Antwoord minister-president op Kamervragen over het Innovatieplatform
Kamerstuk | 20-02-2009
Minister-president Balkenende heeft mede namens de ministers van EZ en
OCW geantwoord op vragen van de Tweede-Kamerleden Besselink (PvdA) en
Blanksma-Van den Heuvel (CDA) over de rol van het Innovatieplatform
bij het stimuleren van innovatieve ondernemers.
Hierbij zend ik u, mede namens de ministers van Economische Zaken en
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, antwoorden op de schriftelijke
vragen van de leden Besselink (PvdA) en Blanksma-Van den Heuvel (CDA)
over de rol van het Innovatieplatform bij het stimuleren van
innovatieve ondernemers. De vragen werden mij op 29 januari
toegezonden onder nummer 2009Z01446 / 2080911080.
De minister-president,
Minister van Algemene Zaken,
mr.dr. J.P. Balkenende
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving over het onderzoek van de
Commissie Scheepbouwer, die concludeert dat er gebrek aan steun is
vanuit de overheid en het Innovatieplatform richting innovatieve
ondernemers? 1) 2)
1) Het Financieele Dagblad, 21 januari 2009: 'Overheid laat steken
vallen bij steun aan Innovatieplatform'
2) Het Financieele Dagblad, 22 januari 2009: 'Effect innovatiesteun na
vier jaar nog onduidelijk'
Antwoord
Ja. Ik heb ook op 3 februari jl. de bijdrage van professor Ben
Dankbaar, lid van de Voortgangscommissie Sleutelgebieden, gezien in
het Financieele Dagblad onder de titel 'Sleutelgebieden van het
Innovatieplatform lijkt een veelbelovende proeftuin'. Zijn artikel
geeft een genuanceerd beeld van de Sleutelgebiedenaanpak zoals die
door het vorige Innovatieplatform is ontwikkeld. De conclusie is dat
continuïteit in het beleid nodig is en dat sleutelgebieden enige tijd
dient te worden gegund, maar dat ook consequenties getrokken dienen te
worden als onderlinge samenwerking niet lukt en prestaties
achterblijven. Het gebrek aan steun door de overheid aan innovatieve
ondernemers zoals in de door u genoemde artikelen in het Financieele
Dagblad spoort niet met de hoofdboodschap in het rapport van de
Voortgangscommissie. Dat laat onverlet dat de commissie aanbevelingen
heeft, ook voor de overheid.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de constatering dat er teveel ministeries los van
elkaar werken op dit terrein, wat tot verkokering leidt?
Antwoord
De Voortgangscommissie Sleutelgebieden roept de overheid inderdaad op
de verkokering tegen te gaan. Het is zeker waar dat de ministeries de
handen nog meer ineen kunnen slaan dan thans het geval is. Er zijn
echter ook al stappen gezet. Ik denk bijvoorbeeld aan het samenwerken
tussen EZ en VWS bij het innovatieprogramma Life Sciences & Health,
tussen EZ en LNV op het sleutelgebieden Flowers & Food en tussen EZ en
V&W op het terrein van Logistiek. Voor tevreden achterover leunen is
echter geen plaats; de overheid pakt de handschoen graag met de
sleutelgebieden op om verdere verbetering te realiseren. Terecht
constateert de voortgangscommissie Sleutelgebieden dat de aanpak het
beste werkt als verschillende ministeries die aanpak breed adopteren.
Daarbij moet in overleg met de gebieden ruimte zijn voor maatwerk
waardoor de overheid mee kan helpen met de realisatie van doelen die
de gebieden zich stellen.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de conclusie dat de sleutelgebieden beperkte groei
laten zien sinds deze aangewezen zijn?
Antwoord
De voortgangscommissie concludeert niet dat de sleutelgebieden
beperkte groei laten zien vanaf het moment dat ze als zodanig zijn
aangewezen. De voortgangscommissie constateert dat er relatief weinig,
recente harde informatie is over de ontwikkeling in de
sleutelgebieden. Dat heeft te maken met de officiële statistiek waar
met name internationale vergelijkingen altijd een paar jaar achter
lopen bij de actualiteit.
Met de innovatieprogramma's van EZ heeft het kabinet concrete
invulling gegeven aan de sleutelgebiedenaanpak. Over de voortgang van
deze innovatieprogramma's bent u bij brief van 22 oktober 2008 (TK
27406, nr.123) geïnformeerd. Deze informatie zal ook worden verwerkt
in de midterm review (MTR) van het programmatische innovatiebeleid die
direct is gestart na het verschijnen van het onderzoek van de
voortgangscommissie. Ik verwacht u de uitkomsten van de MTR in juni
2009 te sturen.
Vraag 4
Wat gaat u doen met de conclusies van dit onderzoek?
Antwoord
Zoals gezegd is het onderzoek in de eerste plaats een aanmoediging
door te gaan met het sleutelgebiedenbeleid. De conclusie van het
kabinet is dan ook om door te gaan met die aanpak en dus ook met de
innovatieprogramma's. Deze zijn immers de concrete invulling van de
sleutelgebiedenaanpak. Twee aanbevelingen die er wat het kabinet
betreft uitspringen zijn: (i) zorg voor meer regie en samenwerking en
(ii) zorg voor een actieve opstelling en bevorder dynamiek in de
sleutelgebieden.
De kennisuitwisseling tussen de sectoren (bedrijven en
kennisinstellingen) en de overheid laat volgens de voortgangscommissie
soms te wensen over. Departementen kunnen soms ook nog beter
samenwerken zoals bijvoorbeeld nu gebeurt in het kader van de
Taskforce Technologie Onderwijs Arbeidsmarkt waarbij EZ, OCW en SZW
samen zoeken naar het oplossingen voor het knelpunt van voldoende
technisch, gekwalificeerde medewerkers. Voorts pleit de commissie voor
(nog) meer onderzoek ten bate van de sleutelgebieden. Dat zijn punten
die ook aan de orde komen in de genoemde midterm review van het
programmatische innovatiebeleid van EZ.
Het gaat bij de sleutelgebiedenaanpak om betrokkenheid van de gebieden
én de overheid. Vrijblijvendheid is dan niet aan de orde. Binnen de
innovatieprogramma´s moeten bedrijven, kennisinstellingen en de
overheid zich committeren aan de afgesproken doelen. Indien doelen
niet worden bereikt, moet dat in beginsel gevolgen hebben. Het
omgekeerde geldt ook: als er in innovatieprogramma's uitstekende
prestaties worden geleverd en na afloop van de looptijd van het
programma (meestal 4 tot 5 jaar) zou voor een volgende periode een
nieuw programma worden ingediend dat volgens een onafhankelijke
toetsingscommissie aan de gestelde eisen voldoet, dan moet een vervolg
mogelijk zijn. Door systematisch te toetsen op kwaliteit worden
dynamiek en concurrentie bevorderd. Innovatieprogramma's noch
sleutelgebieden zijn er voor de eeuwigheid.
Vraag 5
Hoe kijkt u aan tegen de kritiek dat de overheid haar eigen
verantwoordelijkheid onvoldoende neemt om bedrijven en
universiteiten/kennisinstellingen te laten samenwerken?
Antwoord
Ik heb in het rapport van de voortgangscommissie sleutelgebieden niet
gelezen dat de overheid haar eigen verantwoordelijkheid onvoldoende
zou nemen om bedrijven samen te laten werken met kennisinstellingen en
universiteiten. De sleutelgebieden en het innovatieplatform worden
beide aangemoedigd om van elkaar te leren, nog meer samen te werken,
vooral ook binnen en tussen de sleutelgebieden, en om het onderzoek
ten bate van de sleutelgebieden verder te versterken. Voor dat laatste
zal de overheid haar eigen rol nog eens tegen het licht houden. Zoals
u echter weet worden, bijvoorbeeld via de valorisatieagenda, al veel
activiteiten ondernomen om de kennis te laten stromen tussen bedrijven
en de publieke kennisinfrastructuur. Het is goed de effectiviteit van
die acties nader te bezien voor de sleutelgebieden. De overheid neemt
hier het initiatief; voor valorisatie van kennis is echter niet alleen
de inzet van de overheid nodig, maar ook die van bedrijven én
kennisinstellingen. Samenwerking kan en wil de overheid niet
afdwingen.
Vraag 6
Hoe kijkt u aan tegen de samenwerking van sleutelgebieden van het
Innovatieplatform en de Pieken in de Delta, geformuleerd door
Economische Zaken?
Antwoord
Met Pieken in de Delta ondersteunt het kabinet sterktes in de regio
met een nationaal belang. Voor een deel vallen de regionale sterktes
samen met de sleutelgebieden. Dat is bijvoorbeeld het geval in de
regio rond Eindhoven op het gebied van High Tech Systemen &
Materialen. Binnen EZ vindt, waar relevant, afstemming plaats tussen
projecten uit Pieken in de Delta en de Innovatieprogramma's die zijn
geënt op de sleutelgebieden. Daarover heb ik u in 2008 geïnformeerd in
de zogenoemde stroomlijningsbrief van EZ van 28 februari 2008 (TK
31200 XIII, nr 47). Ik noem ter illustratie twee voorbeelden die de
meerwaarde van de samenwerking tussen beide instrumenten laat zien.
Het Pieken in de Delta project Settlink dat zorgt voor het helpen
settelen van kenniswerkers in Zuidoost Nederland. Een ander voorbeeld
is het project HIPrins, een innovatieproject ondersteund met Pieken in
de Delta, waarvan de ontwikkelde technologie door het
innovatieprogramma Point One verder is opgepakt.
Zie ook
* Dossier Innovatieplatform
Ministerie van Algemene Zaken