4. IGZ rapportage neuroloog MST
IGZ rapportage neuroloog MST
Kamerstuk, 20 februari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
CZ-TSZ-2911169
19 februari 2009
Geachte voorzitter,
Op 17 februari jongstleden heb ik van de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) haar onderzoeksverslag ontvangen over het
inspectiehandelen bij gebeurtenissen rond een neuroloog van het
Medisch Spectrum Twente (MST) aan de hand van twee meldingen in 2000
en 2004. In het kamerdebat over het Electronisch Patiëntendossier
heeft uw Kamer hier vragen over gesteld. Bijgaand treft u het
onderzoeksverslag aan.
Ik ben de inspectie erkentelijk dat zij hiermee de eigen betrokkenheid
rond deze kwestie inzichtelijk gemaakt heeft en dat zij de bevindingen
tegen het licht heeft gehouden om hier lessen uit te trekken waarover
ook in samenspel met mij extern advies gevraagd zal worden.
Dit laatste acht ik van belang gezien het feit dat de IGZ al enige
tijd bezig is met een veranderingsproces. Zoals in het
meerjarenbeleidsplan 2008-2011 is aangegeven wil de IGZ zich
stapsgewijs ontwikkelen van een reactieve toezichthouder tot een
pro-actieve handhavingorganisatie. Die pro-actieve werkwijze kenmerkt
zich meer en meer door het stimuleren van of het zelf bieden van meer
transparantie over het functioneren van professionals en instellingen,
en het helder maken van welke interventies verwacht mogen worden als
zorgaanbieders zich niet aan de regels houden. Dat betekent ook dat
waar nodig vervolgens ook proportionele maatregelen worden genomen. In
het geval van (structureel) disfunctioneren van beroepsbeoefenaren -
in de zin dat de levering van verantwoorde zorg wordt bedreigd - valt
daarbij te denken aan maatregelen zoals het (tijdelijk of
gedeeltelijk) ontzeggen van bevoegdheden, al dan niet via
tuchtrechtelijke procedures. Het is in de eerste plaats aan de
zorgaanbieder (de verantwoordelijke instellingsleiding) om al datgene
te doen om disfunctionerende beroepsbeoefenaren aan te spreken.
Vervolgens past een adequate opstelling bij een sterke toezichthouder
die ruimte geeft aan veldpartijen, maar die stevig en transparant
ingrijpt waar partijen hun verantwoordelijkheid niet waar maken.
Lessen ten aanzien van handhaving en systeem
In het onderzoeksverslag van de IGZ over de casus van de neuroloog in
het MST is een uitgebreide slotbeschouwing opgenomen waarin de
inspectie ingaat op de lessen die de onderhavige casus oplevert voor
het systeem van bewaking van structureel disfunctionerende
beroepsbeoefenaren. De IGZ beschrijft daarbij zowel operationele
verbeteringen in de werkwijze van de IGZ zelf als een aantal opties
ter verbetering van de randvoorwaarden voor de effectiviteit van het
IGZ-optreden (wet- en regelgeving).
Wat betreft het directe handelen van de IGZ beschrijft de IGZ de wijze
waarop ze haar beleid ten aanzien van het directer aanspreken van
zorgaanbieders wil aanscherpen. In het verlengde van deze casus kan
dan ook worden opgemerkt dat op dit moment de "commissie Lemstra" op
verzoek van het ziekenhuis de gang van zaken onderzoekt. Het
ziekenhuis heeft toegezegd dat het onderzoeksrapport aan de IGZ zal
worden verstrekt en openbaar zal worden gemaakt.
De lessen ten aanzien van de randvoorwaarden (wet- en regelgeving)
betreffen met name vergroting van de mogelijkheden om
beroepsbeperkende maatregelen te versnellen en maatregelen om de
transparantie over opgelegde of afgesproken beroepsbeperkende
maatregelen te vergroten.
Een spoedprocedure bij het Tuchtcollege is al mogelijk. Voor die
gevallen waar geen sprake is van het overtreden van tuchtrechtelijke
normen maar van ongeschiktheid wegens ziekte of verslaving, staat de
mogelijkheid open voor de IGZ om het College Medisch Toezicht (CMT) om
een maatregelen te verzoeken. Deze weg kent echter geen
spoedprocedure. Bezien moet worden in hoeverre het noodzakelijk is een
versnelling in deze procedure te brengen.
Transparantie over opgelegde bevoegdheidsbeperking is van groot
belang. Indien een beroepsbeoefenaar wordt beperkt in zijn
bevoegdheden (bijvoorbeeld door een tuchtrechtelijke uitspraak of een
besluit van het College Medisch Toezicht), dan dient een dergelijke
beperking immers ook eenvoudig traceerbaar te zijn voor zowel cliënten
die zich willen laten behandelen door deze beroepsbeoefenaar, maar ook
voor instellingen of potentiële werkgevers die gebruik willen maken
van de diensten van een beroepsbeoefenaar.
Hierbij vormen de gegevens over bevoegdheidsbeperkingen in het
BIG-register een belangrijke informatiebron. Bevoegdheidsbeperkingen
die door de tuchtrechter of het CMT zijn opgelegd worden openbaar
gemaakt. Het gaat dan om openbaarmaking van aantekeningen in het
BIG-register (van een schorsing, van opgelegde voorwaarden, een
gedeeltelijke ontzegging van de bevoegdheid) en van doorhaling van
inschrijving alsmede herinschrijving (na eerdere doorhaling).
De wijze van bekendmaking is geregeld in het Registratiebesluit.
Publicatie vindt o.m. plaats in een dag- of weekblad en in ieder geval
in de Staatscourant. Een ieder kan ook bij het RIBIZ (de organisatie
die de BIG-registers beheert) opvragen of iemand geregistreerd is en /
of er bevoegdheidsbeperkingen gelden.
Om de toegankelijkheid van de gegevens te verbeteren wordt momenteel
een aanpassing van het Registratiebesluit voorbereid. Daardoor zal het
ook mogelijk worden om een lijst van opgelegde bevoegdheidsbeperkingen
rechtstreeks te raadplegen op de website van de BIG-registers
(http://www.ribiz.nl/).
In hoeverre door de IGZ (tijdelijk) opgelegde maatregelen ook via de
hiervoor genoemde kanalen geopenbaard moeten worden, verdient nadere
overweging. Enige voorzichtigheid is wel op zijn plaats omdat het hier
niet gaat om onherroepelijke maatregelen, waarbij gewaarborgd moet
zijn dat er sprake is van een "fair trial".
Ik ben voornemens om samen met de IGZ een onafhankelijk advies te
vragen over de lessen die uit de onderzoeksrapportage van de IGZ
getrokken kunnen worden om bij toekomstige, soortgelijke casuïstiek zo
passend mogelijk te kunnen reageren. Zowel de handhavingswijzigingen
van de IGZ zelf als de mogelijk noodzakelijke aanpassingen in de wet-
en regelgeving zullen daarbij de revue passeren.
Aangrenzende beleidsvoornemens
Tegelijkertijd illustreert de onderhavige casus ook het belang van een
aantal trajecten die de staatssecretaris en ik reeds eerder hebben
ingezet op aangrenzende terreinen met als doel de veiligheid van zorg
beter te garanderen en om de rechten van cliënten steviger te
verankeren. Ik doel daarbij met name op de in gang gezette trajecten
rond goed bestuur en klachtafhandeling.
Goed bestuur
De casus van de neuroloog laat nogmaals het belang zien van goed
bestuur in zorginstellingen. Het spreekt voor zich dat de
professionals in de zorg een eigen verantwoordelijkheid hebben voor de
behandeling van hun cliënten. Maar dat ontslaat de bestuurder van een
instelling niet van zijn verantwoordelijkheden. Bestuurders zijn
verantwoordelijk voor de producten en diensten die in hun instellingen
worden geleverd, ook al wordt de zorg feitelijk verleend door anderen
in dienst van of in opdracht van de instelling. De interne
toezichthouder van instellingen is verantwoordelijk voor het toezicht
op het bestuur en dus ook op de levering van verantwoorde zorg door de
instelling. Raden van Toezicht moeten actief aan de slag om de
kwaliteit van de geleverde zorg in hun instelling te kunnen
garanderen. Op dit terrein is nog veel winst te boeken. Ik wil dat
binnen instellingen een structuur en een cultuur ontstaat waarbinnen
een lid van het bestuur en een lid van het interne toezicht expliciet
worden belast met de portefeuille voor kwaliteit van zorg, zoals dat
nu ook al geldt voor de verantwoordelijkheid voor financiële zaken. In
het Wetsvoorstel Cliëntenrechten zal ik die posities van bestuur en
interne toezichthouder verder verstevigen. Daarbij onderzoek ik tevens
of de norm voor het persoonlijk aansprakelijk stellen van bestuurders
voor het handelen tegen het belang van de instelling zorgspecifieker
moet worden ingevuld.
Klachtafhandeling
Daarnaast illustreert deze casus ook dat een goede afhandeling van
klachten van cliënten geborgd moet zijn. Cliënten die een probleem met
of een klacht over hun behandeling of over hun behandelaar hebben,
hebben recht op een zorgvuldige en oplossingsgerichte behandeling van
die klacht. Om die reden zal ik in de eerder genoemde Wet
cliëntenrechten regelen dat iedere instelling een regeling treft die
voorziet in een afwikkeling van ingediende klachten van cliënten op
een onafhankelijke, transparante en klantvriendelijke wijze. In
aanvulling op die interne procedure zullen zorgaanbieders worden
verplicht zich aan te sluiten bij een onafhankelijke
geschilleninstantie. Indien een cliënt niet tevreden is over de
afwikkeling van de klacht, dan kan het geschil vervolgens worden
voorgelegd aan deze instantie. Onder omstandigheden kan een cliënt
zich ook direct tot de geschilleninstantie wenden. De uitspraken van
deze geschilleninstantie zullen bindend zijn.
Met het bovenstaande heb ik u geïnformeerd over de bevindingen van de
IGZ én mijn daaraan gerelateerde beleidsvoornemens voor de komende
tijd. Ik verwacht dat het in samenspraak met de IGZ te vragen advies
zeer behulpzaam kan zijn om de hierboven genoemde systeemaanpassingen
beter te positioneren en daarmee de belangen van de cliënt nog beter
te borgen.
Hoogachtend,
de minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport