel elementen bevat waarvan de reikwijdte en de betekenis onduidelijk zijn. Hierdoor is een gedegen en zorgvuldige inschatting van de proporties van de effecten op dit moment nog niet mogelijk. Er zal sprake zijn van een verhoging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Deze consequenties voor administratieve lasten zijn nog niet in kaart gebracht. Daarbij komt dat het voorstel onduidelijke begrippen hanteert waardoor artikelen voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Overig aandachtspunt daarbij is ondermeer het accent in het voorstel op middelvoorschriften in plaats van doelvoorschriften. Het voorstel in zijn huidige vorm zal naar verwachting aanpassing van de WOD vereisen.
Het Tsjechische Voorzitterschap heeft het Commissievoorstel vooralsnog niet geagendeerd voor behandeling tijdens een Raad of specifieke Raadswerkgroep. Onduidelijk is op dit moment of het Voorzitterschap dit nog zal doen en onder welke Raad het voorstel eventueel behandeld zal worden. Dat Nederland onderzoek heeft uitstaan om haar standpunt zorgvuldig verder te bepalen heeft dan ook geen consequenties voor de huidige Nederlandse onderhandelingspositie. Nederland zal de Kamer zo spoedig mogelijk infomeren over de Nederlandse positie n.a.v. de uitkomsten van het onderzoek. Mocht het voorstel geagendeerd worden voor een behandelingstraject voor een Raad, dan zal de Kamer tijdig over een verder uitgewerkt Nederlands standpunt geïnformeerd worden.
Bijlage fichedocument, pagina 5
Fiche 2: Verordening inzake passagiersrechten bus
1. Algemene gegevens
Voorstel: Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechten van autobus- en touringcarpassagiers en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2006/2004 betreffende samenwerking tussen de nationale instanties die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming.
4 Datum Commissiedocument: december 2008
Nr. Commissiedocument: COM(2008) 817 definitief
Pre-lex:
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=197709
Nr. Impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board:
SEC(2008) 2953 + SEC(2008)2954
SEC(2008) 2955 + IAB Opinion 1st IA
http://ec.europa.eu/governance/impact/cia_2008_en.htm
Behandelingstraject Raad: Raadswerkgroep 'vervoer over land', het Tsjechische Voorzitterschap streeft naar een voortgangsrapportage/algemene oriëntatie op de Transportraad van 11/12 juni 2009.
Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Verkeer en Waterstaat Rechtsbasis: Het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, artikel 71, lid 1
Besluitvormingsprocedure en rol Europees Parlement: Gekwalificeerde meerderheid. Het EP heeft medebeslissingsrecht (cf. art. 251 EG).
Comitologie: Geen comitologieprocedure voorzien.
2. Samenvatting BNC-fiche:
Het voorstel heeft tot doel de rechten van autobus- en touringcarpassagiers vast te stellen teneinde de aantrekkelijkheid van en het vertrouwen in autobus- en touringcarvervoer te verbeteren en gelijke concurrentievoorwaarden tot stand te brengen tussen vervoerders uit verschillende lidstaten en tussen de verschillende vervoerswijzen. Het voorstel moet worden gezien in het licht van de wens van de Europese Commissie om voor alle vervoersmodaliteiten Europese maatregelen te nemen ter bescherming van passagiers.
De Commissie baseert zich bij dit voorstel op art. 71, lid 1 (vervoersartikel). Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag. Nederland is in algemene zin groot voorstander van het versterken van de rechten van passagiers in het vervoer en van de positie van mensen met een functiebeperking. Het subsidiariteitsoordeel is deels positief en deels negatief. Het proportionaliteitsoordeel is negatief in verband met de gebrekkige kosten/baten assessment. Aandachtspunten betreffen verder het voorkomen van onnodige administratieve lasten en heldere afstemming met andere internationale en Europese regelgeving op het gebied van personenvervoer en het terrein van gelijke behandeling van mensen met een functiebeperking.
Bijlage fichedocument, pagina 6
3. Samenvatting voorstel:
a) Inhoud voorstel:
Het voorstel bevat bepalingen over de volgende aspecten:
*
Aansprakelijkheid bij overlijden of letsel van passagiers of bij verlies of beschadiging van hun bagage;
*
Non-discriminatie op basis van nationaliteit of woonplaats in de door autobus- of touringcarexploitanten aan passagiers aangeboden voorwaarden;
*
Bijstand van gehandicapten en personen met beperkte mobiliteit;
*
Verplichtingen voor autobus- en touringcarexploitanten bij annulering of vertraging van een reis;
*
Informatieplicht;
*
Klachtenbehandeling;
*
Algemene voorschriften inzake handhaving.
De verordening is van toepassing op geregelde personenvervoersdiensten van autobus- en/of touringcarondernemingen. Aansprakelijkheid van vervoersondernemingen is het enige deelonderwerp waarvan de Europese Commissie de verordening ook op ongeregelde vervoersdiensten wil toepassen.
De lidstaten kunnen ervoor kiezen stedelijke, voorstedelijke en regionale vervoersdiensten die onder een openbaredienstcontract vallen, uit te zonderen van de werkingssfeer van de verordening mits de bescherming van de passagiersrechten vergelijkbaar is met de bescherming waarin deze verordening voorziet.
b) Impact-assessment Commissie:
Nederland vindt de impact assessment ontoereikend. De Commissie heeft overhaast binnenlands vervoer alsnog opgenomen in de voorgestelde verordening, maar hier de effectbeoordeling niet op aangepast. De effectbeoordeling gaat alleen in op het internationaal vervoer, en heeft geen betrekking op lokale/regionale vervoersaspecten. Tevens ontbreekt een analyse van de wettelijke situatie in de verschillende landen.
De Commissie heeft verschillende opties aangemerkt als meest doelmatige om tot een goede kostenbatenverhouding te komen.
Wat het non-discriminatiebeginsel en de bijstand aan mensen met een functiebeperking betreft is een combinatie van een minimumbescherming (uitsluitend voor ongeregeld vervoer) en een maximale bescherming (uitsluitend voor geregeld vervoer) als de beste optie geselecteerd. De Commissie heeft bij haar keuze van de beste opties twee belangrijke aspecten afgewogen: de handhaving van de passagiersrechten en de toename van de kosten. Autobus- en touringcarpassagiers zijn prijsbewuste klanten. Een toename van de prijzen kan een verschuiving naar low-cost-luchtvaartmaatschappijen en het spoor teweegbrengen. De Commissie heeft gekozen voor de minimumbescherming als het optimale scenario, ook voor binnenlandse vervoersdiensten.
Wat de aansprakelijkheid betreft, is uit de effectbeoordeling gebleken dat de grootste baten voor de passagiers, zonder significante stijging van de kosten, worden bereikt door de instelling van een maximale bescherming voor geregeld vervoer, waardoor volgens de Commissie de verschillen tussen de nationale wetgevingen worden opgeheven.
Voor kwaliteitsnormen / informatieplicht / compensatie en bijstand bij annulering en vertragingen is de optimale optie volgens de Commissie een minimumbescherming, gecombineerd met een aantal aspecten uit het scenario maximale bescherming (op het gebied van bijstand en informatieverstrekking).
Bijlage fichedocument, pagina 7
4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel
a) Bevoegdheid:
De Commissie baseert de bevoegdheid van de EG op artikel 71, lid 1. Nederland kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
b) Functionele toets/Nederlands oordeel
Subsidiariteit: deels positief, deels negatief.
Proportionaliteit: negatief
Onderbouwing
Subsidiariteit
Nederland ziet meerwaarde in Europese wetgeving die de passagiersrechten en de positie van mensen met een functiebeperking in het busvervoer versterkt.
Onderhavig voorstel voor een verordening ontbeert echter een goede onderbouwing van de kosten/baten om de rechten van passagiers van het nationale busvervoer op Europees niveau te regelen. Het grijpt, zoals het er nu ligt, diep in op het nationaal vervoersbeleid (het is nog onduidelijk of er naast de verordening nog aanvullende nationale bepalingen mogelijk zullen zijn, die invloed kunnen hebben op het uiteindelijke beschermings-niveau). Bovendien vindt er niet of nauwelijks grensoverschrijdend openbaar vervoer (stads- en streekvervoer) plaats.
Nederland ziet derhalve een rol weggelegd voor Europese regelgeving met betrekking tot internationaal busvervoer, dat een mate van regulering behoeft, waarin de lidstaten afzonderlijk niet kunnen voorzien. Nederland beoordeelt de subsidiariteit voor dit aspect als positief. Dit geldt echter niet voor het nationale busvervoer, hier is het subsidiariteitsoordeel negatief.
Proportionaliteit.
De proportionaliteit van de voorgestelde regeling vertoont naar Nederlands inzicht de navolgende mankementen en wordt vooralsnog als negatief beoordeeld.
Nederland beschouwt een verordening voor het internationale busvervoer als een te zwaar middel. Een richtlijn zou beter zijn geweest, omdat een RL meer beleidsruimte laat aan de Lidstaten.
Assistentie van reizigers met functiebeperking van halte tot halte is een zwaar middel om bij Europese verordening als verplichting op te leggen, en de vraag is of het proportioneel is ten opzichte van de investeringen. De behoefte aan assistentie neemt in Nederland de komende jaren niet toe maar af (naarmate meer toegankelijkheid wordt bereikt) en voor touringcars is het een enorme investering.
Nederland neemt veel initiatieven voor toegankelijkheid in het openbaar vervoer (toegankelijke bussen en toegankelijke haltes) waardoor behoefte aan assistentie beperkt kan zijn. Daarnaast geeft de Wet Personenvervoer 2000 binnen het openbaar vervoer het op afroep van deur-tot-deur vervoer met hulp bij in- en uitstappen een wettelijke status. Dit gehele voorstel omarmen leidt tot onevenredig grote kosten en inspanningen.
Nederland is verder van mening dat, mede in het licht van het voorkomen van onnodige administratieve en bestuurlijke lasten, een duidelijke afstemming is vereist met internationale en Europese regelgeving zowel op het gebied van personenvervoer als op het gebied van gelijke behandeling van mensen met een functiebeperking. Er is overlap met andere EU-regelgeving (met name het voorstel voor een brede anti-discriminatierichtlijn gelijke behandeling1 dat ook
1 COM(2008) 426 - Voorstel van de Commissie voor een richtlijn van de Raad betreffende de toepassing van het
beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
Bijlage fichedocument, pagina 8
toegankelijkheidsverplichtingen voor publieke diensten en openbaar vervoer omvat en de ontwerp-richtlijn consumentenbescherming2) en internationale regelgeving (zoals het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een functiebeperking).
2 2008/0196 COD Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende consumentenrechten
5. Implicaties financieel
a)
Consequenties EG-begroting:
n.v.t.
b)
Financiële, consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en / of decentrale overheden:
De overheid zal een instantie moeten aanwijzen die bevoegd is voor de handhaving en controle van de voorgestelde regels, evenals voor de klachtenbehandeling. Indien het voorstel budgettaire gevolgen heeft, dan worden deze ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels budgetdiscipline.
Wegbeheerders (Rijk en decentrale overheden) zullen kosten moeten maken om waar nodig haltes aan te passen zodanig dat toegankelijke bussen er kunnen halteren.
c) Financiële, consequenties (incl. personele) bedrijfsleven en burger:
De Commissie heeft geen impact analyse gemaakt van de gevolgen voor nationaal vervoer, alleen voor internationaal vervoer. De kosten voor buitenlands opererende maatschappijen zijn daarin gelegen, dat de verordening resulteert in een versnelde vervanging en afschrijving van het huidige wagenpark, waarbij een doorkruising plaatsvindt van de gangbare cyclus van vervanging en afschrijving. Er zal een overgangstermijn nodig zijn om de aanpassingen in de bussen te realiseren.
Bij vervanging van het gehele touringcarwagenpark ineens worden de kosten geraamd op 16 à 20 miljoen euro. De kosten variëren per individueel bedrijf naar gelang de omvang van het wagenpark. Vervangingskosten behoren tot de financiële consequenties voor de individuele vervoerders die deze ongetwijfeld aan de passagiers zullen doorberekenen.
Genoemd bedrag is exclusief de kosten voor het bedrijfsleven om personele assistentie te verlenen, om de benodigde reisinformatie te verstrekken en om de mogelijk hogere verzekeringspremies te betalen. Personele assistentie is overigens niet alleen de passagier in de bus helpen, maar ook weer uit de bus. Indien dit langzaam gaat kan de dienstregeling in de war raken, waarvan het verdere netwerk gevolgen kan ondervinden die niet direct financieel zijn uit te drukken.
d) Administratieve lasten voor Rijksoverheid, decentrale overheden en/ of bedrijfsleven en burger:
In de effectbeoordeling van de Commissie wordt hier een vergelijking getrokken met de verhoging van de administratieve kosten voortvloeiend uit de bestaande EU-wetgeving op het terrein van de passagiersrechten in het luchtvervoer. In 5.8 wordt een maximum bedrag genoemd voor het beheer van de klachtenregeling om en nabij ¤640.000 voor de gehele EU.
Ten aanzien van het nationale programma administratieve lasten voor bedrijven is er sprake van een netto reductiedoelstelling van 25%. Dit betekent dat onvoorziene stijgingen van de administratieve lasten (voortvloeiend uit zowel nationale als Europese wet-en regelgeving) dienen te worden gecompenseerd door het beleidsverantwoordelijke departement, conform de interdepartementale hoofdafspraken voor compensatie van administratieve lasten-tegenvallers. Om te komen tot een merkbare vermindering van de administratieve lasten, dienen compensaties zoveel mogelijk te geschieden binnen het domein waarin de tegenvaller plaatsvindt (Bijlage 7 Miljoenennota).
Bijlage fichedocument, pagina 9
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid:
Deze EU-verordening heeft mogelijk gevolgen voor:
..
de concessies van decentrale overheden en vervoerders op het punt van de toegankelijkheid indien het vervoer uitgezonderd wordt van de toepassing van de verordening;
..
de Wet personenvervoer 2000, bijvoorbeeld via het eisen stellen over toegankelijkheid in het Besluit personenvervoer 2000;
..
de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, vanwege de uitbreiding met assistentieverlening in besloten bus en OV;
..
Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met de rechten uit de vervoersovereenkomst
..
Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, in verband met de aansprakelijkheid van binnenlands geregeld personenvervoer.
b) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid:
De verordening treedt in werking op de 20e dag na publicatie in het Publicatieblad. Zij wordt van toepassing één jaar na haar inwerkingtreding. Dat is te kort om de benodigde wetswijzigingen te realiseren. De termijn zal waarschijnlijk ook te kort zijn om de noodzakelijke aanpassingen in bussen aan te brengen.
c) Evaluatie-horizonbepaling:.
In de Verordening is een verzoek opgenomen tot publicatie door de handhavingsinstanties van een jaarverslag over hun activiteiten. Tevens is opgenomen een bepaling dat de Commissie uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding een verslag over de werking van de verordening uitbrengt aan de Raad en het Europees Parlement.
7. Implicaties voor uitvoering en handhaving
a)
Uitvoerbaarheid:
Op dit moment moeilijk te overzien. Uitvoering zal met name liggen bij de vervoersondernemingen en de decentrale overheden.
b)
Handhaafbaarheid:
Lidstaten zijn verplicht een handhavingsinstantie aan te wijzen voor de handhaving van de verordening. Daarnaast worden de lidstaten verplicht passende sancties te ontwikkelen ten aanzien van overtreding van deze verordening. De plicht tot naleving van passagiersrechten en eventuele sancties van overtredingen zal in de Wet personenvervoer 2000 geregeld moeten worden. Dit heeft gevolgen voor de inzet van het toezicht en/of klachtenregeling bij bijvoorbeeld de Inspectie van Verkeer en Waterstaat en de rechtsbescherming via de Commissie gelijke behandeling. De Wet personenvervoer 2000 heeft al wel een klachtenregeling, ook voor busvervoer (OV, touringcar) waar passagiersrechten onderdeel van uit kunnen maken inclusief de bejegening van mensen met een functiebeperking, in het bijzonder personele assistentieverlening.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Geen
Bijlage fichedocument, pagina 10
9. Nederlandse positie
Nederland staat in algemene zin positief tegenover het principe van het versterken van de rechten van passagiers en van de positie van mensen met een functiebeperking, maar plaatst wel een aantal kanttekeningen bij onderhavig voorstel.
Om de verschillen in aanpak in Europese lidstaten te harmoniseren en vanwege de interferentie met de huidige Nederlandse wetgeving die toegankelijkheid regelt voor het openbaar vervoer, moet veel wet- en regelgeving worden 'herschikt', en energie en geld worden geïnvesteerd. De voordelen voor de reizigers wegen bovendien mogelijk niet op tegen de financiële consequenties voor de vervoerders die de maatregelen moeten treffen.
Voor het openbaar vervoer en het binnenlands besloten busvervoer ontbreekt het grensoverschrijdend element. De effectbeoordeling van de Commissie betreft alleen het internationale vervoer (de oorspronkelijk beoogde reikwijdte) en heeft geen betrekking op lokale/regionale vervoersaspecten. De uitbreiding van de reikwijdte naar nationaal busvervoer heeft op het laatste moment plaatsgevonden, zonder dat de effectiviteit en consequenties daarvan nog in kaart konden worden gebracht. Het voorstel houdt onvoldoende rekening met het specifieke karakter van de busvervoersector dat uit veel midden- en kleinbedrijven bestaat.
Aandachtspunt betreft tenslotte de duidelijke afstemming met andere EU regelgeving (bijvoorbeeld artikel 4 gelijke behandeling van personen met een functiebeperking in de ontwerp-richtlijngelijke behandeling1) en internationale regelgeving (zoals het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een functiebeperking). Er is ook een ontwerp-richtlijn consumenten-bescherming 2008/0196 COD waarvoor mutatis mutandis dezelfde afstemming noodzakelijk is.
Bijlage fichedocument, pagina 11
Ministerie van Buitenlandse Zaken