Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2009Z03070 / 2080914320
Vragen van het lid Besselink (PvdA) aan de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap, mw. Van Bijsterveldt-Vliegenthart, over het verliezen van terrein van de
brugklas. (Ingezonden 19 februari 2009)
1
Kent u het artikel "De brugklas bestaat alleen in naam" 1), waarin wordt gemeld dat ongeveer
45% van alle vwo'ers wordt geplaatst in een brugklas zonder leerlingen met een havo- of
vmbo-advies? Zo ja, hoe beoordeelt u deze ontwikkeling, mede in het licht van het rapport
Dijsselbloem waarin wordt gesteld dat doorstromen van groot belang is om het maximale
talent uit kinderen te halen?
2
Draagt de ontwikkeling van gescheiden klassen daar positief of negatief aan bij?
3
Kunt u aangeven wat de reden is dat deze vorm van selectie de laatste jaren toeneemt?
4
Kunt u aangeven hoeveel leerlingen door deze vroege selectie een leerstroom kiezen die niet
goed aansluit bij hun talenten?
5
Hoeveel leerlingen kiezen door deze vroege selectie een leerstroom die onder hun niveau is,
waardoor mogelijk talent verloren gaat?
6
Is op dit moment duidelijk wat de effecten van deze vroege selectie zijn voor zowel de
leerlingen die in de aparte vwo-brugklas zitten als wel voor de leerlingen die daar niet in
zitten? In welke mate kan een leerling zich nog optrekken aan het hogere niveau van
medeleerlingen?
7
Vindt u deze onderlinge wisselwerking belangrijk? Zo ja, hoe beoordeelt u de vroege selectie
in het kader van de voordelen van wisselwerking tussen leerlingen? Zo nee, waarom niet?
8
Op welke wijze worden deze effecten gemonitord?
1) Trouw, 16 februari 2009: "De brugklas bestaat alleen in naam"
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Dibi (GroenLinks),
ingezonden 18 februari 2009 (vraagnummer 2009Z03068 / 2080914310)