Kamervragen over het interview 'Ot en Sien'
18 februari 2009 - kamerstuk
Kamerbrief met antwoorden op Kamervragen naar aanleiding van het
interview met de minister met Nu.nl. Dit ging onder meer vragen over
voorlichting aan jongeren en etikettering (bijvoorbeeld van eieren).
Geachte Voorzitter,
Hierbij stuur ik u de antwoorden op de Kamervragen gesteld door het lid Thieme (PvdD)
over het interview 'Ot en Sien'.
1 t/m 3
Kunt u toelichten hoe uw antwoord dat etikettering een zaak is van de producent zich
verhoudt tot uw streven de jeugd meer besef te geven waar hun eten vandaan komt en
waarbij een etiket meer moet vertellen over de productie? 1) 2)
Betekent uw zienswijze dat producenten zelf verantwoordelijk zijn voor etikettering, zodat
de jeugd alleen kan worden benaderd met positieve productkenmerken en dat negatieve
productkenmerken door het vrijwillige karakter achterwege zullen blijven? Zo ja, hoe
beoordeelt u deze situatie? Zo nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
Kunt u uiteenzetten waarom de overheid wel kiest voor waarschuwingen met betrekking
tot negatieve productkenmerken bij bijvoorbeeld tabaksproducten, en dat bijvoorbeeld
niet zou kunnen gelden bij producten van dierlijke herkomst?
In mijn antwoord heb ik niet aangegeven dat etikettering in het algemeen een zaak is van
de producent. Wel heb ik over weidemelk of stalmelk aangegeven dat dergelijke
initiatieven een zaak zijn van het bedrijfsleven op vrijwillige basis.
In het interview heb ik als voorbeeld onder meer eieren genoemd. De Verordening (EEG)
Nr. 1274/91 stelt voorschriften over de etikettering, onder andere dat zowel op de
verpakking als op elk ei wordt aangeduid het soort ei, het land van herkomst en de code
van het pluimveebedrijf. Deze voorschriften zijn in de EU geharmoniseerd. Ik ben terughoudend
in het verplichten van zulke nationale etiketteringvoorschriften.
Het primaire doel van etikettering is het aangeven van voedingswaarden en ingrediënten.
Om de jeugd het besef van voedsel bij te brengen zijn er diverse andere initiatieven waar
ik op structurele wijze een bijdrage aan lever. De smaaklessen op scholen zijn hier een
voorbeeld van. Etikettering van negatieve productkenmerken bij bijvoorbeeld tabaksproducten
- waar het gaat over een heel ander productkenmerk dan bij stalmelk - is een
verplichte aanduiding.
4
Kunt u aangeven in welk debat(ten) de Kamerleden van de PvdD of de Kamerleden van
andere partijen hebben gepleit voor een terugkeer naar de tijd van Ot en Sien, zoals u
suggereert in een volgens u juist geciteerde uitspraak in het interview?
Ik doelde hierbij op het debat van de behandeling van de LNV-begroting 2009 waar
mevrouw Thieme (PvdD) vroeg waarom "na 50 jaar" nog steeds wordt ingezet op "de
doodlopende weg van productieverhoging, schaalvergroting en intensivering van de
veehouderij", en mevrouw Ouwehand (PvdD) stelde dat zij inzet op een toekomst voor het
kleinschalige gezinsbedrijf.
5
Kunt u toelichten op welke uitspraken, bewijzen en/of bronnen u zich baseert bij de door u
gedane uitspraak 'Thieme gaat radicaal voor dieren. Of dat alle boeren de kop kost maakt
haar niet uit'? Zo nee, is hier dan sprake van een loze verdachtmaking? Vindt u die passen
bij het ministersambt?
Ik baseer mij op een uitspraak gedaan tijdens de behandeling van de LNV-begroting 2009,
waarin mevrouw Thieme over de intensieve veehouderij heeft gezegd dat we eerst zullen
moeten afbreken en dan weer opbouwen.
6
Kunt u aangeven op welke concrete cijfers, feiten en beweringen, gebezigd in de film 'Meat
the Truth', u precies doelt met uw uitspraak: "Maar als blijkt dat mevrouw Thieme er in
haar film finaal naast zit moet je dat soort zaken aan de kaak stellen"? Kunt u daarbij een
concreet onderscheid aanbrengen tussen de feiten, cijfers en uitspraken uit de film zelf en
de wijze waarop deze in het Wageningen-rapport over de film zijn geïnterpreteerd? Kunt u
daarbij ook ingaan op de door uzelf gesignaleerde tekortkomingen in het Wageningenrapport
waarop u uw mening over de film baseert?
In het rapport worden 12 feiten uit de film tegen het licht gehouden waarbij ten aanzien
van tenminste vier feiten (feit 4, 5, 10 en 11) wordt geconstateerd dat deze niet geheel of
alleen in zeer uitzonderlijke gevallen (feit 10) juist zijn.
Een aantal aspecten neemt het rapport niet mee: economische en sociale aspecten komen
niet of zeer beperkt aan de orde, het rapport geeft geen analyse van de mondiale voedselproductiesystemen
in relatie tot de behoefte van de wereldbevolking en de draagkracht
van de aarde, de analyse richt zich overwegend op de emissies die in Nederland door de
veehouderij worden veroorzaakt.
Ik heb deze en andere punten, alsmede mijn voorgenomen inzet daarop, uitgebreid
genoemd in mijn brief aan de Kamer van 13 juni 2008 (TK, 2007-2008, 28973, nr. 29).
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit