Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
ostbus 20018
P
2500 EA Den Haag
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
23 februari 2009 vo/ok102376 9 februari 2009 2009z01941/20809122
20
Onderwerp
Hierbij zend ik u, het antwoord op de vragen van het Kamerlid Biskop (CDA) van uw Kamer
inzake vragen over het effect van `Nijntje-taal' op zwakke lezers (Ingezonden 5 februari 2009).
De vragen werden mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met
kenmerk 2009Z01941/2080912220
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
6
44
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
OCW 11 Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70-4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 2/3
Antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Biskop (CDA) van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (ingezonden d.d.05-
02-2009, kenmerk 2009Z01941/2080912220)
1 Vraag:
Bent u bekend met het artikel `Nijntje-taal voor vmbo blijkt juist onbegrijpelijk' en het
dissertatieonderzoek `Zwakke lezers, sterke teksten' , waar in het artikel aan gerefereerd wordt?
Antwoord:
Ik heb kennisgenomen van het recent gepubliceerde resultaat van het experimentele leesonderzoek en
het betreffende proefschrift.
2 Vraag:
Deelt u de mening van de onderzoeker dat de taal in de boeken voor vmbo-leerlingen te gemakkelijk is
en averechts werkt?
Antwoord:
Uit het onderzoek zijn een aantal stijlkenmerken van teksten in lesboeken naar voren gekomen, die
bijdragen aan een optimaal tekstbegrip en tekstwaardering van een grote groep vmbo-ers. De
richtlijnen die de betreffende taalwetenschapster heeft ontwikkeld, kunnen benut worden voor het
bevorderen van tekstbegrip en tekstwaardering van de leerlingen.
Ik ben van mening dat dit soort bevindingen bijdraagt aan de permanente verbetering van
lesmaterialen door de uitgeverijen en wellicht ook een positieve rol kan spelen bij het keuzeproces van
scholen voor studieboeken. Tegelijkertijd wordt ook geconstateerd dat de onderlinge verschillen
tussen vmbo-ers groot zijn en dat het daardoor bijna onmogelijk is om tekstboeken te schrijven die
voor alle leerlingen geschikt zijn. Ik ga ervan uit dat de bevindingen beoordeeld en zo mogelijk ook
benut worden door de Uitgeverijen om de bestaande tekstboeken te verbeteren. Binnenkort heb ik
overleg met de Gemeenschappelijke Uitgeverijen en zal ik de resultaten van dit onderzoek onder de
aandacht brengen van de uitgeverijen.
3. Vraag:
Indien dit het geval is, wat betekent dit voor de doelstelling om doorlopende leerlijnen taal in het
onderwijs te realiseren?
Antwoord:
De constateringen van de onderzoekster geven aan dat er mogelijkheden in het onderwijs zijn om te
komen tot verbeteringen van het taalonderwijs en dat er ook mogelijkheden zijn om vanuit een
doorlopende leerlijn taal het onderwijs te verbeteren. Ik ben voornemens vijf pilots te starten in het
primair en voortgezet onderwijs met als doel het optimaliseren van een doorlopende leerlijn taal.
In de pilots worden uiteraard deze en andere relevante onderzoeksresultaten benut.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl
blad 3/3
4. Vraag:
Indien u niet de mening deelt zoals weegegeven in vraag 2, op welke wijze kunt u dit onderbouwen en
bent u bereid om samen met het veld en de uitgevers nader onderzoek in te stellen naar de effecten
van lesmateriaal op de doorlopende leerlijnen van vmbo-leerlingen op het gebied van taal?
Antwoord:
Zie mijn antwoord op vraag 2
5. Vraag:
Bent u bereid in overleg met het veld en uitgevers te waarborgen dat het lesmateriaal voor vmbo-
leerlingen niet bijdraagt aan een achterstand op de doorlopende taalontwikkeling? Zo ja, op welke
wijze gaat u dit waarborgen? Zo nee, kunt u motiveren waarom niet?
Antwoord:
Zoals ik reeds heb aangegeven zal ik de Gemeenschappelijke Uitgeverijen binnenkort attenderen op dit
onderzoek. Het is echter niet mijn taak de ontwikkeling, de vorm en of de inhoud van studieboeken en
lesmaterialen te sturen en of te controleren. De door u gevraagde waarborg kan ik dan ook niet geven.
Wel ben ik ervan overtuigd dat de professionals in de scholen zeer goed in staat zijn om adequaat en
passende onderwijsmateriaal te kiezen voor hun leerlingen. Het is aan de uitgeverijen om tegemoet te
komen aan de kwalitatieve vragen van scholen en zorg te dragen voor de verwerking van nieuwe
pedagogische en didactische inzichten in hun materialen.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag, T +31-70 - 4123457 F +31-70-4123456 www.minocw.nl