Ministerie van Defensie

Kamervragen over levensduur F-16

16 februari 2009

Ministerie van Defensie

Postbus 20701 2500 ES Den Haag Telefoon (070) 318 81 88 Fax (070) 318 78 88

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Plein 2
2511 CR Den Haag

Datum 16 februari 2009
Ons kenmerk HDAB/2009002594
Onderwerp Schriftelijke vragen levensduur F-16

Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Eijsink, Van Velzen, Brinkman, Peters en Pechtold over de levensduur van de F-16. Deze vragen werden ingezonden op 11 februari 2009 onder kenmerk 2009Z02316 / 2080912940.

DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

drs. J.G. de Vries

Pagina 1/11

Ministerie van Defensie

Antwoorden op de vragen van de leden Eijsink, Van Velzen, Brinkman, Peters en Pechtold over de levensduur van de F-16 (ingezonden 11 februari 2009, kenmerk 2009Z02316 / 2080912940)

1
Heeft u kennisgenomen van de cijfermatige onderbouwing van de levensduurberekening van de Nederlandse F-16's in het proefschrift "Hete hangijzers; De aanschaf van Nederlandse gevechtsvliegtuigen" van de heer Bert Kreemers? 1)

Ja.

2
Kunt u deze cijfermatige onderbouwing bevestigen? Zo nee, waarom niet?

In de tabellen op pagina 336 en 337 van het boek tracht de auteur te berekenen wat het aantal vlieguren van de Nederlandse F-16's zou zijn in de jaren 2010, 2015, 2020 en 2025 indien de toestellen in bedrijf zouden worden gehouden. Daarbij wordt gerekend met 150 jaarlijkse vlieguren per toestel. Het is onbekend waar dit getal op berust. Er wordt verwezen naar een Navo-vliegurennorm voor vliegers van 150 uur per jaar, maar deze norm is Defensie niet bekend. Het is bovendien onjuist een urennorm voor vliegers te betrekken op toestellen, onder meer omdat het niet zo is dat elke vlieger een vast eigen toestel heeft. Het aantal vlieguren van een toestel kan van jaar tot jaar sterk uiteenlopen, bijvoorbeeld door tijdrovend groot onderhoud.

Uit het vliegurenoverzicht dat de Kamer op 20 oktober 2008 is toegestuurd als bijlage bij de antwoorden op de defensiebegroting 2009 (Kamerstuk 31 700 X, nr. 14), kan worden afgeleid dat de toestellen vanaf de levering tot 1 september 2008 gemiddeld 170 jaarlijkse vlieguren hebben gemaakt. Het vliegurenoverzicht per 20 september 2007 dat in het boek is bewerkt, levert vrijwel hetzelfde getal op (169). De Kamer heeft het laatstgenoemde overzicht ontvangen op 25 oktober 2007 (kenmerk S2007026670). Het zou voor de hand hebben Pagina 2/11

Ministerie van Defensie

gelegen dat de auteur dit concrete ervaringsgegeven voor zijn berekeningen had gebruikt, ook al zal het toekomstige gebruik daarvan afwijken, zoals hieronder zal worden uiteengezet.

In de tabellen zijn enkele fouten geslopen. In de tabel op pagina 336, die uitgaat van de vliegurenstand van 2000, is de urenprojectie niet juist voor de toestellen die in 1982, 1985 en 1991 zijn geleverd. Bij de tabel op pagina 337 die uitgaat van de vliegurenstand van 2007 is dat het geval bij de leveringsjaren 1986, 1988 en 1992. In deze gevallen is het door de auteur gehanteerde getal van 150 vlieguren onjuist verwerkt. Verder is in de tabel op pagina 337 bij het gemiddelde voor 1986 vermoedelijk geen rekening gehouden met twee F-16B tweezitters. Deze feitelijke fouten leiden tot te hoge aantallen vlieguren en doen daarom geen afbreuk aan de argumentatie van de auteur. Overigens lijkt het erop dat de auteur als uitgangspunt heeft gehanteerd dat bij toestellen van eenzelfde leveringsjaar de gemaakte vlieguren dicht bij elkaar zullen liggen. Zoals blijkt uit de tabel bij vraag 3 is dat niet het geval. De vermelde gemiddelde vlieguren per leveringsjaar hebben dan ook een beperkte betekenis omdat de onderliggende getallen per vliegtuig soms sterk uiteenlopen.

De tabel op pagina 338 over de verschillen in gemiddelde vlieguren tussen 2000 en 2007 roept de nodige vragen op. Mede omdat hier foutieve getallen zijn vergeleken uit de twee andere tabellen, zijn de gegevens voor de jaren 1982, 1983, 1984, 1985, 1986, 1988, 1991 en 1992 onjuist. Het is wel juist dat de verschillen toenemen naarmate de toestellen van recentere datum zijn. Dit zou erop kunnen wijzen dat de gehanteerde aannames minder geschikt zijn. Verder is het niet duidelijk wat de auteur beoogt duidelijk te maken met de derde kolom van deze tabel, waarbij het jaarlijkse verschil in de projectie van de gemiddelde vlieguren wordt berekend.

In de afgelopen vijf jaar is het aantal F-16's fors verminderd. Ook de taakstelling in vlieguren voor het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) is verminderd, maar niettemin zullen de resterende toestellen wel intensiever worden gebruikt. In de brief over de voors en tegens van een endlife update van 18 december 2008 (Kamerstuk 26 488, nr. 132) is een jaarlijks aantal vlieguren van 175 genoemd. Dit betrof de gemaakte vlieguren in de periode 20 september 2007 tot en met 31 augustus 2008, gebaseerd op de twee genoemde overzichten met een extrapolatie naar een heel kalenderjaar. Het CLSK heeft in de genoemde periode Pagina 3/11

Ministerie van Defensie

ruim 17.200 uren gevlogen met 105 toestellen. Binnenkort zal het CLSK door de maatregelen in de beleidsbrief "Wereldwijd dienstbaar" van september 2007 (Kamerstuk 31243, nr. 1) nog over 87 F-16's beschikken. De gebudgetteerde taakstelling van het CLSK bedraagt vanaf 2008 17.000 jaarlijkse vlieguren. Het is dan ook realistisch voor de toekomst uit te gaan van 200 jaarlijkse vlieguren per toestel.

De auteur stelt dat omstreeks 2022 het negentigste toestel van de huidige 105 F-16's de 6000 vlieguren zou halen. Uit het boek wordt niet geheel duidelijk welke aannames en welke rekenmethode hieraan ten grondslag liggen. De auteur stelt bovendien dat de vervanging van de F-16 pas hoeft te beginnen in 2022. Ik wijs er echter op dat de invoering van een nieuw gevechtsvliegtuig een geleidelijk proces is dat enkele jaren in beslag neemt. Als de eerste F- 16 in 2022 wordt vervangen, zou de laatste F-16 pas tegen het einde van de jaren twintig uit dienst worden genomen. Dit laatste toestel zou dan bovendien veel meer dan 6000 vlieguren hebben gemaakt. In de brief over de endlife update van 18 december 2008 is uiteengezet dat ingrijpende en kostbare moderniseringen nodig zijn om de Nederlandse F-16's zo lang operationeel inzetbaar te houden. Vervolgens zou er toch een vervangend toestel moeten worden aangeschaft.

Bij het strikt hanteren van de norm van 6000 vlieguren zou het logischer zijn te stellen dat de vervanging van de F-16 niet in 2022 zou moeten beginnen, maar juist zou kunnen zijn voltooid. In dat jaar zouden immers volgens de auteur alle 87 overblijvende F-16's over de grens van 6000 uur heen zijn. Dit wijkt overigens niet veel af van het nu voorziene afstotingsschema van de F-16 dat loopt tot en met 2021. In het antwoord op vraag 3 zal worden uiteengezet waarom het beter is het huidige schema voor de vervanging van de F-16 te handhaven.

Resumerend heeft de auteur een leesbaar en informatief boek geschreven dat, afgezien van enige verkeerde cijfers, een interessant inzicht biedt in het verleden, maar dat weinig houvast biedt voor toekomstige beleidsbeslissingen.

Pagina 4/11

Ministerie van Defensie

3
Wilt u alsnog een overzicht verschaffen van de verwachte afschrijvingsdatum van alle Nederlandse F-16's (dus per staartnummer) uitgaande van het gemiddeld aantal vlieguren over de afgelopen 10 jaren en uitgaande van een levensduur van zowel 6000 als 8000 vlieguren? 2)

Zoals vermeld in de brief van 18 december 2008 is al sinds het begin van de jaren negentig duidelijk dat de oorspronkelijke verwachting van 8000 vlieguren voor de Nederlandse F-16's niet meer relevant is. Omstreeks die tijd werd geconstateerd dat de scheurvorming in de dragende delen van de toestellen sneller ging dan verwacht. Dit kwam doordat de F-16's zwaarder werden belast dan ten tijde van het ontwerp was voorzien. De Kamer is hier al in 1993 over geïnformeerd. Latere versies van de F-16 zijn dan ook zwaarder en steviger uitgevoerd. Nederland heeft deze versies niet in gebruik.

Het is realistisch in de toekomst uit te gaan van 200 jaarlijkse vlieguren per toestel. Wat de afschrijvingsdatum betreft is het relevant dat, afhankelijk van het kabinetsbesluit over de vervanging dat is voorzien voor 2010, de huidige F-16's in de periode 2015 ­ 2021 buiten dienst zullen worden gesteld. Vanaf 2015 zijn dat telkens twaalf toestellen per jaar, met de laatste groep van vijftien toestellen in 2021. Er is nog niet besloten wanneer welk toestel uit dienst wordt genomen. Uiteraard zullen de gemaakte vlieguren een rol spelen, maar voor de technische staat van een toestel is het aantal vlieguren niet de enige relevante factor. Een toestel dat bijvoorbeeld veel wordt gebruikt voor het beoefenen van luchtgevechten wordt zwaarder belast en slijt sneller. Niettemin kan een hypothetisch schema van vlieguren bij afstoting worden opgesteld waarbij ervan is uitgegaan dat de toestellen met de meeste vlieguren het eerst worden afgestoten. De werkelijkheid zal hiervan mogelijk afwijken.

Hypothetisch aantal vlieguren en leeftijd bij afstoting 2015-2021 (geordend volgens aantal vlieguren per 1 september 2008)

Vlieguren per Staartnummer Levering 1 september 2008 Met 200 vlieguren / jaar Leeftijd in jaren

Pagina 5/11

Ministerie van Defensie

Afstoting 2015
A3193 1985 4.307 5.707 30 A7509 1989 4.199 5.599 26 A3623 1982 4.141 5.541 33 A3637 1983 4.120 5.520 32 A1872 1984 4.089 5.489 31 A3635 1983 4.076 5.476 32 A1876 1985 4.062 5.462 30 A9017 1991 4.045 5.445 24 A7511 1989 3.942 5.342 26 A4362 1986 3.927 5.327 29 A3202 1986 3.897 5.297 29 A1884 1985 3.895 5.295 30 Gemiddeld 2015 5.458 29

Afstoting 2016
A9014 1991 3.894 5.494 25 A1868 1984 3.893 5.493 32 A1877 1985 3.893 5.493 31 A3199 1986 3.893 5.493 30 A3209 1985 3.891 5.491 31 A1866 1984 3.891 5.491 32 A5135 1987 3.873 5.473 29 A7513 1990 3.837 5.437 26 A1881 1985 3.828 5.428 31 A3643 1984 3.817 5.417 32 A7510 1989 3.803 5.403 27 A3628 1983 3.788 5.388 33 Gemiddeld 2016 5.458 30

Afstoting 2017
A8009 1991 3.756 5.556 26 A6061 1989 3.740 5.540 28 Pagina 6/11

Ministerie van Defensie

A3647 1984 3.721 5.521 33 A4366 1987 3.694 5.494 30 A9020 1992 3.675 5.475 25 A6057 1988 3.661 5.461 29 A6063 1989 3.648 5.448 28 A5144 1988 3.642 5.442 29 A1879 1985 3.636 5.436 32 A1870 1984 3.600 5.400 33 A1873 1985 3.600 5.400 32 A5136 1987 3.598 5.398 30 Gemiddeld 2017 5.464 30

Afstoting 2018
A9021 1992 3.596 5.596 26 A3630 1983 3.596 5.596 35 A3203 1986 3.596 5.596 32 A7516 1990 3.596 5.596 28 A3638 1983 3.593 5.593 35 A8003 1990 3.592 5.592 28 A4368 1986 3.592 5.592 32 A8008 1991 3.590 5.590 27 A6060 1989 3.587 5.587 29 A3641 1983 3.583 5.583 35 A7514 1990 3.582 5.582 28 A3646 1984 3.578 5.578 34 Gemiddeld 2018 5.590 31

Afstoting 2019
A4369 1987 3.576 5.776 32 A3624 1982 3.564 5.764 37 A3208 1985 3.561 5.761 34 A5146 1998 3.540 5.740 21 A5145 1988 3.531 5.731 31 Pagina 7/11

Ministerie van Defensie

A8005 1990 3.506 5.706 29 A5142 1988 3.493 5.693 31 A1882 1984 3.483 5.683 35 A3642 1984 3.477 5.677 35 A8006 1990 3.467 5.667 29 A6065 1988 3.445 5.645 31 A3632 1983 3.445 5.645 36 Gemiddeld 2019 5.707 32

Afstoting 2020
A4367 1987 3.377 5.777 33 A7508 1989 3.343 5.743 31 A1871 1984 3.336 5.736 36 A8010 1991 3.325 5.725 29 A3196 1985 3.315 5.715 35 A3644 1984 3.306 5.706 36 A3616 1982 3.300 5.700 38 A3631 1983 3.300 5.700 37 A3201 1986 3.293 5.693 34 A8011 1991 3.292 5.692 29 A3197 1985 3.240 5.640 35 A7512 1989 3.236 5.636 31 Gemiddeld 2020 5.705 34

Afstoting 2021
A6064 1988 3.228 5.828 33 A9013 1991 3.209 5.809 30 A8004 1990 3.192 5.792 31 A9018 1991 3.168 5.768 30 A3210 1986 3.120 5.720 35 A7067 1989 3.104 5.704 32 A7515 1990 3.006 5.606 31 A8001 1990 2.998 5.598 31 Pagina 8/11

Ministerie van Defensie

A6055 1988 2.937 5.537 33 A9019 1992 2.936 5.536 29 A8002 1990 2.922 5.522 31 A9016 1991 2.836 5.436 30 A9015 1991 2.709 5.309 30 A6062 1989 2.398 4.998 32 A7066 1989 2.092 Testtoestel 32 Gemiddeld 2021 5.583 31

Totaal gemiddelde 5.567 31 (Niet meegenomen in berekening: testtoestel A7066)

Anders dan eerder gemeld zijn de 87 toestellen geleverd in de periode 1982 ­ 1992 en niet in de periode 1987 ­ 1992. Zoals blijkt uit dit hypothetische schema hebben de toestellen bij afstoting gemiddeld ruim 5.500 vlieguren en zijn zij dan ruim dertig jaar oud. Als de laatste F- 16 uit dienst gaat, zal dit vliegtuigtype ruim veertig jaar bij Nederland in gebruik zijn geweest. Daarmee is de F-16 een van de succesvolste wapenaankopen uit de Nederlandse geschiedenis.

Het aantal gemaakte vlieguren is niet van doorslaggevend belang bij de vraag hoe lang de F- 16's nog in bedrijf kunnen worden gehouden. Dit is overigens geen nieuw gegeven. Reeds in maart 2002 wees de toenmalige staatssecretaris erop dat de toen verwachte levensduur van 6000 uur geen norm of harde maatstaf was (Kamerstuk 26 488, nr. 9 van 7 maart 2002). Naarmate de F-16's langer in bedrijf worden gehouden, zal het rendement van de toestellen steeds verder afnemen. De kosten van zowel het onderhoud als onvermijdelijke moderniseringen zullen gaandeweg stijgen terwijl de inzetbaarheid zal teruglopen. De noodzaak van vervanging zal daarmee echter niet verdwijnen. Hieronder volgt een nadere beschouwing van een aantal aspecten.

Technische veroudering
De F-16 is ontworpen als lichte luchtverdedigingsjager. Al snel na ingebruikname werd het toestel ingezet als multi-role gevechtsvliegtuig waarbij het onder meer zware wapenlasten Pagina 9/11

Ministerie van Defensie

moest meenemen. Grotere scheurvorming in de dragende delen van het toestel was hiervan het gevolg. De scheurvorming is tegengegaan met verschillende modificatieprogramma's, maar zal niettemin blijven voortgaan. Dit maakt een steeds intensiever controleprogramma noodzakelijk waardoor de toestellen vaker uit de roulatie zullen zijn. Verder zullen er bij oudere toestellen vaker plotselinge defecten optreden en kunnen er problemen ontstaan met de verkrijgbaarheid van reservedelen. De F100 motor en het airconditioningsysteem zijn daarvan actuele voorbeelden. De toenemende onderhoudswerklast zal bovendien de werkdruk voor het personeel vergroten. Al met al zal de inzetbaarheid van de toestellen in de loop der jaren afnemen. Dit heeft een negatieve invloed op de getraindheid van de vliegers en van de algehele gevechtskracht van de Nederlandse jachtvliegtuigen.

Operationele veroudering
Operationele veroudering houdt in dat een toestel steeds minder goed in staat is de gestelde operationele taken uit te voeren. Dit kan te maken hebben met wijzigende omstandigheden en toenemende dreigingen tegen het toestel. Het kan echter ook gaan om een gewijzigde manier van optreden. Zo wordt er steeds meer belang gehecht aan het met precisie uitschakelen van doelen en het vermijden van nevenschade.

Naar verwachting zullen steeds meer landen gaan beschikken over moderne grondgebonden luchtverdedigingssystemen en over moderne gevechtsvliegtuigen die superieur zijn aan de Nederlandse F-16's. De inzetmogelijkheden van de F-16's zullen dus steeds verder afnemen. Verder beschikken onze F-16's over onvoldoende mogelijkheden doelen bij nacht of bij slecht zicht te identificeren en zijn ook de mogelijkheden voor data-uitwisseling begrensd. Deze ontwikkelingen zullen al in de komende jaren steeds nadrukkelijker een rol gaan spelen. Nederlandse F-16's zullen steeds meer in het nadeel zijn tegen mogelijke tegenstanders op de grond en in de lucht, waardoor de risico's voor de vliegers toenemen. De Nederlandse F- 16's zullen hoe langer hoe minder inzetbaar zijn in conflicten zodat Nederland in coalitieverband een steeds kleinere rol zal spelen. Het project Vervanging F-16 beoogt dit te voorkomen.

Al met al acht ik de nadelen van langer doorvliegen met de F-16's te groot om het huidige vervangingsschema los te laten, er van uitgaande dat de F-16 wordt vervangen door een Pagina 10/11

Ministerie van Defensie

toestel met operationele meerwaarde. Zoals bekend neemt het kabinet in 2010 een definitief besluit over de vervanging van de F-16.

4
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór maandag 16 februari 2009 18.00 uur? 3)

Ja.

1) Dit proefschrift is verdedigd op 10 februari 2009 aan de Universiteit Leiden. 2) Kamerstuk 31 700 X, nr. 14 en beantwoording vragen over de "endlife update" van F- 16's d.d. 9 februari 2009 (o.a. antwoorden op de vragen 7 en 9) 3) In verband met agendering voor het Algemeen Overleg van 18 februari 2009 met de staatssecretaris van Defensie

Pagina 11/11


---- --