Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

MONITOR INVOERING
ONDERWIJSNUMMER PRIMAIR
ONDERWIJS
Nulmeting


- eindrapport -

Drs. E.S. van Cooten
Drs. C.T.A. van Bergen

Amsterdam, januari 2008
Regioplan publicatienr. 1562

Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199

Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.









INHOUDSOPGAVE

Samenvatting ........................................................................................... I


1 Inleiding ........................................................................................... 1
1.1 Inleiding.............................................................................. 1
1.2 Achtergrond........................................................................ 1
1.3 Onderzoeksopzet............................................................... 2
1.4 Leeswijzer................................................................. 3


2 De resultaten .................................................................................... 5
2.1 Inleiding.............................................................................. 5
2.2 Communicatie.................................................................... 5
2.3 De structurele situatie........................................................ 6
2.4 Het invoeringsproces......................................................... 15
2.5 De huidige stand van zaken............................................... 20


3 Conclusies........................................................................................ 27
3.1 Achtergrondkenmerken en risicoscholen........................... 27
3.2 Conclusies.......................................................................... 28

Bijlagen ........................................................................................... 31 Bijlage 1 Respons............................................................................. 33 Bijlage 2 Tabellen bij hoofdstuk 2..................................................... 35 Bijlage 3 Vragenlijst .......................................................................... 41









SAMENVATTING

In het najaar van 2007 heeft Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) de nulmeting uitgevoerd van de `Monitor invoering onderwijsnummer po'. De gegevens voor de nulmeting zijn verzameld via een internetenquête waaraan 657 scholen hebben deelgenomen en via een telefonische interviewronde onder zestien scholen. We onderscheiden in het onderzoek vier onderdelen: de communicatie, de structurele situatie die ontstaat door de invoering van het onderwijsnummer, het proces van invoering en de huidige stand van zaken op de scholen. Hieronder vatten we de belangrijkste bevindingen en conclusies van de nulmeting samen.

De communicatie
De scholen zijn vooral geïnformeerd over het onderwijsnummer via de brochure `PGN PO: Samen maken we er een succes van!'. Ook de projectmail van de projectorganisatie PGN PO en de Nieuwsbrief PO waren belangrijke informatiebronnen. De website van projectorganisatie PGN PO wordt door een groot deel van de scholen als bruikbaar ervaren.
Op het moment dat de internetenquête werd uitgevoerd, hadden de scholen het invoeringsplan nog niet toegestuurd gekregen. Ten tijde van de interviews was dat wel het geval. De eerste indruk was dat het invoeringsplan in de meeste gevallen voldeed aan de behoefte aan informatie over de volgende stappen die de scholen moesten zetten.

De structurele situatie
De invoering van het onderwijsnummer leidt tot een nieuwe situatie met gevolgen voor het bekostigingproces, de gegevenslevering in dat kader, het toezicht op de scholen en de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling. De kennis over de situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijs- nummer, is nog onvoldoende. De kennis over de te leveren leerlinggegevens lijkt vooralsnog het best ontwikkeld. Over de overige onderdelen die betrekking hebben op de gegevenslevering voor het onderwijsnummer, is er minder kennis aanwezig. De kennis over de gevolgen van de invoering (voor de bekostiging, het toezicht en de beleidsinformatie), de kennis over de voorwaarden voor het gebruik en de uitwisseling van gegevens en de kennis over de privacybescherming blijven daar nog bij achter. Op de meeste scholen is de houding ten opzichte van de situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer (nog) niet uitgesproken negatief of positief. De houding is veeleer neutraal, waarbij de positieve kanten iets vaker worden benadrukt dan de negatieve. Deze houding wordt waarschijnlijk mede bepaald door het feit dat men nog niet voldoende op de hoogte is van de verschillende aspecten van het onderwijsnummer. Op de meeste scholen wordt nog niet ver vooruit gekeken en lijkt men vooralsnog meer bezig met de verschillende stappen in de invoering dan met de uiteindelijke situatie.
---





Het meest positief is men over de verbeterde mogelijkheden tot het voorkomen van fraude en vergissingen bij de bekostiging, over het eenvoudiger worden van de gegevenslevering aan de overheid en over de vereenvoudiging van de gegevensuitwisseling met andere scholen. De mogelijk toenemende bureaucratische controle van de overheid door het onderwijsnummer wordt gezien als een zorgpunt.
Er doen zich wel verschillen voor naar schoolsoort en naar bestuursomvang. Scholen voor basisonderwijs geven aan meer kennis te hebben over de gegevenslevering en de gevolgen van het onderwijsnummer dan scholen voor speciaal basisonderwijs, maar hebben over het algemeen een wat negatievere houding ten opzichte van het onderwijsnummer. Zogenaamde éénpitters (één school onder een bestuur) zijn positiever over de gevolgen van het onderwijs- nummer en over de mogelijkheden en voordelen van terugkoppeling van informatie naar de scholen zelf dan scholen die onder grotere besturen vallen.

Het invoeringsproces
In 2009 vindt de eerste bekostiging op basis van het onderwijsnummer plaats. Het invoeringsproces moet dan zijn afgerond. De kennis over het invoerings- proces was relatief wat beter ontwikkeld dan die over de structurele situatie, maar ook hier is er op aspecten nog onvoldoende duidelijkheid bij de scholen. Vooral over de op te nemen gegevens in het leerlingadministratiesysteem en de door de school uit te voeren werkzaamheden en de (globale) planning van het invoeringsproces geven scholen aan voldoende kennis te hebben. Over de datum waarop de eerste bekostiging via het onderwijsnummer plaatsvindt, lijkt minder kennis aanwezig te zijn. In de interviews gaven veel scholen aan dat ze nog onvoldoende overzicht hebben over de precieze stappen in de planning van het proces en dat ze afwachten wat er van ze wordt verwacht. Er doen zich ook hier verschillen voor naar schoolsoort: basisscholen zijn beter op de hoogte van het invoeringsproces dan scholen voor speciaal onderwijs.
De houding ten opzichte van het invoeringsproces is over het algemeen iets positiever dan die ten opzichte van de structurele situatie. Ongeveer de helft van de respondenten vindt echter wel dat de invoering van het onderwijs- nummer in de praktijk te veel tijd kost. Tegelijkertijd zijn ook veel respondenten van mening dat de scholen voldoende tijd hebben voor de voorbereiding op de definitieve overgang.
Ruim de helft van de scholen vindt dat er voldoende ondersteuning is van de projectorganisatie PGN PO en van de softwareleveranciers. Hierbij zijn er wel verschillen tussen softwareleveranciers. Verder zien we een verschil bij het percentage leerlingen van allochtone herkomst: scholen met veel allochtone leerlingen vinden vaker dat ze op zichzelf zijn aangewezen bij knelpunten. De scholen zijn redelijk op de hoogte van de ondersteuningsmogelijkheden. Een kwart van de scholen heeft een beroep gedaan op de helpdesk van PGN PO en op de heldesk van de softwareleveranciers. Degenen die gebruik hebben gemaakt van de ondersteuningsmogelijkheden beoordelen deze over het algemeen goed tot voldoende. Opvallend is wel dat de ondersteuning die binnen de eigen organisatie of het bestuur wordt geboden, relatief iets minder II





positief wordt beoordeeld dan de ondersteuning door PGN PO of de software- leveranciers.
De invoering van het onderwijsnummer is op bijna alle scholen een zaak van directie en administratief medewerkers. De rest van het personeel wordt er niet of nauwelijks bij betrokken. Binnen besturen en met collega-directeuren wordt vooral gesproken over praktische zaken, van beleidsmatige uitwisseling is nog weinig sprake.

De huidige stand van zaken
In de afgelopen fase werden de scholen geacht sofinummers te verzamelen en te registreren en hun leerlingadministratiesysteem gereed te maken voor de uitwisseling van gegevens in de volgende fase van de invoering. Het grootste deel van de scholen heeft bijna alle sofinummers verzameld en ingevoerd in het leerlingadministratiesysteem. Minder ver is men met de registratie van de sofinummers bij PGN PO.
Het aantal sofinummers dat de school heeft weten te verzamelen, is afhankelijk van het aantal leerlingen en de samenstelling van de populatie. Hoe meer (allochtone) leerlingen op een school zitten, hoe minder sofinummers zijn verzameld. Scholen hebben vooral problemen met het verkrijgen van de gegevens van een klein aantal leerlingen, de laatste gevallen. Het verzamelen van de sofinummers heeft daardoor vaak veel tijd gekost.

Op twee derde van de scholen is het systeem van de leerlingadministratie gereed voor de registratie van de gewenste leerlinggevens. Voor de uitwisseling van die gegevens in de volgende fase van de invoering is een update van het leerlingadministratiesysteem nodig. Die is op veertig procent van de scholen al geïnstalleerd. Er zijn echter ook veel respondenten niet op de hoogte van de update. Het blijkt dat veel scholen de praktische zaken met betrekking tot de computer hebben uitbesteed aan de systeembeheerder of een ICT-bedrijf. Bij de vraag naar de installatie van de update was er in de meetperiode een verschil tussen softwareleveranciers: sommige leveranciers waren verder dan andere. Bovendien hebben kleine scholen de update het minst vaak gereed.

Een klein deel van de scholen verwacht problemen in de volgende fase van de invoering. Die scholen geven aan de meeste problemen te verwachten bij het verkrijgen van de gewenste leerlinggegevens. Als verwachte problemen worden ook genoemd: onvoldoende duidelijkheid over wat de school geacht wordt te doen en de communicatie met PGN PO over de uitwisseling van de gegevens.
Driekwart van de scholen heeft behoefte aan hulp. In de meeste gevallen betreft het hulp bij het uitwisselen van de gegevens met PGN PO. Verder heeft men vooral behoefte aan hulp bij het werken met het aangepaste administratiesysteem.


---





Totaalbeeld
Bij de analyse van de resultaten hebben we geconstateerd dat zich op sommige onderdelen verschillen naar achtergrondkenmerken van scholen voordeden. Bij de kennis- en attitudevragen over de structurele situatie hebben we verschillen gevonden naar schoolsoort. Bij de vragen over het invoeringsproces en de stand van zaken viel op dat scholen verschillen al naar gelang het percentage allochtone leerlingen. Het is echter niet zo dat een bepaald soort scholen op alle onderdelen beter of slechter scoort. We kunnen dus niet een bepaald soort scholen tot risicogroep bestempelen. Het is wel duidelijk dat een positief of negatief totaalbeeld vooral afhangt van de visie op de structurele situatie die straks na de invoering zal ontstaan. Scholen die negatief zijn, zijn dit vooral omdat ze de voordelen van het onderwijsnummer en het uiteindelijke doel van de invoering niet zien. Zij beschouwen het vooral als veel extra werk, terwijl ze niet zien wat de school ervoor terugkrijgt. Scholen die positief zijn, benadrukken juist de praktische voordelen van één gestructureerde telling voor de bekostiging en de mogelijkheden van de gegevensuitwisseling.

IV






1 INLEIDING


1.1 Inleiding
Het onderwijsnummer, een uniek nummer voor elke leerling, wordt ingevoerd in het primair onderwijs (po). Eerder vond al invoering plaats in het voortgezet onderwijs en de bve-sector. De ervaring in het vo en de bve-sector leert dat het van belang is het proces goed te monitoren, zodat eventuele bijsturing in een vroeg stadium kan plaatsvinden.
Het ministerie van OCW, CFI, IB-groep en de in het ProcesManagement Veld (PMV) vertegenwoordigde besturenorganisaties en AVS hebben dan ook behoefte aan informatie over de activiteiten, voortgang en veranderingen bij de scholen voor po. Regioplan Beleidsonderzoek heeft daarom de opdracht gekregen tot het uitvoeren van een monitor, waarmee de invoering zal worden gevolgd. In totaal zullen vier metingen worden gehouden in het kader van deze `Monitor invoering onderwijsnummer po'. In dit rapport wordt de nul- meting besproken die in het kader van de monitor is uitgevoerd.


1.2 Achtergrond
Het onderwijsnummer is in de praktijk gelijk aan het burgerservicenummer. Leerlingen die geen burgerservicenummer hebben, krijgen een persoons- gebonden onderwijsnummer toegewezen. Scholen voor po worden geacht de nummers van leerlingen op te vragen en aan te leveren aan de IB-groep. De IB-groep levert deze informatie vervolgens weer door aan CFI. De termen onderwijsnummer en persoonsgebonden nummer (PGN) worden door elkaar heen gebruikt.
Met de invoering van het onderwijsnummer in het po worden de volgende doelen nagestreefd:

· kwalitatieve verbetering van de beleidsinformatie. De op basis van het onderwijsnummer opgebouwde gegevensbestanden kunnen worden gebruikt bij het ontwikkelen van beleid door het ministerie van OCW.
· vermindering van de administratieve belasting van de po-instellingen. Het onderwijsnummer kan worden gebruikt om het aantal verschillende informatieleveringen door scholen terug te dringen.
· verbetering van de controle op de rechtmatigheid van de bekostiging. Hiermee wordt gedoeld op de bekostiging van scholen via CFI.

Invoering in fasen
De invoering van het onderwijsnummer gebeurt gefaseerd. Fase 1 is de fase waarin afspraken worden gemaakt tussen de betrokken partijen. Deze fase is inmiddels afgerond.
In fase 2 vindt de voorbereiding plaats van de aanpassingen die nodig zijn
---





voor het PGN, in organisaties, processen en informatiesystemen. In deze fase verzamelen de scholen de sofinummers van hun leerlingen en registreren ze het aantal verzamelde sofinummers. Deze fase is in 2007 afgerond. Fase 3 is de fase waarin de leerlingadministratiesystemen worden aangepast (PGN-scan 2) De IB-Groep en CFI maken daarnaast eigen aangepaste of nieuwe informatiesystemen. Op het moment dat we dit rapport schrijven zijn de eerste scholen begonnen met PGN-scan 2. Na de PGN-scan 2 volgt fase
4, waarin de aanpassingen voor de echte uitwisseling van de gegevens worden getest.
Fase 5 is de conformiteitsfase. Er vindt gegevensuitwisseling plaats met de IB- Groep en scholen worden ondersteund bij problemen die ze daarbij tegenkomen. In fase 6 ten slotte is de start van het eerste productiejaar. Per
1 oktober 2009 vervalt de huidige leerlingentelling door CFI en wordt de school op basis van de nieuwe gegevenslevering bekostigd.


1.3 Onderzoeksopzet
In totaal zullen vier metingen worden gehouden in het kader van de monitor Invoering onderwijsnummer po. Voor elke meting wordt een representatieve steekproef getrokken van 1200 scholen. Dit doen we door een gestratificeerde steekproef te trekken uit alle scholen voor primair onderwijs. In de stratificatie wordt rekening gehouden met de volgende kenmerken: schooltype (bo, sbo en wec), stedelijkheid, aantal allochtone leerlingen, schoolgrootte en soort administratiepakket.

De nulmeting van de monitor bestond uit twee onderdelen: een internetenquête en een telefonische interviewronde. Hieronder gaan we op beide onderdelen kort in.

Internetenquête
Voor de internetenquête is in nauw overleg met de opdrachtgever en de begeleidingscommissie een vragenlijst ontwikkeld. De vragen in de vragenlijst hadden betrekking op

1. de informatievoorziening aan de scholen;
2. het ontwikkelde kennisniveau over en de houding en verwachtingen ten aanzien van de effecten van de invoering en het invoeringsproces;
3. de voorbereidingen voor de invoering en de inspanningen op de scholen;
4. het gebruik van en de behoefte aan informatie en ondersteuning.

De vragenlijst bestond uit een vast deel dat ook voor de vervolgmetingen zal worden gebruikt en een flexibel deel dat in de volgende metingen zal worden aangepast. Het vaste deel bevat een aantal kennisvragen en stellingen over de communicatie, de structurele situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer en over het proces van invoering. Het flexibele deel is vooral gericht op de actuele ontwikkelingen rond de invoering en de voorbereiding die op de scholen worden getroffen.
2





De vragenlijst is uitgezet onder de eerste steekproef van 1200 scholen. Deze scholen hebben per e-mail een uitnodiging ontvangen om de internetenquête in te vullen. Uiteindelijk hebben 657 respondenten de vragenlijst in zijn geheel ingevuld. Dat komt neer op een respons van 55 procent. De antwoorden van deze respondenten zijn in de analyses meegenomen. De responderende scholen waren mede door de gestratificeerde steekproef niet volledig representatief voor de totale populatie. Om voor de afwijking te corrigeren is bij de analyse van de resultaten een weging toegepast.1 Uit de vragenlijst is veel kwantitatieve informatie over de structurele situatie, het invoeringsproces en de huidige stand van zaken op de scholen naar voren gekomen.

Telefonische interviews
Om de resultaten van de internetenquête verder te verdiepen zijn voor deel twee van de nulmeting in november 2007 zestien aanvullende interviews gehouden. Op basis van antwoorden op kennis- en attitudevragen en een aantal vragen over de huidige stand van zaken uit de internetenquête hebben we een rangordening van scholen aangebracht. We hebben vervolgens zeven scholen die goed scoren op kennis, attitude en enkele voorbereidingsonder- werpen, zeven zwak scorende scholen en vier scholen uit de middengroep geselecteerd voor de interviews.2
In de interviews zijn we aan de hand van de antwoorden op de enquête dieper ingaan op de structurele situatie, het invoeringsproces en de huidige stand van zaken. Voor de interviews is in overleg met de de opdrachtgever en de begeleidingscommissie een lijst met gespreksonderwerpen vastgesteld.


1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 komen de resultaten van de internetenquête en de telefonische interviews aan bod. In het hoofdstuk wordt ingegaan op de communicatie, de structurele situatie, het invoeringsproces en de actuele situatie op de scholen. We presenteren hierbij de resultaten uit de internetenquête aan de hand van tabellen. Deze resultaten vullen we vervolgens aan met bevindingen uit de interviews. In de tabellen worden de onderwerpen van de kennisvragen en de verschillende stellingen vaak in het kort omschreven. De volledige formuleringen staan in de vragenlijst die als bijlage bij dit rapport is te vinden.3 Vanwege de leesbaarheid hebben we in hoofdstuk twee alleen de belangrijkste tabellen opgenomen. In de bijlagen zijn alle tabellen opgenomen die niet in het hoofdstuk terug zijn te vinden. In hoofdstuk 3 schetsen we een totaalbeeld.


1 In bijlage 1 worden steekproef en respons nader besproken.


2 Uiteindelijk kon met twee scholen, wegens herhaald vervallen van afspraken, toch geen gesprek worden gevoerd.


3 Zie bijlage 3 voor de volledige vragenlijst.
---





Gepresenteerde scores
In hoofdstuk 2 worden scores per onderdeel gepresenteerd om vergelijkingen tussen verschillende scholen te maken. Bovendien maken deze scores vergelijkingen met resultaten van toekomstige metingen mogelijk. We hebben scores berekend over de verschillende onderdelen en items van de internetenquête aan de hand van de verschillende kennis- en attitudevragen en vragen over de actuele situatie. Elk antwoord op de betreffende vragen heeft een waarde gekregen.4 Per set van vragen kon vervolgens een totaalscore worden berekend. Een respondent die op alle items van een kennisvraag of stellingen van een attitudevraag maximaal scoort, krijgt voor de gehele set een score van 100.
In de vergelijking tussen de scholen hebben we gekeken naar de volgende achtergrondkenmerken: schooltype (bo, sbo en wec), stedelijkheid, percentage allochtone leerlingen, schoolgrootte, bestuursomvang en soort administratiepakket.
We hebben uitsplitsingen gemaakt naar het percentage leerlingen van allochtone herkomst en niet naar het percentage gewichtenleerlingen. Onder gewichtenleerlingen valt ook een grote groep autochtone leerlingen, terwijl problemen met betrekking tot het verkrijgen van de sofinummers eerder worden verwacht bij allochtone leerlingen.


4 Zo kregen items van kennisvragen de waarde 2 voor voldoende, 1 voor onvoldoende en 0 voor helemaal geen kennis. Als uit specifieke vervolgvragen bleek dat de kennis op onderdelen toch niet voldoende was, hebben we voor dit kennisonderdeel alsnog de waarde `onvoldoende' toegekend.Bij de attitudevragen werden aan positieve stellingen waarden toegekend van 5 bij `zeer eens' tot 1 bij `zeer `oneens'.
4






2 DE RESULTATEN


2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk komen de resultaten uit de internetenquête en uit de interviews aan bod. We onderscheiden daarbij vier onderdelen: communicatie, de structurele situatie, het invoeringsproces en de huidige stand van zaken. We presenteren steeds eerst de resultaten uit de internetenquête met daarbij een aantal tabellen. Deze resultaten zullen we waar mogelijk aanvullen met bevindingen uit de interviews.


2.2 Communicatie
Scholen zijn de afgelopen jaren op verschillende manieren voorgelicht over de komst van het onderwijsnummer. De projectorganisatie PGN PO (verder in dit rapport afgekort als PGN PO) verspreidt regelmatig nieuwsbrieven en project- mail naar de scholen en heeft verschillende brochures uitgebracht. Ook op de website van PGN PO is veel informatie te vinden. We hebben de responden- ten in de internetenquête gevraagd via welke informatiebron(nen) zij over het onderwijsnummer zijn geïnformeerd.

Tabel 2.1 Gebruikte informatiebron (n=657) Bron Aantal Percentage

De brochure PGN PO: `Samen maken we
er een succes van!' 417 63,5% Projectmail van projectorganisatie PGN PO 369 56,2% De Nieuwsbrief PO 353 53,8% De website PGN PO 302 46,0% De Wet onderwijsnummer 138 21,0% `Mijn PGN PO' 134 20,4% De brochure `Nu doen 1' 64 9,7% De helpdesk PGN PO 18 2,8% Anders* 47 7,2%


* Als andere informatiebron worden informatiebijeenkomsten en het bovenschools management een aantal keer genoemd.

Uit bovenstaande tabel blijkt dat het merendeel van de respondenten uit de internetenquête over het onderwijsnummer is geïnformeerd door de brochure `PGN PO: Samen maken we er een succes van!'. Ook door de projectmail van PGN PO en door de Nieuwsbrief PO zijn veel scholen op de hoogte gebracht van het onderwijsnummer. De Wet onderwijsnummer wordt daarentegen door relatief weinig respondenten genoemd als informatiebron.


---





De respondenten zijn in de internetenquête gevraagd om over de door hen genoemde informatiebronnen aan te geven in hoeverre ze deze toegankelijk en bruikbaar vinden. De respondenten oordelen over het algemeen iets positiever over de toegankelijkheid van de informatiebronnen dan over de bruikbaarheid. Vooral de toegankelijkheid van de helpdesk van PGN PO wordt goed beoordeeld. Bij de bruikbaarheid komt de website van PGN PO als beste bron naar voren. Slechts zeer weinigen beoordelen de toegankelijkheid en bruikbaarheid negatief (zie bijlage 2 tabel B2.1 en B2.2). Ook hebben we gevraagd via welke kanalen men het liefst op de hoogte wil worden gebracht de komende jaren. De meeste respondenten worden het liefst via e-mail en (in iets mindere mate) via de Nieuwsbrief PO geïnformeerd over het onderwijsnummer. Aan voorlichtingsbijeenkomsten gaven slechts weinig respondenten de voorkeur (zie bijlage 2 tabel B2.3).

Ook tijdens de interviews gaven de meeste respondenten aan dat ze zich hebben laten informeren over het onderwijsnummer via de website en via de brochures van PGN PO. Ook zijn sommige scholen geïnformeerd via de softwareleverancier of via vakbladen. Een aantal scholen is daarnaast nog via het bestuur geïnformeerd.
In bijna alle interviews waren de respondenten van mening dat ze goed op de hoogte zijn gebracht van het onderwijsnummer en dat de informatie helder en duidelijk is. Ook is de meerderheid van mening dat de scholen op tijd van informatie worden voorzien. Vooral de website van PGN PO wordt als een goede en bruikbare bron van informatie genoemd.


2.3 De structurele situatie
Een belangrijk onderwerp dat in de internetenquête en de interviews aan de orde is gesteld, is de situatie die zal ontstaan na de invoering van het onderwijsnummer. We hebben de respondenten vragen voorgelegd over de gegevenslevering, de gevolgen van het onderwijsnummer, de terugkoppeling van informatie en de bescherming van de privacy.


2.3.1 Gegevenslevering voor het onderwijsnummer Vanaf oktober 2009 moeten scholen tweewekelijks leerlinggegevens uitwisselen met de IB-groep. De bekostiging van CFI wordt vervolgens op die gegevenslevering gebaseerd. We hebben de scholen gevraagd of ze al voldoende op de hoogte zijn van de gegevenslevering.


6





Tabel 2.2 Kennis over gegevenslevering (n=657)
Voldoen- Onvol- Geen Geen de doende kennis antwoord kennis kennis

Te leveren gegevens over elke
leerling 71,8% 25,0% 2,7% 0,5% Te leveren gegevens over
leerlingen zonder sofinummer 32,6% 55,6% 11,5% 0,3% Gegevensset voor reguliere
telling 43,5% 50,1% 5,7% 0,7% Aan wie te leveren 50,2% 43,6% 5,3% 0,9% Door te geven wijzigingen 25,6% 63,6% 10,5% 0,3% Frequentie van updates 18,5% 67,6% 13,0% 0,9%

Meer dan zeventig procent van de respondenten geeft in de internetenquête aan voldoende kennis te hebben over de identificerende gegevens die scholen volgens de wet moeten leveren over alle leerlingen. Over de overige onderdelen die betrekking hebben op de gegevenslevering voor het onderwijsnummer, is de kennis echter minder goed.
De respondenten die hebben aangegeven voldoende kennis te hebben over de verschillende onderdelen van de gegevenslevering, hebben we een aantal vervolgvragen voorgelegd (zie bijlage 2 tabellen B2.4 tot en met B2.6).
285 respondenten hebben aangegeven dat ze voldoende kennis hebben van de gehele gegevensset die voor de reguliere telling over de ingeschreven leerlingen moet worden geleverd. Na het analyseren van de vervolgvraag hierover blijkt dat slechts 112 respondenten hier de juiste antwoorden geven. Het blijkt dat dus slechts een zesde van alle respondenten voldoende op de hoogte is van de gegevensset die moet worden geleverd. Ook weet lang niet iedereen aan wie de gegevens geleverd moeten worden. Slechts vier op de tien respondenten noemt de IB-groep, het grootste gedeelte van de respondenten noemt hier CFI. Ook blijkt toch niet iedereen op de hoogte te zijn van de frequentie waarmee de updates moeten worden doorgegeven. Slechts vijftien procent van de respondenten die aangegeven hebben dat ze hier voldoende kennis over hebben, geeft het juiste antwoord. Uit de antwoorden op deze vervolgvragen blijkt dus dat de kennis over de gegevenslevering voor het onderwijsnummer nog zeer gering is. Er zijn enkele verschillen te ontdekken in achtergrondkenmerken van de scholen bij de kennis over de gegevenslevering. Scholen voor speciaal onderwijs hebben minder kennis over de gegevensset die moet worden geleverd dan de reguliere basisscholen.
Over de frequentie waarmee de wijzigingen moeten worden doorgegeven hebben scholen met veel allochtone leerlingen meer kennis dan scholen met weinig allochtone leerlingen.
We hebben ook gekeken naar de gemeenteomvang van de school en het is gebleken dat scholen uit de vier grote steden beter op de hoogte zijn van de wijzigingen die moeten worden doorgegeven.


---





Ook tijdens de interviews hebben we enkele vervolgvragen gesteld over de gegevenslevering, bijvoorbeeld over de frequentie waarop wijzigingen moeten worden doorgegeven. Ook hier is gebleken dat nog lang niet iedereen goed op de hoogte is van wat er precies van hen wordt verwacht na 2009. Van de gegevens die geleverd moeten worden, is iedereen wel redelijk goed op de hoogte, maar kennis over de betrokken instanties en de frequentie van updates is nog zeer gering. Bijna alle geïnterviewden hebben aangegeven dat ze stap voor stap werken en afwachten wat er in elke fase van hen wordt verwacht.

Naast kennisvragen hebben we de respondenten ook een aantal stellingen voorgelegd over de gegevenslevering en administratie.

Tabel 2.3 Stellingen over gegevenslevering en administratie (n=657) (Zeer) Neutraal (Zeer) Geen eens oneens antwoord

Gegevenslevering aan overheid 50,5% 42,4% 6,7% 0,4% wordt eenvoudiger
Leerlingadministratie kost op 25,3% 52,2% 22,2% 0,3% den duur minder tijd
Leerlingadministratie wordt beter 24,5% 52,4% 22,9% 0,2% gestructureerd
Bureaucratische controle van de 58,1% 36,8% 5,0% 0,1% overheid neemt toe
Administratieve last weegt niet 32,8% 56,7% 10,1% 0,5% op tegen voordelen

Uit de internetenquête blijkt dat ongeveer de helft van de respondenten het ermee eens is dat door de invoering van het onderwijsnummer de gegevenslevering aan de overheid uiteindelijk eenvoudiger wordt. Een groot deel van de respondenten denkt neutraal over de stellingen dat de administratie op den duur minder tijd gaat kosten en beter gestructureerd wordt. Meer dan de helft van de respondenten uit de enquête denkt dat de bureaucratische controle van de overheid toeneemt met de komst van het onderwijsnummer.

Ongeveer de helft van degenen die we hebben geïnterviewd, is eveneens van mening dat de gegevenslevering makkelijker wordt door het onderwijs- nummer. Deze geïnterviewden zijn hier vooral positief over, omdat dan alle bekostigingsonderdelen via één telling gaan verlopen in plaats van via verschillende losse tellingen. De meeste scholen zien op dit terrein echter slechts voordelen voor de overheid en niet voor de school zelf. Daarom wordt op een aantal scholen negatief over het onderwijsnummer gedacht. Het is veel administratief werk, terwijl ze voor de school geen voordelen zien. Het doel staat te ver van ze af. Ook geven sommigen aan dat ze sceptisch zijn, omdat ze geen inzicht hebben in de opbrengst. "Ik zie geen toegevoegde waarde, het is heel veel organisatie en we krijgen er niks voor terug."
8





Tijdens de interviews gaf slechts een enkele school aan bang te zijn voor een toename van de bureaucratische controle van de overheid. Wel geven sommigen aan dat op dit moment sprake is van bureaucratie van de overheid door de administratieve taken die de scholen moeten uitvoeren. De geïnterviewden denken echter dat het op lange termijn wel mee zal vallen. Een aantal scholen denkt zelfs dat de bureaucratische last zal afnemen door de invoering van het onderwijsnummer omdat alle procedures vastliggen. Een ander bezwaar dat tijdens de interviews is genoemd over de gegevenslevering voor het onderwijsnummer, is dat men nu niks meer zelf kan checken. "Alles moet worden opgestuurd en dan moet de school maar afwachten op bevestiging dat het klopt."

2.3.2 Gevolgen van de invoering van het onderwijsnummer Ook over de gevolgen van de invoering van het onderwijsnummer hebben we kennis en attitudevragen gesteld.

Tabel 2.4 Kennis van gevolgen (n=657)
Voldoen- Onvol- Geen Geen de doende kennis antwoord kennis kennis

Consequenties voor bekostiging 31,4% 62,8% 5,16% 0,7% Consequenties voor toezicht op
kwaliteit 13,5% 76,2% 10,1% 0,3% Consequenties voor landelijke
statistieken en beleidsinformatie 17,7% 69,3% 11,4% 1,5%

De kennis over de consequenties die de invoering van het onderwijsnummer met zich meebrengt, is nog zeer beperkt. De respondenten die in de internet- enquête hebben aangegeven voldoende kennis te hebben over de conse- quenties voor de bekostiging, is gevraagd of ze na de invoering nog apart informatie moeten leveren over leerlingen in verband met gewichtenregeling, leerlinggebonden financiering en groeiformatie. Uit deze vervolgvraag blijkt dat ook deze mensen nog niet voldoende op de hoogte zijn van de conse- quenties voor de bekostiging. Basisscholen hebben meer kennis over de consequenties voor de bekostiging en het toezicht op de kwaliteit dan scholen voor speciaal onderwijs.

Ook is uit de interviews gebleken dat scholen nog weinig kennis hebben van de consequenties die het onderwijsnummer met zich meebrengt. De geïnterviewden weten alleen dat de bekostiging wordt gebaseerd op de gegevens in het leerlingadministratiesysteem. Verder wachten veel scholen af wat er nog op ze afkomt.


---





Naast vragen over kennis van de gevolgen hebben we de respondenten ook een aantal stellingen voorgelegd over de gevolgen van het onderwijsnummer.

Tabel 2.5 Stellingen over gevolgen van invoering (n=657) (Zeer) (Zeer) Geen Neutraal eens oneens antwoord

Bekostiging zal zonder 11,9% 61,0% 25,7% 1,4% problemen verlopen
Beter voorkomen van 57,4% 37,9% 4,0% 0,7% vergissingen en fraude
Bezuiniging op rijksvergoeding 25,1% 65,0% 8,6% 1,3% Minder gegevens aan inspectie 19,0% 60,8% 19,3% 0,8% leveren
Ontwikkelingen beter te volgen 29,2% 53,6% 16,2% 0,9%

Uit de internetenquête blijkt dat het grootste deel van de respondenten neutraal denkt over de verschillende stellingen die betrekking hebben op de gevolgen.
Over de stelling dat door het onderwijsnummer vergissingen en fraude bij de bekostiging beter voorkomen kunnen worden, is men wel positief. Scholen uit de grote steden zijn het hier overigens het minst vaak mee eens. Slechts weinigen denken dat de bekostiging op basis van het onderwijsnummer zonder problemen zal verlopen of dat er minder gegevens aan de inspectie hoeven te worden geleverd.
Het enige significante verschil tussen schooltype is dat scholen voor speciaal onderwijs het vaker eens zijn met de stelling dat ontwikkelingen in het onderwijs beter kunnen worden gevolgd.

In de interviews zag men vooral voordelen in het voorkomen van vergissingen en fraude met het onderwijsnummer. Er is een aantal keer genoemd dat fraude kan worden voorkomen als de bestanden op een goede en betrouw- bare manier kunnen worden gekoppeld. Als voorbeeld wordt genoemd dat scholen zeggen dat ze meer leerlingen hebben dan echt zo is of wachten met het uitschrijven van leerlingen en zo meer geld krijgen. Door het onderwijs- nummer kan dat niet meer. Ook geeft iemand aan dat door het werken met een uniek bestand met consequente gegevens geen fouten meer gemaakt kunnen worden in de telling.
Een bezwaar van de gevolgen dat door enkele geïnterviewden is genoemd, is dat ze er bang voor zijn dat de overheid door het koppelen van onderwijs- nummerbestanden nieuwe kwaliteitslijsten van scholen gaat opzetten, met beoordelingen en rangordes. Ze zijn bang dat er bijvoorbeeld een openbare lijst opduikt met zwakke scholen. Andere voordelen of bezwaren werden in de interviews nauwelijks naar voren gebracht.


10





2.3.3 Terugkoppelen van informatie
Door het onderwijsnummer is het mogelijk om gegevens naar de scholen terug te koppelen. Dit zou kunnen gebeuren via de website `Onderwijs in cijfers'. Op deze website is nu al informatie te vinden over deelnemers en personeel van de onderwijsinstellingen. Slechts een kwart van de respondenten is op de hoogte van deze website (zie bijlage 2 tabel B2.7). Het grootste deel van de scholen vindt het echter wel belangrijk om na de invoering van het onderwijsnummer meer benchmarkinformatie te kunnen krijgen (zie bijlage tabel B2.8). In onderstaande tabel is te zien hoe de respondenten uit de internetenquête verder denken over stellingen over het terugkoppelen van informatie.

Tabel 2.6 Stellingen over het terugkoppelen van informatie (n=657) (Zeer) Neutraal (Zeer) Geen Eens oneens antwoord

De gegevens zijn door de school te
gebruiken voor beleidsontwikkeling
en verantwoording 34,1% 51,5% 13,5% 1,0% Terugkoppeling draagt bij aan
verbetering van kwaliteit 23,3% 58,5% 17,0% 1,3% Terugkoppeling vergemakkelijkt
horizontale verantwoording 26,0% 63,0% 9,6% 1,4% Voordelen van terugkoppeling
wegen op tegen administratieve last 15,5% 65,4% 17,5% 1,6%

Over de stellingen die gaan over de terugkoppeling van informatie heeft het grootste deel van de respondenten een neutrale mening. Slechts een kwart van de respondenten is positief over de mogelijkheden van terugkoppeling van informatie.
Ook hier zijn verschillen in achtergrond te zien. Scholen voor speciaal onder- wijs vinden vaker dat de terugkoppeling bijdraagt aan de kwaliteit van de school en opweegt tegen de administratieve last. In de interviews is de mogelijkheid tot terugkoppeling door niemand genoemd als een voordeel van het onderwijsnummer.

2.3.4 Gebruik van gegevens en privacybescherming De Wet bescherming persoonsgegevens (WBP) is van toepassing op het onderwijsnummer. De informatie over leerlingen is dus niet zomaar toegankelijk. Ook de scholen hebben een verantwoordelijkheid om de privacy van de gegevens te bewaken. Zowel de school als de overheid moeten bepaalde maatregelen treffen om de privacy van leerlingen te beschermen. Over deze maatregelen hebben we de respondenten in de internetenquête een aantal kennisvragen en stellingen voorgelegd.
---





Uit onderstaande tabel blijkt dat de respondenten van mening zijn dat ze nog relatief weinig kennis hebben over de voorwaarden voor gebruik en uitwisseling van de gegevens.

Tabel 2.7 Kennis over gegevensgebruik en privacy (n=657) Voldoende Onvoldoen Geen Geen kennis de kennis kennis antwoord

Maatregelen die de rijksoverheid
neemt om privacy van leerlingen
te beschermen 17,7% 69,2% 11,7% 1,4% Maatregelen die de school moet
treffen om privacy van leerlingen
te beschermen 30,8% 61,5% 6,6% 1,1% Organisaties waarmee de school
gegevens mag uitwisselen 12,9% 74,2% 12,0% 0,8% Welke gegevens de school mag
uitwisselen 11,1% 75,0% 13,1% 0,9%

We hebben naast bovenstaande kennisvragen in de internetenquête nog een aantal vervolgvragen gesteld over wie onder welke voorwaarden gebruik mag maken van de gegevens en met wie de school de gegevens mag uitwisselen. Uit de antwoorden op deze vragen blijkt dat ook de respondenten die aangegeven hebben voldoende kennis te hebben, toch nog zeer slecht op de hoogte blijken te zijn over dit onderwerp. (zie bijlage 2 tabellen B2.9 en B2.10)

In tabel 2.8 is de mening van de respondenten te zien over verschillende stellingen in de internetenquête over gebruik en uitwisseling van gegevens. Bijna de helft van de respondenten denkt dat door het onderwijsnummer de uitwisseling van gegevens met andere scholen bij de in- en uitschrijving wordt vereenvoudigd. Er zijn wel verschillen te zien tussen de scholen. In de grote steden is men het hier het minst vaak mee eens. Scholen voor speciaal onderwijs zijn het hier daarentegen het vaakst mee eens. Over de waarborging van privacy van leerlingen en ouders lijkt zorg te bestaan. Hoewel een derde van de scholen zegt de uitwisseling van gegevens voldoende te hebben beveiligd, hebben nog maar weinig scholen die uitwis- seling in procedures vastgelegd om de privacy te waarborgen. Ook hier zijn verschillen naar achtergrondkenmerken te ontdekken. Scholen voor speciaal onderwijs hebben de uitwisseling al vaker in procedures vastgelegd. Dit geldt ook voor scholen met veel allochtone leerlingen. Hoe meer allochtone leerlingen die school heeft, hoe vaker de uitwisseling in procedures is vastgelegd.
In de internetenquête hebben de respondenten ook de stelling voorgelegd gekregen dat het moeilijker wordt voor buitenlandse leerlingen om onderwijs te volgen. Hoe meer allochtone leerlingen de school heeft, hoe vaker de school het eens is met deze stelling.


12





Tabel 2.8 Stellingen over gebruik en uitwisseling van gegevens (n=657) (Zeer) Neutraal (Zeer) Geen Eens oneens antwoord

Uitwisseling met andere scholen
wordt eenvoudiger 49,0% 39,4% 9,2% 2,5% Verzuim kan beter worden
bestreden 32,1% 40,7% 24,6% 2,6% Communicatie met instellingen
voor jeugdzorg kan worden
verbeterd 33,4% 49,1% 14,9% 2,6% Privacy van leerlingen en ouders
is niet voldoende gewaarborgd 15,1% 66,0% 16,3% 2,7% Uitwisseling is voldoende
beveiligd 36,5% 53,0% 7,6% 3,0% Uitwisseling is door school in
procedures vastgelegd 9,8% 39,9% 47,3% 3,0% Moeilijker voor buitenlandse
leerlingen om onderwijs te
volgen 34,3% 44,9% 17,5% 3,3%

Het voordeel van de verbeterde gegevensuitwisseling is ook meerdere malen tijdens de interviews naar voren gekomen. Veel scholen zien hier het voordeel van in. Wel zegt een aantal geïnterviewden dat het onderwijsnummer hiervoor niet noodzakelijk is; dat het altijd al mogelijk was om gegevens op een goede manier uit te wisselen. Volgens hen was het zicht op verdere loopbaan van leerlingen nu ook al duidelijk en daar is geen onderwijsnummer voor nodig. Enkele geïnterviewden uit het speciaal basisonderwijs zagen (anders dan in de internetenquête) geen voordelen in het uitwisselen van gegevens, omdat zij niet of nauwelijks leerlingen uitwisselen. Een ander onderwerp dat meermaals aan de orde is gekomen tijdens de interviews, is de privacy. Slechts enkele scholen zijn bang dat de privacy van de gegevens niet goed is beschermd. In dat geval zien de scholen de overheid als een soort van `big brother' die alle gegevens kan inzien en "in gegevens gaat neuzen."
De meeste respondenten geven echter aan dat door het onderwijsnummer de gegevens van leerlingen niet privacygevoeliger worden dan ze al waren. Scholen moesten altijd al persoonlijke gegevens van leerlingen opvragen. Een respondent geeft daarnaast aan dat je in Nederland niet ontkomt aan het opgeven van dit soort gegevens.
Wel wordt een aantal keer genoemd dat ouders bang zijn voor de privacy van de gegevens. Een enkele school heeft de ouders een brief gestuurd met de regels over de privacy, zodat ouders weten dat de gegevens niet zomaar voor iedereen toegankelijk zijn.

2.3.5 Scores structurele situatie
Zoals in hoofdstuk 1 vermeld, hebben we aan de hand van de verschillende items van de kennis- en attitudevragen over de structurele situatie scores
13





berekend, om vergelijkingen tussen verschillende scholen en vergelijkingen met resultaten van toekomstige metingen mogelijk te maken. In onderstaande tabel worden de gemiddelde scores op de verschillende onderdelen over de structurele situatie gepresenteerd. We merken daarbij nadrukkelijk op dat er door verschillen in de antwoordcategorieën een verschil is in de berekenings- wijze van de gemiddelde scores voor kennisvragen en voor attitudevragen. Een respondent die op alle items van een kennisvraag of stellingen van een attitudevraag maximaal scoort, krijgt voor de gehele set een score van 100. Een gemiddelde score van 50 op kennisvragen betekent echter dat er nog onvoldoende kennis over het betreffende onderwerp is, terwijl een gemiddelde score van 50 op de attitudevragen daarentegen wijst op een neutrale houding ten aanzien van het betreffende onderwerp.1

Tabel 2.9 Scores structurele situatie
Onderwerp Score

Kennis gegevenslevering 64 Kennis gevolgen 56 Kennis gegevensgebruik 54

Attitude gegevenslevering 58 Attitude gevolgen 61 Attitude terugkoppeling 62 Attitude gegevensgebruik 61

Op basis van de berekende scores kunnen we vaststellen dat de kennis over de structurele situatie nog beperkt is. Het blijkt dat men nog de meeste kennis heeft over de gegevenslevering. De kennis over de gevolgen van de invoering van het onderwijsnummer en over het gegevensgebruik en de privacy is nog onvoldoende ontwikkeld.
De houding ten opzichte van de situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer is licht positief, waarbij de houding ten opzichte van de gegevenslevering het laagst scoort. Dit hangt waarschijnlijk samen met de hoeveelheid werk die hier voor de scholen mee gemoeid is.

Met behulp van de scores kunnen we een vergelijking maken naar achter- grondkenmerken. Als we per onderwerp kijken naar de verschillen in achtergrondkenmerken kunnen we vaststellen dat op de kennisvragen over de gegevenslevering en de gevolgen van de invoering basisscholen gemiddeld hoger scoren dan de scholen voor speciaal onderwijs. Op alle attitudevragen hebben scholen voor speciaal onderwijs daarentegen een positievere score dan reguliere basisscholen.
Omdat basisscholen op het kennisonderdeel hoger scoren, en scholen voor sbo op het gedeelte over attitude, vallen de verschillen over het geheel


1 Bij de items van de kennisvragen waren maar drie mogelijkheden: de waarde 2 voor voldoende, 1 voor onvoldoende en 0 voor helemaal geen kennis. Bij de attitudevragen waren er vijf mogelijkheden: 5 bij `zeer eens' tot 1 bij `zeer `oneens'. Zie ook hoofdstuk 1.


14





genomen tegen elkaar weg. We kunnen dus niet zeggen dat de ene schoolsoort beter scoort dan de ander.

We vinden verder verschillen naar bestuursomvang bij de attitudevragen over de terugkoppeling. De scholen die zelfstandig onder een bestuur vallen (de éénpitters) zijn het meest positief. De middengroep scoort hier het minst goed. Ook bij de attitudevragen over de gevolgen van het onderwijsnummer scoren de éénpitters het best, maar dit is slechts een zwak verschil.

2.4 Het invoeringsproces
2.4.1 Kennis en attitude over het invoeringsproces Het invoeringsproces van het onderwijsnummer wordt gefaseerd aangepakt. Op dit moment is de fase van het verzamelen van de sofinummers door bijna alle scholen afgerond. In de internetenquête en tijdens de interviews hebben we de respondenten vragen gesteld over het invoeringsproces. We hebben vragen gesteld over kennis en attitude, administratieve organisatie, ondersteuningsmogelijkheden, hulpbehoefte en verwachte problemen. We beginnen met vragen over kennis over het invoeringsproces.

Tabel 2.10 Kennis over het invoeringsproces (n=657) Voldoen- Onvol- Geen Geen de doende kennis antwoord kennis kennis

Op te nemen gegevens in
leerlingadministratiesysteem 89,2% 8,9% 0,7% 1,2% Eisen aan computer 56,3% 35,1% 8,0% 0,6% Planning invoeringstraject 60,1% 35,1% 2,8% 2,0% Door de school uit te voeren
werkzaamheden 70,5% 26,8% 1,7% 1,0% Betrokken instanties 48,1% 45,4% 5,0% 1,5% Datum eerste bekostiging 31,2% 57,1% 10,5% 1,1%

De meeste respondenten geven in de internetenquête aan dat ze voldoende kennis hebben over de gegevens die voor het invoeringsproces in het leerling- administratiesysteem moeten worden opgenomen en over de werkzaam- heden die de school moet uitvoeren voor een succesvolle invoering van het onderwijsnummer. Basisscholen geven vaker aan dat ze voldoende op de hoogte zijn dan scholen voor speciaal onderwijs. Bovendien is meer dan de helft van de scholen voldoende op de hoogte van de eisen die aan de compu- ter worden gesteld en de planning van het invoeringstraject. Daarbij geven basisscholen opnieuw vaker aan voldoende op de hoogte te zijn van de planning van het invoeringstraject dan scholen voor speciaal onderwijs. Over de datum waarop de eerste bekostiging via het onderwijsnummer
15





plaatsvindt, lijkt minder kennis te bestaan. De respondenten die hebben aangegeven wel voldoende kennis te hebben over de datum van de eerste bekostiging, hebben we gevraagd het juiste jaartal in te vullen. Op deze vraag geven slechts 77 van de 206 respondenten het juiste antwoord. Hierdoor blijkt dat niet 31,2 procent, maar 11,7 procent van de ondervraagde scholen voldoende kennis over dit onderwerp heeft.

Uit de interviews is duidelijk geworden dat op veel scholen weliswaar een globaal beeld bestaat van de planning, maar dat men toch niet precies op de hoogte is van het traject en afwacht wat er wordt verwacht. De meeste geïnterviewden denken wel dat het allemaal duidelijker gaat worden door het lezen van het invoeringsplan. Een enkeling geeft aan dat het wel fijn zou zijn om een overzicht te hebben met wanneer alles precies af moet zijn. Op de vraag over de datum van eerste bekostiging wist ook hier lang niet iedereen het juiste antwoord te geven.
We hebben in de interviews ook gevraagd of de scholen op de hoogte zijn van de eisen waaraan de computer moet voldoen. Niet iedereen weet dat precies. Dit komt omdat op veel scholen de praktische zaken met betrekking tot de computer zijn uitbesteed aan de systeembeheerder of een ICT-bedrijf. Zij vertrouwen erop dat het goed komt.

Naast kennisvragen over het invoeringsproces hebben we de respondenten ook een aantal stellingen voorgelegd over het invoeringsproces.

Tabel 2.11 Stellingen over het invoeringsproces (n=657) (Zeer) Neutraal (Zeer) Geen eens oneens antwoord

School heeft voldoende tijd voor
voorbereiding overgang 65,3% 28,4% 5,2% 1,1% School krijgt voldoende
ondersteuning van overheid
(CFI/IB-groep) 41,0% 44,4% 13,6% 1,0% School krijgt voldoende
ondersteuning van
besturenorganisaties
(projectorganisatie PGN PO) 60,9% 31,9% 5,8% 1,4% School krijgt voldoende
ondersteuning van
softwareleveranciers 52,3% 37,1% 9,3% 1,3% School is op zichzelf
aangewezen bij knelpunten 40,0% 39,1% 19,6% 1,3% Invoering kost de school teveel
tijd 51,3% 35,0% 12,6% 1,2%

Uit de stellingen blijkt dat de meeste respondenten uit de internetenquête vinden dat de scholen op zich voldoende tijd hebben voor de voorbereiding op de definitieve overgang. Tegelijkertijd vindt ongeveer de helft van de respondenten dat de invoering van het onderwijsnummer in de praktijk te veel
16





tijd kost voor de school.
Hier zijn verschillen te zien tussen scholen. Basisscholen vinden minder vaak dat ze voldoende tijd voor de invoering hebben dan scholen voor speciaal onderwijs. Ook vinden basisscholen vaker dat de invoering te veel tijd kost. Het merendeel van de scholen vindt dat er voldoende ondersteuning is door de besturenorganisaties. Dit geldt vooral voor scholen met weinig allochtone leerlingen. Scholen met veel allochtone leerlingen vinden vaker dat ze op zichzelf zijn aangewezen bij knelpunten.
Ook vindt het grootste deel van de scholen dat er voldoende ondersteuning is door de softwareleveranciers. Daarbij zijn er echter wel verschillen tussen de leveranciers.

Uit de interviews blijkt ook dat het grootste deel van de scholen vindt dat er voldoende tijd is voor voorbereiding. Gevraagd naar het oordeel over het invoeringsproces, begonnen veel geïnterviewden over de manier waarop ze worden geïnformeerd. Ze zijn het erover eens dat ze op een goede en duidelijke manier zijn geïnformeerd over de gang van zaken tijdens het invoeringsproces. Een aantal respondenten geeft aan dat je de informatie ook zelf op kunt zoeken. "Als je ergens tegenaan loopt, kun je het ook zelf opzoeken."
Van de kant van de projectorganisatie vinden de meeste respondenten het perfect georganiseerd. Een enkeling vindt het daarentegen dwingend en voorschrijvend. Deze respondent geeft aan dit proces te weigeren als er nog meer bij komt kijken dan nu blijkt. Ook geeft iemand aan dat hij hoopt dat het allemaal gecontinueerd gaat worden en dat niet over een tijd wéér iets anders ingevoerd gaat worden.
De meeste scholen hebben het invoeringsplan op het moment van de interviews wel ontvangen, maar nog niet gelezen. Degenen die het wel hadden gelezen, zeiden dat er voor hen niets nieuws of verrassends in stond. Slechts één persoon kwam er bij het lezen van de map pas achter hoeveel het eigenlijk allemaal inhield. Het was voor hem tot nu toe onbekend welke gegevens moesten worden geleverd en hoe het traject eruit zou zien. "Het blijkt toch meer in te houden dan gedacht, ik twijfel of de kosten opwegen tegen het rendement."

2.4.2 Administratieve organisatie
In de internetenquête zijn de respondenten gevraagd aan te geven wie de gegevens invoert in het administratiesysteem. Op meer dan de helft van de scholen worden de gegevens door een administratief medewerker ingevoerd in de leerlingadministratie (tabel 2.12). Op vrijwel evenveel scholen gebeurt dat door een directeur of adjunct-directeur of zijn die er ook bij betrokken.


17





Tabel 2.12 Wie voert de gegevens in de leerlingadministratie in? (n=657) Functie Aantal Percentage

Administratief medewerker 363 55,2% Directeur 278 42,4% Adjunct directeur 92 14,0% ICT-medewerker 29 4,4% Leerkracht 19 2,9% Anders 38 5,6%

Er is in de internetenquête ook gevraagd wie gaat zorgen voor de uitwisseling van gegevens. Op zeventig procent van de scholen gaat dezelfde persoon ook de uitwisseling van de onderwijsnummers verzorgen. Op 27 procent van de scholen is dit nog niet duidelijk. Slechts drie procent van de respondenten geeft aan dat een andere persoon de uitwisseling van de onderwijsnummers gaat verzorgen. In de meeste gevallen wordt de directeur dan verantwoorde- lijk.
Ongeveer één op de vijf scholen heeft de administratieve organisatie veranderd in verband met de invoering van het onderwijsnummer (zie bijlage 2 tabel B2.11).
Aan scholen waar de administratieve organisatie nog niet is veranderd, hebben we gevraagd of dit de komende jaren wel gaat gebeuren. Slechts drie procent van de scholen gaat de administratieve organisatie de komende jaren zeker nog aanpassen.

Tijdens de interviews hebben we ook gevraagd naar de administratieve organisatie, ondersteuning en taakverdeling op de school. Op bijna elke school voert een administratieve kracht de gegevens in en heeft de directeur een controlerende taak en is eindverantwoordelijk. Alleen op hele kleine scholen komt het voor dat één persoon alles alleen regelt. Op geen enkele school wordt de rest van het personeel bij het onderwijsnummer betrokken, het is slechts een zaak van directie en administratie. We hebben ook gevraagd of er nog afspraken zijn gemaakt op bestuurs- niveau. Vaak wordt echter alles op schoolniveau geregeld. Wel is bij grote besturen vaak sprake van een overkoepelend leerlingadministratiesysteem. Tussen directeuren onderling wordt vooral gesproken over praktische zaken, niet over beleid.

2.4.3 Ondersteuningsmogelijkheden bij de invoering Tijdens het invoeringstraject kunnen de scholen een beroep doen op ondersteuningsmogelijkheden. Zowel de softwareleveranciers als de projectorganisatie PGN PO hebben een helpdesk. In de internetenquête hebben we gevraagd in hoeverre de scholen op de hoogte zijn van deze ondersteuningsmogelijkheden. Van beide ondersteuningsmogelijkheden is ongeveer een vierde van de respondenten goed op de hoogte. Daarentegen geeft ook ongeveer een vierde aan slecht op de hoogte te zijn.
18





Tabel 2.13 Kennis van ondersteuningsmogelijkheden (n=657) (Zeer) Redelijk (Zeer) Geen goed slecht antwoord

Ondersteuningsmogelijkheden
bij helpdesk PGN PO 25,9% 48,7% 24,4% 1,0% Ondersteuningsmogelijkheden
bij softwareleveranciers 27,7% 41,8% 29,6% 0,9%

In de enquête is ook gevraagd of men een beroep heeft gedaan op de ondersteuningsmogelijkheden. Zowel op de helpdesk van PGN PO als op de helpdesk van de softwareleverancier heeft iets meer dan een kwart van de respondenten een beroep gedaan. Het grootste deel van deze scholen heeft één of twee keer een beroep gedaan op de betreffende ondersteunings- mogelijkheden (zie bijlage 2 tabel B2.12 en B2.13). Naast bovenstaande ondersteuningsmogelijkheden wijzen respondenten op ondersteuning binnen de eigen organisatie of bestuur. Op deze ondersteuning wordt relatief wat meer frequent een beroep gedaan dan op ondersteuning van PGN PO en softwareleveranciers.
Degenen die aangaven gebruik te hebben gemaakt van een bepaalde onder- steuningsmogelijkheid is ook gevraagd de geboden ondersteuning te beoor- delen. Over het algemeen worden de ondersteuningsmogelijkheden goed tot voldoende beoordeeld. (zie bijlage 2 tabel B2.14) Opvallend is wel dat de ondersteuning die binnen de eigen organisatie of bestuur wordt geboden, relatief iets minder positief wordt beoordeeld.

Ook uit de interviews blijkt dat besturen en eigen organisatie maar een beperkte rol spelen. Beleidsmatige uitwisseling is er nog niet veel: er is soms overleg met collega-directeuren binnen en buiten het eigen bestuur, maar niet met andere instanties. Verder is tijdens de interviews vooral de helpdesk van PGN PO naar voren gekomen als bekende ondersteuningsmogelijkheid. Nog niet veel scholen hebben daar gebruik van hoeven te maken. Veel scholen geven aan dat ze veel informatie kunnen terugvinden op de website van PGN PO.

2.4.4 Scores invoeringsproces
Net als bij de structurele situatie hebben ook voor het invoeringsproces scores berekend.2 In onderstaande tabel worden de scores op de verschillende onderdelen van het invoeringsproces gepresenteerd.

2 Ook hier geldt dat een gemiddelde score van 50 op kennisvragen betekent dat er nog onvoldoende kennis over het betreffende onderwerp is, terwijl een gemiddelde score van 50 op de attitudevragen wijst op een neutrale houding. Zie hoofdstuk 1 en paragraaf 2.3.5 voor een verder uitleg.

19





Tabel 2.14 Scores invoeringsproces
Onderwerp Score

Kennis invoeringsproces 76 Kennis ondersteuningsmogelijkheden 60

Attitude invoeringsproces 64

De scores op de individuele kennis- en attitudevragen over het invoeringsproces zijn hoger dan de scores op de kennis- en attitudevragen over de structurele situatie. De kennis over het invoeringsproces en de kennis over de ondersteuningsmogelijkheden zijn beide licht positief.

Ook hier hebben we per onderdeel gekeken of verschillen zijn te ontdekken naar achtergrondkenmerken van de school. Het blijkt dat basisscholen meer kennis hebben over het invoeringsproces dan scholen voor speciaal onderwijs. De kennis over de ondersteuningsmogelijkheden is daarentegen beter bij scholen voor speciaal onderwijs. De attitude ten opzichte van het invoeringsproces verschilt niet per schooltype. Hier is wel een verschil in het aantal allochtone leerlingen dat een school heeft. Scholen met weinig allochtone leerlingen staan het meest positief ten opzichte van het invoeringsproces.

2.5 De huidige stand van zaken
In het laatste gedeelte van de internetenquête en tijdens de interviews zijn we ingegaan op de huidige situatie. De gang van zaken met betrekking tot het verzamelen en invoeren van de sofinummers komt hier aan de orde, evenals de eisen die aan de computer en het administratiesysteem worden gesteld.

2.5.1 Subsidie `Faciliteitenregeling onderwijsnummer primair onderwijs' Eind 2005 is aan de besturen een subsidie uitgekeerd in het kader van de zogenaamde `Faciliteitenregeling onderwijsnummer primair onderwijs'. Dit is een bijdrage in de kosten van de invoering van het onderwijsnummer. We hebben gevraagd of de scholen dit ontvangen geld al hebben gebruikt voor het invoeringstraject. (zie bijlage 2 tabel B2.15) Opvallend is dat ruim een derde van de respondenten onbekend is met de subsidie. Dit is waarschijnlijk het geval omdat de subsidie aan de besturen is uitgekeerd en niet aan de individuele scholen.
Ongeveer een derde van de scholen heeft in de enquête aangegeven dat deze subsidie wel is gebruikt. De subsidie is vooral ingezet voor administratieve kosten: veel scholen hebben extra krachten ingehuurd voor het invoeren van de gegevens. Verder is het geld op veel scholen gebruikt voor het aanpassen van het computerprogramma. Daarnaast is het geld besteed aan het sturen van brieven aan ouders.
20





Tijdens de interviews is eveneens gebleken dat veel respondenten op schoolniveau niet op de hoogte zijn van de uitgekeerde subsidie. Degenen die dat wel waren, hebben aangegeven dat het is besteed aan administratieve ondersteuning. De geïnterviewden van de scholen waar de subsidie is uitgegeven aan extra administratieve hulp, zeiden dat het verzamelen en invoeren van de sofinummers mede daardoor goed is verlopen.

2.5.2 Het verzamelen en invoeren van de gegevens De eerste stap van de invoering van het onderwijsnummer is het verzamelen van de sofinummers van alle leerlingen die nu op school zitten. We hebben de respondenten in de internetenquête gevraagd aan te geven van hoeveel procent van de leerlingen de school over het sofinummer beschikt. Het grootste deel van de scholen had in september/oktober meer dan 75 procent van de sofinummers verzameld. Ook had meer dan een kwart op het moment van invullen alle sofinummers al verzameld.

Tabel 2.15 Van hoeveel procent van de leerlingen beschikt u over het sofinummer? (n=657)
Aantal Percentage

Minder dan 25% 2 0,3% Tussen 25 en 50% 5 0,8% Tussen 50 en 75% 35 5,3% Meer dan 75% 436 66,4% Van alle leerlingen 178 27,2% Geen antwoord 1 0,1%

De projectorganisatie PGN PO heeft voorbeeldbrieven opgesteld die de scholen naar de ouders konden sturen om de gegevens op te vragen. Het grootste deel van de respondenten heeft bij het verzamelen van sofinummers gebruikgemaakt van deze voorbeeldbrieven (zie bijlage 2 tabel B2.16).

In de enquête konden de respondenten aangeven of het verzamelen van de sofinummers meer of minder tijd kostte dan van tevoren was verwacht. Driekwart heeft aangegeven dat het méér tijd heeft gekost dan verwacht (zie bijlage 2 tabel B2.17).

Ook tijdens de interviews is meerdere malen naar voren gekomen dat het verzamelen van de sofinummers veel tijd heeft gekost. Vaak moet verschillen- de malen een herinnering naar de ouders worden gestuurd en soms zelfs met verschillende varianten van de brief worden gewerkt. Scholen hebben vooral problemen met het verkrijgen van de gegevens van een klein aantal leerlingen, de laatste gevallen. Op een aantal scholen is het lastig om de gegevens te verkrijgen van leerlingen uit `probleemgezinnen': "De sofinummers zijn dan bijvoorbeeld bij de vader en de moeder krijgt ze niet". Geïnterviewden wezen in dit verband ook op vergelijkbare problemen die
21





meer samenhangen met het verzamelen van gegevens voor de aangepaste gewichtenregeling. Zij werden er weer mee geconfronteerd dat het moeilijk is inschrijfgegevens compleet te krijgen, omdat een deel van de ouders bepaalde gegevens (bijvoorbeeld over hun opleiding) niet wil doorgeven. Wel geven meerdere scholen aan dat als ouders moeilijk doen, ze hen wel vaak kunnen overtuigen van het belang van het onderwijsnummer. Als ze aangeven dat de bekostiging van de school ervan afhangt zien ze vaak wel het belang ervan in en worden de gegevens toch opgeleverd. Scholen met veel allochtone leerlingen hebben niet aangegeven dat ze hier extra veel moeite hebben. Ze vragen de pas van de zorgverzekering op en anders krijgen ze een alternatief nummer.
Tijdens een interview kwam naar voren dat het onderwijsnummer bij scholen wel bekend is, maar in de omgeving niet. "De informatieverstrekking naar de ouders en betrokken instellingen en instanties zou duidelijker kunnen."

Alle verzamelde sofinummers moeten worden ingevoerd in het leerlingadministratiesysteem van de school. Uit de internetenquête bleek dat bijna alle scholen de verzamelde sofinummers hebben ingevoerd.

Tabel 2.16 Zijn de verzamelende sofinummers ingevoerd in het leerling- administratiesysteem? (n=657)
Aantal Percentage

Ja, allemaal 613 93,4% Ja, een deel 36 5,4% Nee 2 0,3% Onbekend 3 0,5% Geen antwoord 3 0,5%

Over de tijd die het kost om de sofinummers in te voeren is men in de internetenquête iets positiever dan over de tijd die het kost om de gegevens te verzamelen. Maar nog steeds is de helft van mening dat ook dit onderdeel meer tijd kost dan van tevoren werd verwacht (zie bijlage 2 tabel B2.18).

Ook in de interviews geeft bijna iedereen aan dat het over het algemeen wel goed gaat, maar dat het wel veel tijd kost. "De hele administratieve organisatie rond het verzamelen en registreren van sofinummers had beter centraal georganiseerd kunnen worden, zodat de individuele scholen er niet zoveel tijd mee kwijt zijn."

Op de website van PGN PO moeten de scholen de actuele stand van het aantal leerlingen met sofinummer doorgeven. Van vier op de tien scholen is de laatste stand van het aantal verzamelde sofinummers geregistreerd bij PGN PO.


22





Tabel 2.17 Zijn de verzamelde sofinummers geregistreerd bij PGN PO? (n=657) Aantal Percentage

Ja, de laatste stand 271 41,3% Ja deels, niet de laatste stand 212 32,3% Nee 67 10,1% Onbekend 103 15,6% Geen antwoord 4 0,6%

Uit een aantal interviews blijkt dat de respondenten behoefte hebben aan feedback over de geregistreerde gegevens. Veel scholen weten niet of ze de huidige stand van het aantal sofinummers juist hebben geregistreerd. Ook geven enkele scholen aan dat ze het vervelend vinden dat ze geen herinnering krijgen om de huidige stand door te geven, je moet er zelf aan denken.

2.5.3 Computer en administratiesysteem
Naast vragen over het verzamelen en invoeren van de gegevens, hebben we in de internetenquête ook een aantal vragen gesteld over de stand van zaken omtrent de computer en het leerlingadministratiesysteem. Op bijna alle scholen is de computer waarop de leerlingadministratie wordt gevoerd aangesloten op het internet (zie bijlage 2 tabel B2.19). Enkele scholen die in de enquête hadden aangegeven dat ze nog geen internet op de computer hadden, gaven tijdens de interviews aan dit nu wel te hebben. Op ongeveer twee derde van de scholen is het systeem voor de leerling- administratie al gereed voor de registratie van de gewenste leerlinggegevens (zie bijlage 2 tabel B2.20).
Voor de uitwisseling in de volgende fase van de invoering is een update van het leerlingadministratiesysteem nodig. Op vier op de tien scholen is de update van het systeem reeds geïnstalleerd en op een derde van de scholen is de update ook al in gebruik. De rest heeft de update niet geïnstalleerd of weet niet of het is gebeurd (zie bijlage 2 tabel B2.21).

Tijdens de interviews bleek echter dat veel respondenten niet precies weten of de update gereed is. Dit komt omdat op veel scholen de ict-medewerker hiervoor verantwoordelijk is en niet degene die de gegevens verzamelt en uitwisselt. Ook is het administratiesysteem in veel gevallen op bestuursniveau geregeld en wordt ook daar de update verzorgd. Een respondent geeft in een interview aan dat het belangrijk is dat de besturen daarom ook goed worden ingelicht over de eisen aan het administratiepakket.

2.5.4 Verwachte problemen en behoefte aan hulp Tot slot zijn er nog enkele vragen gesteld over de behoefte aan hulp en eventuele problemen die worden verwacht.


23





Tabel 2.18 Waarbij heeft u behoefte aan hulp? (n=657) Aantal Percentage

Bij uitwisselen van leerlinggegevens met PGN PO 350 53,3% Bij werken met aangepast administratiesysteem 138 21,0% Bij het verzamelen van sofinummers 87 13,2% Geen hulp nodig 166 25,2% Andere hulp 56 8,6%

Een kwart van de respondenten geeft in de internetenquête aan geen hulp nodig te hebben. Als er wel hulp nodig is, dan blijkt dat vooral te zijn bij het uitwisselen van de gegevens met PGN PO. Meer dan de helft van de scholen heeft hierbij behoefte aan hulp.
Onder andere hulp wordt vooral de behoefte aan extra administratieve krachten om alles in te voeren genoemd. Verder geeft een aantal respondenten aan behoefte te hebben aan meer voorlichting.

Op de vraag of in de volgende fase van de invoering problemen worden verwacht, heeft bijna de helft van de respondenten in de internetenquête geantwoord geen problemen te verwachten. Twaalf procent van de scholen verwacht echter wel problemen.3 In onderstaande tabel is te zien wat voor soort problemen men verwacht.

Tabel 2.19 Verwachte problemen (n=79)
Aantal Percentage

Verkrijgen van gewenste leerlinggegevens 57 66,4% Onvoldoende duidelijkheid over wat er van de school wordt verwacht 56 65,8% Communicatie met PGN PO 40 47,0% Werken met het aangepaste systeem voor leerling-
administratie 27 31,2% Administratieve organisatie 21 24,2% Systeem niet op tijd gereed 20 22,9% Andere problemen 7 8,8%

De meeste problemen worden door deze groep respondenten verwacht bij het verkrijgen van de gewenste leerlinggegevens. Het gaat dan vooral om de laatste, moeilijke gevallen zoals bij het verzamelen van de sofinummers ook al aan de orde is gekomen. Ook worden veel problemen verwacht door onvol- doende duidelijkheid over wat de school geacht wordt te doen. Daarnaast noemt ook bijna de helft van de respondenten problemen te verwachten in de communicatie met PGN PO over de uitwisseling van de gegevens. Andere problemen die worden genoemd zijn een verwacht probleem met leerlingen die geen sofinummer hebben en tijdgebrek.

3 De overige respondenten hebben hier `onbekend' ingevuld.


24





Hoewel de geïnterviewden aangeven tevreden te zijn over de informatie tot nu toe, blijkt toch dat veel scholen nog niet voldoende overzicht hebben. Het is meerdere malen naar voren gekomen dat nog niet duidelijk is wat precies van de scholen wordt verwacht. Bij de vraag wat de volgende stappen voor de school zijn, antwoordt bijna iedereen dat ze afwachten wat er gevraagd gaat worden.
Verder zijn geen opvallende problemen genoemd. Wel geeft een school aan over te stappen naar een administratiepakket dat niet op de lijst van PGN PO staat. Dit besluit is op bestuursniveau genomen, de school geeft echter aan dat dit wellicht nog voor problemen gaat zorgen.

2.5.3 Scores stand van zaken
Om meer inzicht te krijgen in verschillen tussen scholen, zijn ook bij de stand van zaken de afzonderlijke vragen omgezet naar scores. In onderstaande tabel worden de scores op de verschillende onderdelen over de huidige stand van zaken gepresenteerd.

Tabel 2.20 Scores stand van zaken
Onderwerp Score

Verzamelde sofinummers 93 Ingevoerde sofinummers 97 Geregistreerde sofinummers 66 Internet 95 Systeem gereed 80 Update geïnstalleerd 54

Uit bovenstaande tabel blijkt dat scholen relatief goed scoren op het verzamelen en invoeren van de sofinummers en op de internetverbinding. Daarmee is men het verst gevorderd. Minder ver is men met de registratie van de sofinummers en de update.

Bij de vragen over dit onderdeel zijn veel verschillen te ontdekken in achter- grondkenmerken van de scholen.
Bij het aantal sofinummers dat de scholen hebben verzameld zien we een groot verschil bij het aantal allochtone leerlingen. Hoe meer allochtone leerlingen op een school zitten, hoe minder sofinummers zijn verzameld. Ook zijn er verschillen te zien naar gemeenteomvang: de scholen in de vier grote steden scoren op dit onderdeel het minst goed. Dit houdt verband met het gegeven dat de scholen in de grote steden de meeste allochtone leerlingen tellen. Verder zien we dat het aantal leerlingen ook een verschil maakt; hoe meer leerlingen, hoe minder sofinummers de school heeft verzameld. Concluderend kunnen we zeggen dat het aantal sofinummers dat de school heeft weten te verzamelen, afhankelijk is van het aantal leerlingen en de samenstelling van de populatie.

25





Ook bij het aantal sofinummers dat de school heeft ingevoerd in het leerling- administratiesysteem, zien we verschillen tussen het aantal allochtone leerlingen dat een school heeft. Scholen met weinig allochtone leerlingen hebben de meeste gegevens ingevoerd, terwijl de middengroep hier het slechtst scoort. Ook het aantal leerlingen maakt een verschil, grote scholen hebben de minste gegevens ingevoerd.
Als we kijken naar het aantal gegevens dat is geregistreerd bij PGN PO blijkt dat de scholen in de vier grote steden met minst goed scoren.

Bij de vraag of het systeem voor leerlingadministratie al gereed was voor de registratie van de gewenste leerlinggegevens bleek dat dit op grote scholen vaker het geval was dan op kleine scholen.
Tot slot hebben we gekeken naar de, voor de uitwisseling in de volgende fase benodigde, update van het systeem voor leerling-administratie. Er is een verschil te zien bij het aantal allochtone leerlingen: de middengroep scoort hier het slechtst. Tijdens de meetperiode (half september tot half oktober) was er bovendien een verschil te zien tussen de verschillende softwarepakketten: bepaalde leveranciers waren op dat moment verder dan andere. Ten slotte zien we een verschil in de omvang van de school. Kleine scholen hebben het minst vaak de update gereed.


26





3 CONCLUSIES

In dit hoofdstuk gaan we eerst nog kort in op de vraag of er scholen zijn met specifieke kenmerken die op alle onderdelen van de monitor slecht scoren. Met andere woorden: zijn er op basis van achtergrondkenmerken specifieke scholen als risicogroep aan te merken? Vervolgens presenteren we de algemene conclusies die uit de nulmeting van de monitor kunnen worden getrokken.

3.1 Achtergrondkenmerken en risicoscholen
Bij de analyse van de resultaten in het vorige hoofdstuk hebben we geconstateerd dat zich op sommige onderdelen van het onderzoek verschillen naar achtergrondkenmerken van scholen voordeden. Zo waren er bij de kennis- en attitudevragen over de structurele situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer verschillen naar schoolsoort. Reguliere basisscholen lijken meer kennis te hebben over de structurele situatie, terwijl scholen voor speciaal onderwijs een positievere houding hebben. We kunnen dus niet zeggen dat de ene schoolsoort over de gehele linie minder goed scoort dan de andere.
Ook bij de onderdelen over kennis en houding ten opzichte van het invoeringsproces hebben we verschillen naar schoolsoort gezien. Verder is hierbij gebleken dat scholen met weinig allochtone leerlingen het meest positief staan tegenover het invoeringsproces. Bij de verschillende onderdelen over de stand van zaken op de scholen deden zich verschillen voor, vooral tussen scholen met verschillende percentages allochtone leerlingen. Maar ook hier is het niet zo dat een bepaald soort scholen op alle onderdelen beter of slechter is.

Om het beeld volledig te maken, hebben we de scholen ingedeeld naar scholen met hoge, met hooggemiddelde, met laaggemiddelde en met lage scores op de verschillende onderdelen. We hebben in de vergelijking vooral gekeken naar de specifieke kenmerken van de hoogscorende en laagscorende scholen.
Met betrekking tot de structurele situatie konden we op dit punt geen verschillen ontdekken. Wat betreft het invoeringsproces en de huidige stand van zaken in dat proces wel. Bij de onderwerpen die betrekking hebben op het invoeringsproces zijn scholen met weinig allochtone leerlingen sterk over- vertegenwoordigd in de groep hoogscoorders. Overigens zijn scholen met een gemiddeld aantal allochtone leerlingen juist ondervertegenwoordigd in deze groep. Hetzelfde beeld zien we bij de scores over de huidige stand van zaken: ook daar zijn scholen met weinig allochtone leerlingen oververtegenwoordigd in de groep met hoogscoorders en ondervertegenwoordigd in de groep met
27





laagscoorders. In de groep laagscoorders komen relatief veel scholen voor met een gemiddeld aantal allochtone leerlingen. Het is in beide gevallen dus niet zo dat de groep laagscoorders vooral uit scholen met veel allochtone leerlingen bestaat. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat scholen met veel allochtone leerlingen extra aandacht besteden aan de voorbereidingen op en de activiteiten rond de invoering, omdat ze al bij voorbaat verwachten problemen te gaan ondervinden tijdens het proces, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van de gewenste gegevens. Scholen met een gemiddeld aantal allochtone leerlingen zouden zich dan waarschijnlijk minder bewust zijn van eventuele problemen die zich kunnen voordoen en daardoor minder goed voorbereid zijn.

3.2 Conclusies
Concluderend kunnen we vaststellen dat de kennis op de scholen over de structurele situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer, nog onvoldoende is en dat scholen hier nog verder over moeten worden geïnfor- meerd. Blijkbaar heeft men op een groot deel van de scholen pas globaal kennis genomen van de verschillende aspecten van het onderwijsnummer en is men nog niet goed op de hoogte van de consequenties op de langere termijn. Op de meeste scholen lijkt men vooralsnog meer bezig met de eerstvolgende stappen in de invoering. De kennis over het invoeringsproces was relatief wat beter dan over de structurele situatie, maar ook hier is er op aspecten nog onvoldoende duidelijkheid bij de scholen. Omdat de scholen inmiddels het plan van invoering hebben ontvangen, is de gewenste informatie nu wel op de scholen beschikbaar.

De houding ten opzichte van de structurele situatie die ontstaat na de invoering van het onderwijsnummer, is voorlopig neutraal tot gematigd positief. Deze houding wordt waarschijnlijk mede bepaald door het feit dat de scholen over het algemeen nog niet voldoende op de hoogte zijn van de verschillende aspecten van het onderwijsnummer en nog onvoldoende kunnen overzien wat er op termijn verandert en van ze wordt verwacht. Dit maakt bijvoorbeeld dat ze ook nog niet uitgesproken positief zijn over de mogelijkheden tot terugkoppeling van informatie. Overleg tussen scholen onderling en met andere instanties over de gevolgen voor het toekomstig beleid vindt vooralsnog ook niet veel plaats.

De houding ten opzichte van het invoeringsproces is over het algemeen iets positiever dan die ten opzichte van de structurele situatie na de invoering. Het kan een rol spelen dat men wat beter van op de hoogte is van het invoeringsproces. Wel maakt men zich op een deel van de scholen zorgen over de tijd die de invoering in de praktijk gaat kosten. Voorlopig lijken de scholen wel tevreden over de manier waarop ze over de invoering worden geïnformeerd. Omdat de scholen echter pas onlangs kennis hebben kunnen
28





nemen van het invoeringsplan, waren ze in een aantal gevallen dus nog niet volledig op de hoogte van de precieze stappen die in het invoeringstraject gezet gaan worden.
Scholen die de ondersteuningsmogelijkheden van PGN PO en de software- leveranciers kennen en er ook een beroep op hebben gedaan, beoordelen deze mogelijkheden over het algemeen positief.

Het invoeringsproces en de activiteiten die daaruit voor de school voortvloeien, zijn voorlopig op bijna alle scholen een zaak van directie en (indien aanwezig) administratief medewerkers. De rest van het personeel wordt er niet of nauwelijks betrokken. Binnen het bestuur wordt tussen directeuren onderling vooral gesproken over praktische zaken. Beleidsmatige uitwisseling is er nog niet veel. Scholen van grotere besturen maken vaak wel gebruik van dezelfde softwareleverancier.

Een belangrijke activiteit die in de vorige fase door de scholen moest worden uitgevoerd, betrof het verzamelen van de sofinummers. De scholen hebben het afgelopen schooljaar een groot deel van de sofinummers verzameld en ingevoerd. Het registreren van het aantal verzamelde sofinummers bij PGN PO bleef daarbij echter achter. Het verzamelen en invoeren van de sofinummers heeft een deel van de scholen echter veel tijd gekost. Het kost de scholen relatief veel moeite om de laatste sofinummers binnen te krijgen. Het uiteindelijke percentage sofinummers dat de school heeft weten te verzamelen, blijkt afhankelijk van het aantal leerlingen en van de samenstelling van de leerling-populatie. Hoe groter de school of hoe meer allochtone leerlingen op een school zitten, hoe minder sofinummers zijn verzameld.

We hebben geconstateerd dat zich op enkele onderdelen van het onderzoek verschillen voordeden tussen scholen. Vooral de verschillen in aantallen allochtone leerlingen kwamen op enkele punten naar voren. Zoals gezegd waren scholen met weinig allochtone leerlingen op enkele punten beter vertegenwoordigd in de groepen hoogscoorders en ondervonden scholen met veel allochtone leerlingen meer moeite met het binnenhalen van de sofinummers. Het betekent echter niet dat de scholen met veel allochtone leerlingen tot risicogroep moeten worden bestempeld. De resultaten wijzen er in een aantal gevallen op dat juist de middencategorie op bepaalde aspecten minder goed naar voren komt.

We konden in de interviews niet vaststellen of en hoe een positief, negatief of neutraal totaalbeeld op de internetenquête samenhing met een specifiek achtergrondkenmerk van de school. Wel werd duidelijk dat een positief of negatief totaalbeeld vooral afhangt van de visie op de structurele situatie die straks na de invoering zal ontstaan. Scholen die negatief zijn, zijn dit vooral omdat ze de voordelen van het onderwijsnummer en het uiteindelijke doel van de invoering niet zien. Zij beschouwen het vooral als heel veel (extra) werk dat de komende jaren moet worden uitgevoerd, terwijl ze niet zien wat ze er straks
29





voor terugkrijgen en hoe ze er beter van worden. Scholen die positief zijn, benadrukken juist de praktische voordelen van één gestructureerde telling voor de bekostiging en de betere mogelijkheden van de gegevensuitwisseling. Scholen die als neutraal kunnen worden gekwalificeerd, zijn niet echt overtuigd van de toekomstige voordelen, maar zien ook geen grote nadelen. Ze vinden de gevraagde inspanningen wel in verhouding.


30





BIJLAGEN


31






32





BIJLAGE 1

Respons
Voor deelname aan de nulmeting van de Monitor invoering onderwijsnummer primair onderwijs zijn 1200 scholen benaderd. Deze scholen hebben per e- mail een uitnodiging ontvangen om de internetenquête in te vullen. Voor het benaderen van de respondenten is gebruikgemaakt van een adressenbestand van het projectmanagement PGN PO. Er is tweemaal per e-mail gerappel- leerd. Uiteindelijk hebben 657 respondenten de vragenlijst in zijn geheel ingevuld. Dat komt neer op een respons van 55 procent. De antwoorden van deze respondenten zijn in de analyses meegenomen.

We hebben de verdeling binnen de respons op achtergrondkenmerken vergeleken met die binnen de totale populatie. Omdat een steekproef is getrokken waarbij rekening is gehouden met schooltype, stedelijkheid en percentage allochtone leerlingen, is ook de respons niet representatief voor de gehele populatie.1 De steekproeven van de vier metingen worden zo samengesteld dat categorieën van scholen die in de populatie zijn onder- vertegenwoordigd evenredig zijn verdeeld over de vier metingen. Zo worden bijvoorbeeld alle scholen voor sbo en wec eenmaal benaderd.

De responderende scholen waren niet geheel representatief voor de totale populatie op de variabelen schooltype, stedelijkheid, het percentage leerlingen van allochtone herkomst en het gebruikte leerlingadminstratiepakket. Om uitspraken te kunnen doen voor de gehele populatie en over verschillen tussen scholen is voor de afwijking gecorrigeerd door een weging toe te passen. In de onderstaande tabellen wordt de omvang van de steekproef en de respons nader vergeleken.

Tabel B1.1 Populatie, steekproef en respons naar schooltype Bron Populatie Steekproef Respons

Basisonderwijs 91,5% 87,1% 87,4% Speciaal basisonderwijs 4,2% 6,7% 7,0% Expertisecentra 4,3% 6,3% 5,6%

Aantal 7572 1200 657


1 Om voldoende scholen voor speciaal onderwijs uit de vier grote steden met meer dan 25 procent leerlingen van allochtone herkomst en met specifieke administratiepakketten in het onderzoek te betrekken, zijn deze categorieën relatief oververtegenwoordigd in de steekproef.


---





Tabel B1.2 Populatie, steekproef en respons naar gemeenteomvang Bron Populatie Steekproef Respons

G4 9,2% 13,6% 11,6% G21 12,4% 13,5% 13,5% Overig 78,4% 72,9% 74,9%

Aantal 7572 1200 657

Tabel B1.3 Populatie, steekproef en respons naar percentage allochtone leerlingen
Bron Populatie Steekproef Respons

leerlingen 30,2% 26,5% 27,1% 25 tot 50% allochtone
leerlingen 8,9% 13,3% 13,4% >= 50% allochtone leerlingen 8,5% 13,1% 10,0%

Aantal 7572 1200 657

Tabel B1.4 Populatie, steekproef en respons naar administratiepakket Bron Populatie Steekproef Respons

ESIS 45,5% 39,1% 38,4% LAR 16,0% 20,0% 20,9% Overig 7,0% 7,5% 7,2% Winsas 14,9% 18,0% 17,7% OAS, ParnasSys, Tangram 16,6% 15,4% 16,0%

Aantal 7572 1200 657

De enquête is in twee derde van de gevallen ingevuld door directeuren. In de andere gevallen was de invuller meestal een administratief medewerker of een adjunct-directeur.

Tabel B1.5 Functie (n=657)
Functie Aantal Percentage

Bestuurslid 2 0,3% Bovenschools directeur/manager 11 1,7% Directeur 433 66,0% Adjunct directeur 56 8,5% Administratief medewerker 105 16,0% Leerkracht 6 0,9% Anders* 37 5,7% Geen antwoord 5 0,8%


*Bij andere functies wordt de functie ICT-coördinator een aantal keer genoemd.


34





BIJLAGE 2

Tabellen bij hoofdstuk 2
Tabel B2.1 Toegankelijkheid van de bron
Bron Goed Voldoende Slecht/ Aantal* Onvol- doende

De brochure PGN PO: `Samen
maken we er een succes van!' 45,3% 54,0% 0,6% 404 Projectmail van
projectorganisatie PGN PO 47,7% 50,9% 1,4% 355 De Nieuwsbrief PO 40,8% 59,0% 0,3% 340 De website PGN PO 44,9% 53,7% 1,4% 285 De Wet Onderwijsnummer 24,0% 74,2% 1,8% 131 `Mijn PGN PO' 42,5% 55,7% 1,8% 124 De brochure 'Nu doen 1' 45,8% 51,5% 2,8% 62 De helpdesk PGN PO 51,9% 48,1% 0,0% 17 Anders 35,0% 57,8% 7,2% 28


* Omdat niet iedereen de vraag heeft beantwoord, komen de aantallen niet precies overeen met de aantallen in tabel 2.1.

Tabel B2.2 Bruikbaarheid van de bron
Bron Goed Voldoende Slecht/ Aantal* Onvol doende

De brochure PGN PO: `Samen
maken we er een succes van!' 41,5% 58,1% 0,4% 402 Projectmail van
projectorganisatie PGN PO 38,7% 59,4% 1,9% 353 De Nieuwsbrief PO 37,0% 62,1% 0,9% 338 De website PGN PO 44,0% 53,7% 2,3% 286 De Wet onderwijsnummer 26,1% 72,1% 1,8% 126 `Mijn PGN PO' 37,7% 59,8% 2,5% 123 De brochure 'Nu doen 1' 39,2% 59,3% 1,5% 62 De helpdesk PGN PO 30,8% 69,2% 0,0% 17 Anders 36,6% 51,1% 12,3% 29


* Omdat niet iedereen de vraag heeft beantwoord, komen de aantallen niet precies overeen met de aantallen in tabel 2.1.


35





Tabel B2.3 Gewenste informatiebron (n=657)
Bron Aantal Percentage

E-mail 504 76,7% De nieuwsbrief PO 349 53,1% Brochures 203 30,9% Helpdesk PGN PO 159 24,3% Internet 149 22,7% Vakbladen 87 13,2% Voorlichtingsbijeenkomsten 29 4,4% Anders* 13 1,9%


* Bij andere gewenste informatiebron wordt het bestuur van de school een aantal keer genoemd.

Tabel B2.4 Welke gegevens moet de school verplicht opleveren aan de rijksoverheid? (n=285)
Gegevens over Aantal Frequentie

Voor- en vroegschoolse educatie 54 19,0% Groep/verblijfsjaar 212 74,4% Ambulante begeleiding 95 33,2% Rugzakje 219 76,7% Leerprestaties 47 16,4% Gewicht/cumi-gegevens 254 88,8% Sociale competenties 4 1,2% Advies voor vo 79 27,7% Eindtoets 105 36,8%

Tabel B2.5 Aan wie te leveren (n=330)
Instantie Aantal Frequentie

Cfi 240 72,8% IB-groep 137 41,5% Inspectie 54 16,4% CBS 9 2,6% Weet niet 15 4,4%

Tabel B2.6 Frequentie van updates doorgeven (n=121) Frequentie Aantal Percentage

Wekelijks 9 7,7% Tweewekelijks 18 15,0% Maandelijks 28 23,3% Elk kwartaal 5 4,0% Elk half jaar 4 3,2% Één keer per jaar 29 24,0% Weet niet 28 22,8%


36





Tabel B2.7 Bekendheid met `Onderwijs in cijfers' (n=657) Aantal Percentage

Ja 179 27,3% Nee 447 68,1% Weet niet 29 4,4% Geen antwoord 1 0,2%

Tabel B2.8 Belangrijk om meer benchmarkinformatie voor uw school te krijgen? (n=657)
Aantal Percentage

Ja, erg belangrijk 60 9,1% Ja, belangrijk 401 61,0% Nee, niet belangrijk 171 26,0% Nee, zeer onbelangrijk 12 1,8% Geen antwoord 14 2,1%

Tabel B2.9 Wie mag gebruikmaken van gegevens uit basisregister? (n=657) Geen Alle ge- Geanomi- Weet Geen gebruik gevens seerde niet antwoord gegevens

Cfi 1,3% 55,6% 26,0% 14,9% 2,2% IB-groep 2,1% 46,5% 19,6% 26,4% 5,3% Inspectie van het Onderwijs 2,0% 43,4% 36,2% 15,6% 2,8% Gemeenten 5,5% 28,1% 38,1% 23,8% 4,4% CBS 8,2% 4,6% 45,2% 35,2% 6,8% SVB 10,5% 11,1% 19,2% 52,3% 6,9% Onderzoeksbureaus die
werken voor OCW 13,1% 2,1% 39,9% 39,2% 5,7%

Tabel B2.10 Met welke instanties mag de school gegevens op basis van het sofinummer uitwisselen? (n=657)
Aantal Percentage

Andere onderwijsinstellingen (po, vo en mbo) 390 59,4% Afdeling leerplicht van gemeente 424 64,6% De Centrale commissie Voor Indicatiestelling
(CVI) 307 46,8% Welzijnsinstellingen 20 3,0% Instellingen voor (jeugd)gezondheidszorg 75 11,5% Raad voor de Kinderbescherming 141 21,5% Politie/justitie 181 27,5% Immigratie en Naturalisatiedienst 90 13,6% Het Europees Sociaal Fonds voor
subsidieaanvragen (ESF) 15 2,3% Weet niet 178 27,1%


37





Tabel B2.11 Is de administratieve organisatie veranderd in verband met het onderwijsnummer (n=657)
Aantal Percentage

Ja 118 17,9% Nee 535 81,5% Geen antwoord 4 0,6%

Tabel B2.12 Beroep op ondersteuningsmogelijkheden (n=657) Ondersteuningsmogelijkheid Aantal Percentage

De helpdesk PGN PO 172 26,3% De helpdesk van softwareleverancier 155 23,6% Ondersteuning binnen eigen
organisatie/bestuur 118 18,0% Andere externe ondersteuning* 16 2,4% Andere interne ondersteuning 13 1,9% Geen beroep op ondersteuning 172 26,3%


* Als andere externe ondersteuning wordt de gemeente een aantal keer genoemd.

Tabel B2.13 Frequentie beroep op ondersteuningsmogelijkheden Ondersteuningsmogelijkheid 1 tot 2 3 tot 5 keer Vaker dan Aantal* keer 5 keer

De helpdesk PGN PO 74,0% 25,0% 1,1% 168 De helpdesk van
softwareleverancier 70,9% 26,6% 2,5% 151 Ondersteuning binnen eigen
organisatie/bestuur 59,3% 37,2% 3,5% 117 Andere interne ondersteuning 72,9% 11,9% 15,2% 13 Andere externe ondersteuning 44,7% 49,8% 5,5% 12


* Omdat niet iedereen de vraag heeft beantwoord, komen de aantallen niet precies overeen met de aantallen in tabel B2.12.

Tabel B2.14 Beoordeling ondersteuningsmogelijkheden Ondersteuningsmogelijkheid Goed Voldoende Onvoldoen- Aantal* de/slecht

De helpdesk PGN PO 41,0% 54,3% 4,7% 169 De helpdesk van
softwareleverancier 41,4% 54,2% 4,4% 152 Ondersteuning binnen eigen
organisatie/bestuur 30,8% 65,0% 4,2% 118 Andere externe ondersteuning 43,8% 40,1% 16,1% 14 Andere interne ondersteuning 56,8% 32,9% 10,2% 13


* Omdat niet iedereen de vraag heeft beantwoord, komen de aantallen niet precies overeen met de aantallen in tabel B2.12.


38





Tabel B2.15 Heeft u de subsidie gebruikt voor de invoering van het onderwijsnummer? (n=657)
Aantal Percentage

Ja 209 31,9% Nee nog niet, maar het geld gaat wel besteed worden 118 18,0% Nee, het geld is/wordt anders besteed 64 9,8% Onbekend met subsidie 247 37,7% Geen antwoord 17 2,7%

Tabel B2.16 Heeft u de voorbeeldbrieven van PGN PO gebruikt? (n=657) Aantal Percentage

Ja 458 69,7% Nee, andere brief gebruikt 176 26,8% Onbekend met voorbeeldbrieven 17 2,6% Geen antwoord 6 0,8%

Tabel B2.17 Kost(te) het verzamelen van sofinummers meer of minder werk dan u van tevoren had verwacht? (n=657)
Aantal Percentage

Veel meer 180 27,4% Meer 309 47,0% Niet meer/niet minder 149 22,7% Minder 12 1,9% Veel minder 1 0,1% Geen antwoord 7 1,0%

Tabel B2.18 Kost(te) het invoeren van sofinummers meer of minder werk dan u van tevoren had verwacht? (n=657)
Aantal Percentage

Veel meer 66 10,0% Meer 257 39,1% Niet meer/niet minder 307 46,8% Minder 20 3,0% Veel minder 2 0,3% Geen antwoord 5 0,8%

Tabel B2.19 Heeft u toegang tot internet vanaf de computer waarop de leerling- administratie wordt gevoerd? (n=657) Aantal Percentage

Ja 615 93,6% Nee nog niet 26 3,9% Onbekend 13 2,0% Geen antwoord 3 0,4%


39





Tabel B2.20 Is uw systeem voor de leerlingadministratie gereed voor de registratie van de gewenste leerlinggegevens? (n=657) Aantal Percentage

Ja 450 68,6% Nee 62 9,5% Onbekend 140 21,3% Geen antwoord 4 0,6%

Tabel B2.21 Is de update van het systeem voor leerlingadministratie geïnstalleerd? (n=657)
Aantal Percentage

Ja, geïnstalleerd en in gebruik 205 31,2% Ja, geïnstalleerd maar nog niet in gebruik 82 12,4% Nee 148 22,5% Onbekend 218 33,1% Geen antwoord 4 0,6%


40





BIJLAGE 3

Vragenlijst
Monitor Invoering Onderwijsnummer

Welkom bij de enquête over de invoering van het onderwijsnummer of persoonsgebonden nummer (PGN) in het primair onderwijs.
Deze enquête is bedoeld om een beeld te krijgen van de bekendheid van het onderwijsnummer. In hoeverre bent u op de hoogte van het invoeringstraject van het PGN PO? Weet u waarom het persoonsgebonden nummer wordt ingevoerd en wat u daarvoor moet doen? Wat vindt u van het onderwijsnummer en hoe verloopt de invoering bij u op school?
Met de resultaten krijgen we zicht op eventuele knelpunten in het invoeringsproces. Het ministerie van OCW, de organisaties voor bestuur en management en de AVS kunnen op basis van de uitkomsten bekijken op welke punten u behoefte heeft aan meer informatie of ondersteuning. Aan het eind van de vragenlijst zijn enkele vragen opgenomen over de stappen die u al heeft gezet en nog gaat zetten met het oog op de invoering van het onderwijsnummer.
Wanneer u vragen heeft over het onderzoek kunt u contact opnemen met ..... Alvast hartelijk dank voor uw medewerking.


1. Voor we beginnen met de eigenlijke vragenlijst willen graag weten wat uw functie is? Bestuurslid
Bovenschools directeur/manager
Directeur
Adjunct directeur
Administratief medewerker
Leerkracht
Anders, namelijk...

Communicatie


2. Via welke bronnen bent u over het onderwijsnummer geïnformeerd? Welke van de volgende informatiebronnen over (de invoering van) het onderwijsnummer kent u? (Meer antwoorden mogelijk) De Wet Onderwijsnummer
De Nieuwsbrief PO
De brochure `PGN PO: Samen maken we er een succes van!' De brochure `Nu doen 1'
Het invoeringsplan
Projectmail van de projectorganisatie PGN PO De website PGN PO
Het onderdeel `Mijn PGN PO' op die website De helpdesk PGN PO
Anders, namelijk....................

De volgende twee vragen, V3 en V4, SVP alleen invullen voor de bronnen die u bij V2 heeft aangekruist.


3. Hoe beoordeelt u de toegankelijkheid (leesbaarheid) van de genoemde informatiebronnen? goed voldoende slecht
3a De Wet Onderwijsnummer

3b De Nieuwsbrief PO

3c De brochure `PGN PO: Samen maken we er een succes van!'
3d De brochure `Nu doen 1'

3e Het invoeringsplan

3f Projectmail van de projectorganisatie PGN PO
3g De website PGN PO

3h Het onderdeel `Mijn PGN PO' op die website
41





3i De helpdesk PGN PO
3j Andere door u genoemde bron

4. Hoe beoordeelt u de bruikbaarheid van de informatie van de genoemde bronnen? goed voldoende slecht 4a De Wet Onderwijsnummer
4b De Nieuwsbrief PO
4c De brochure `PGN PO: Samen maken we er een succes van!' 4d De brochure `Nu doen 1'
4e Het invoeringsplan
4f Projectmail van de projectorganisatie PGN PO 4g De website PGN PO
4h Het onderdeel `Mijn PGN PO' op die website
4i De helpdesk PGN PO
4j Andere door u genoemde bron

5. Via welke kanalen wordt u in de komende jaren het liefst over het onderwijsnummer geïnformeerd? (Meer antwoorden mogelijk)
De Nieuwsbrief PO
Brochures
E-mail
Internet
Vakbladen
Voorlichtingsbijeenkomsten
Anders, namelijk....................

Het invoeringsproces

6. Het proces van invoering van het onderwijsnummer is inmiddels gestart. Kunt u aangeven hoeveel kennis u op dit moment heeft over:
voldoende onvoldoende geen kennis kennis kennis 6a de gegevens die u in het leerling-administratiesysteem moet opnemen
6b de eisen waaraan de computer waarmee de uitwisseling van gegevens plaatsvindt moet voldoen
6c de planning van het totale invoeringstraject
6d de door de school voor een succesvolle invoering uit te voeren werkzaamheden
6e de instanties die betrokken zijn bij de invoering 6f wanneer de scholen voor primair onderwijs voor het eerst bekostigd worden op basis van de tellingen van het onderwijsnummer

De volgende vraag SVP alleen invullen wanneer u heeft aangegeven over voldoende kennis te beschikken over wanneer bekostiging plaats zal vinden (6f):
7. Op welke teldatum vindt volgens u de eerste reguliere telling van leerlingen op basis van het onderwijsnummer plaats waarop de bekostiging van de scholen voor primair onderwijs zal worden vastgesteld?

Op 1-10-20....


42






8. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? zeer eens neutraal oneens zeer eens oneens 8a Het invoeringstraject biedt de school voldoende tijd voor een goede voorbereiding op de definitieve overgang. 8b Tijdens de invoering van het onderwijsnummer wordt de school voldoende ondersteund door de overheid (Cfi/IB- groep).
8c Tijdens de invoering van het onderwijsnummer wordt de school voldoende ondersteund door de
besturenorganisaties (projectorganisatie PGN PO). 8d Tijdens de invoering van het onderwijsnummer wordt de school voldoende ondersteund door de
softwareleveranciers.
8e Bij het oplossen van knelpunten tijdens de invoering is de school vooral op zichzelf aangewezen.
8f De invoering van het onderwijsnummer kost mijn school teveel tijd

Administratieve organisatie

In de volgende vragen willen we een beeld krijgen van de organisatorische voorbereidingen op uw school voor de invoering van het onderwijsnummer.


9. Wie voert de gegevens in, in de leerling-administratie? (Meer antwoorden mogelijk) Bovenschoolse directie
Directeur
Adjunct directeur
Administratief medewerker
ICT-medewerker
Leerkracht
Administratiekantoor
Anders, namelijk...


10. Gaat dezelfde persoon ook de uitwisseling van onderwijsnummergegevens verzorgen? Ja
Nee
Dat is nog niet duidelijk

SVP Alleen invullen wanneer u bij V10 Nee heeft ingevuld:
11. Wie gaat dan de uitwisseling van onderwijsnummergegevens verzorgen? (Meer antwoorden mogelijk) Bovenschoolse directie
Directeur
Adjunct directeur
Administratief medewerker
ICT-medewerker
Leerkracht
Administratiekantoor
Anders, namelijk...


12. Is de administratieve organisatie op uw school veranderd in verband met de komende werkzaamheden voor de invoering van het onderwijsnummer?
Ja, de administratieve organisatie is veranderd Nee, de administratieve organisatie is niet veranderd


43





SVP Alleen invullen wanneer u bij V12 Ja heeft ingevuld:
13. Wordt de administratieve organisatie op uw school de komende jaren nog verder veranderd in verband met de werkzaamheden voor het onderwijsnummer?
Ja, de administratieve organisatie zal nog verder veranderen Nee, de administratieve organisatie zal niet verder veranderen Dat is nog onduidelijk

SVP Alleen invullen wanneer u bij V12 Nee heeft ingevuld:
14. Wordt de administratieve organisatie op uw school de komende jaren veranderd in verband met de werkzaamheden voor het onderwijsnummer?
Ja, de administratieve organisatie zal nog veranderen Nee, de administratieve organisatie zal niet veranderen Dat is nog niet duidelijk

Ondersteuningsmogelijkheden bij de invoering


15. In hoeverre bent u op de hoogte van:
zeer goed redelijk slecht zeer goed slecht 15a de ondersteuningsmogelijkheden bij de helpdesk PGN PO
15b de ondersteuningsmogelijkheden bij de
softwareleveranciers


16. Op welke ondersteuningsmogelijkheden heeft u een beroep gedaan? (Meer antwoorden mogelijk) De helpdesk PGN PO
De helpdesk van uw softwareleverancier
Andere externe ondersteuning, namelijk.............. Ondersteuning binnen eigen organisatie/bestuur Andere interne ondersteuning, namelijk..... Geen

De volgende twee vragen, V17 en V18, SVP alleen invullen voor de ondersteuningsmogelijkheden die u bij V16 heeft aangekruist.


17. Hoe vaak hebt u een beroep gedaan op de genoemde ondersteuningsmogelijkheden?
1 tot 2 3 tot 5 5 tot 10 vaker dan keer keer keer 10 keer
17a De ondersteuningsmogelijkheden bij de helpdesk PGN PO
17b De ondersteuningsmogelijkheden bij de softwareleveranciers
17c Andere externe ondersteuning PO

17d Ondersteuning binnen eigen organisatie/bestuur
17e Andere interne ondersteuning


18. Hoe beoordeelt u de geboden ondersteuning? goed vol- onvol- slecht doende doende
18a De ondersteuningsmogelijkheden bij de helpdesk PGN PO
18b De ondersteuningsmogelijkheden bij de softwareleveranciers
18c Andere externe ondersteuning PO

18d Ondersteuning binnen eigen organisatie/bestuur
18e Andere interne ondersteuning


44





Het onderwijsnummer: mogelijkheden en verplichtingen Alle scholen zijn wettelijk verplicht de Sofinummers van hun leerlingen op te vragen en te registreren. Dit is de eerste stap op weg naar de invoering van het onderwijsnummer. We willen graag van u weten of u voldoende op de hoogte bent van de mogelijkheden die er nu al zijn, de mogelijkheden voor gegevensuitwisseling die er nog bij zullen komen en de regels die daarbij in acht moeten worden genomen.

De gegevenslevering voor het onderwijsnummer


19. Voor het onderwijsnummer moet u regelmatig gegevens gaan aanleveren. Hoeveel kennis heeft u op dit moment over
voldoende onvoldoende geen kennis kennis kennis 19a de identificerende gegevens die u volgens de wet over elke leerling moet leveren
19b de identificerende gegevens die u volgens de wet moet leveren over die leerlingen die geen SOFInummer hebben 19c de gehele gegevensset die u voor de reguliere telling over de ingeschreven leerlingen moet leveren
19d aan wie u de gegevens moet leveren
19e de wijzigingen die u gedurende het schooljaar moet doorgeven voor een correcte weergave van de leerlingpopulatie 19f de frequentie waarmee u die wijzigingen moet doorgeven

De volgende vraag SVP alleen invullen wanneer u heeft aangegeven over voldoende kennis te beschikken over de aan te leveren gegevensset (19c):

20. Welke van de volgende gegevens van uw leerlingen moet u volgens de wet verplicht opleveren aan de rijksoverheid met het onderwijsnummer? (Meer antwoorden mogelijk) Gegevens over voor- en vroegschoolse educatie Gegevens over de groep waar leerlingen in zitten (basisonderwijs) of over het verblijfsjaar (speciaal onderwijs)
Gegevens over het wel of niet ambulant begeleid worden Gegevens over het wel of niet hebben van een rugzakje Gegevens over de leerprestaties van leerlingen in het basisonderwijs die zijn geregistreerd in een leerlingvolgsysteem
Gegevens over gewicht (BO) of cumi-gegevens (SO) van de leerling Gegevens over sociale competenties
Gegevens over het advies voor het voortgezet onderwijs (groep 8 basisonderwijs) Gegevens over de uitkomsten van een eindtoets (groep 8 basisonderwijs).

De volgende vraag SVP alleen invullen wanneer u heeft aangegeven over voldoende kennis te beschikken over de instanties aan wie moet worden aangeleverd (19d):
21. Aan welke instanties moet u de gegevens voor het onderwijsnummer volgens u aanleveren? CFI
IB-groep
CBS
Inspectie
Weet niet


45





De volgende vraag SVP alleen invullen wanneer u heeft aangegeven over voldoende kennis te beschikken over de frequentie van leveren (19f):

22. Met welke frequentie moet u de updates die voortvloeien uit wijzigingen in de leerlingenpopulatie op uw school volgens u aanleveren?
Wekelijks
Tweewekelijks
Maandelijks
Elk kwartaal
Elk half jaar
Één keer per jaar
Weet niet


23. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? zeer eens neutraal oneens zeer eens oneens 23a Door het onderwijsnummer wordt de gegevenslevering aan de overheid uiteindelijk eenvoudiger.
23b Het onderwijsnummer maakt dat de leerlingadministratie op den duur minder tijd in beslag neemt.
23c Door het onderwijsnummer wordt de leerlingadministratie van de school beter gestructureerd.
23d Door het onderwijsnummer neemt de bureaucratische controle van de overheid toe.
23e De administratieve last van het onderwijsnummer weegt niet op tegen de voordelen voor de scholen.

Gevolgen van het invoeren van het onderwijsnummer


24. Als de invoering van het onderwijsnummer succesvol is afgerond heeft dat verschillende gevolgen. Kunt u aangeven hoeveel kennis u op dit moment heeft over voldoende onvoldoende geen kennis kennis kennis 24a de consequenties van de invoering van het onderwijsnummer voor de bekostiging van uw school (regulier, gewichten, LGF, groeitelling, e.d.)
24b de consequenties van de invoering van het onderwijsnummer voor het toezicht op de kwaliteit van uw school 24c de consequenties van de invoering van het onderwijsnummer voor de productie van landelijke statistieken en beleidsinformatie over de sector onderwijs

De volgende vraag SVP alleen invullen wanneer u heeft aangegeven over voldoende kennis te beschikken over de bekostiging (24a):

25. Moet u na de invoering nog apart informatie aanleveren over leerlingen in verband met de gewichtenregeling, leerling-gebonden financiering en groeiformatie.
Ja
Nee
Weet niet


46






26. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? zeer eens neutraal oneens zeer eens oneens 26a De bekostiging op basis van het onderwijsnummer zal zonder problemen verlopen.
26b Door het onderwijsnummer kunnen vergissingen en fraude bij de bekostiging beter worden voorkomen. 26c Het onderwijsnummer betekent een bezuiniging op het beschikbare budget.
26d Door het onderwijsnummer hoeven er veel minder gegevens aan de Inspectie te worden geleverd. 26e Door het onderwijsnummer kunnen de ontwikkelingen in het onderwijs beter worden gevolgd.

Terugkoppelen van informatie


27. Kent u Onderwijs in Cijfers, de website waarop CFI namens het ministerie van OCW informatie over deelnemers, personeel en financiën van onderwijsinstellingen ontsluit? Ja
Nee
weet niet


28. Vindt u het belangrijk dat u na invoering van het onderwijsnummer meer benchmark-informatie voor uw school kunt krijgen via Onderwijs in Cijfers?
Ja, erg belangrijk
Ja, belangrijk
Nee, niet belangrijk
Nee, zeer onbelangrijk


29. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? zeer eens neutraal oneens zeer eens oneens 29a De gegevens die voor het onderwijsnummer worden geregistreerd kan de school zelf gebruiken voor beleidsontwikkeling en verantwoording.
29b De terugkoppeling van informatie op basis van het onderwijsnummer draagt op termijn bij aan de verbetering van het kwaliteitsbeleid van de school.
29c De terugkoppeling van informatie op basis van het onderwijsnummer vergemakkelijkt op termijn de horizontale verantwoording
29d De voordelen van de terugkoppeling van informatie wegen op tegen de administratieve last.


47





Gebruik van gegevens en privacybescherming


30. In het kader van de Wet op het Onderwijsnummer wordt privacygevoelige informatie verzameld en uitgewisseld. Kunt u aangeven hoeveel kennis u op dit moment heeft over voldoende onvoldoende geen kennis kennis kennis 30a de maatregelen die de rijksoverheid neemt om de privacy van uw leerlingen te beschermen vanaf het moment dat u gegevens gaat aanleveren aan de rijksoverheid
30b de maatregelen die de school moet treffen om de privacy van de leerlingen te beschermen bij de registratie, het gebruik en de uitwisseling van persoonsgegevens.
30c de organisaties in de directe omgeving van de school waarmee u op basis van het SOFInummer gegevens mag uitwisselen 30d welke gegevens u precies wel of niet mag uitwisselen met deze organisaties


31. De onderwijsnummergegevens worden opgeslagen in het Basisregister Onderwijs. In de wet is geregeld welke instanties gebruik mogen maken van de gegevens uit het basisregister en welke voorwaarden daarbij gelden. Wie kunnen er volgens u gebruik van maken en onder welke voorwaarden? geen gebruik van alleen weet niet gebruik alle gegevens geanonimiseerde gegevens 31a CFI
31b IB-groep
31c Inspectie
31d Gemeenten
31e CBS
31f SVB
31g Onderzoeksbureaus die werken voor
OCW


32. De school mag het Sofinummer van de leerlingen nu al gebruiken voor de uitwisseling met andere organisaties in de directe omgeving, maar alleen voor specifieke doelen en alleen specifieke gegevens. Kunt u aangeven voor de uitwisseling met welke van de volgende instellingen en instanties u het Sofinummer mag gebruiken? (Meer antwoorden mogelijk)
Andere onderwijsinstellingen (po, vo en mbo) De afdeling leerplicht van de gemeente
De Centrale commissie Voor Indicatiestelling (CVI) Welzijnsinstellingen
Instellingen voor (jeugd)gezondheidszorg Raad voor de Kinderbescherming
Politie/justitie
Immigratie en Naturalisatiedienst
Het Europees Sociaal Fonds voor subsidieaanvragen Weet niet


48






33. Wilt u aangeven of u het eens of oneens bent met de volgende stellingen? zeer eens neutraal oneens zeer eens oneens 33a Door het onderwijsnummer wordt de uitwisseling van gegevens met andere scholen bij in- en uitschrijving vereenvoudigd.
33b Met behulp van het onderwijsnummer kan verzuim beter worden bestreden.
33c Met behulp van het onderwijsnummer kan de
communicatie met instellingen voor jeugdzorg worden verbeterd.
33d Bij het gebruik van het onderwijsnummer door de overheid is de privacy van leerlingen en ouders niet voldoende gewaarborgd.
33e De uitwisseling van het onderwijsnummer is door de school voldoende beveiligd
33f Om de privacy te waarborgen is de uitwisseling van onderwijsnummergegevens door de school in procedures vastgelegd
33g Door het onderwijsnummer wordt het moeilijker voor buitenlandse leerlingen zonder SOFInummer om onderwijs te volgen.

De huidige stand van zaken

Tot slot stellen we u nog enkele vragen over de fase van het invoeringsproces waar u de school zich nu in bevindt.


34. In december 2005 is door de minister van OCW de zogenaamde `Faciliteitenregeling onderwijsnummer primair onderwijs' vastgesteld. Uw school heeft in dat kader een subsidie ontvangen als bijdrage in de kosten van de invoering van het onderwijsnummer. Heeft uw school het ontvangen geld al gebruikt voor het invoeringstraject?
Ja, het geld is besteed aan de invoering
Nee nog niet, maar het geld gaat wel besteed worden aan de invoering Nee, het geld is/wordt anders besteed
Ik wist niet dat er een subsidie uitgekeerd is

SVP Alleen invullen wanneer u bij V34 Ja heeft ingevuld:
35. Aan welke met de invoering verbonden kosten hebt u het geld besteed?

........................

SVP Alleen invullen wanneer u bij V34 Nee, nog niet heeft ingevuld:
36. Aan welke met de invoering verbonden kosten gaat u het geld besteden?

........................


37. Het afgelopen jaar heeft u Sofinummers van leerlingen verzameld. Heeft u bij het verzamelen van de Sofinummers gebruik gemaakt van de voorbeeldbrieven die u kon downloaden van de website van PGN PO? Ja
Nee, we hebben een andere brief gebruikt
Ik wist niet dat er voorbeeldbrieven beschikbaar waren


49






38. Van hoeveel procent van de leerlingen beschikt u over het Sofinummer? (Eventueel geschat)

...........%


39. Zijn de verzamelde Sofinummers ingevoerd in het leerling-administratiesysteem? Ja, alle verzamelde Sofinummers
Ja, een deel van de verzamelde Sofinummers Nee, nog geen Sofinummers ingevoerd
onbekend


40. Kost(te) het verzamelen van sofinummers meer of minder werk dan u van tevoren had verwacht? Veel meer
Meer
Niet meer/niet minder
Minder
Veel minder


41. Kost(te) het invoeren van sofinummers meer of minder werk dan u van tevoren had verwacht? Veel meer
Meer
Niet meer/niet minder
Minder
Veel minder


42. Is het aantal verzamelde sofinummers geregistreerd bij PGN PO? Ja, de laatste stand is geregistreerd
Ja deels, maar de laatste stand is nog niet geregistreerd Nee, de verzamelde sofinummers zijn nog niet geregistreerd Onbekend


43. Heeft u toegang tot internet vanaf de computer waarop de leerlingenadministratie gevoerd wordt? Ja
Nee, nog niet
Onbekend


44. Is uw systeem voor de leerlingadminstratie al gereed voor de registratie van de gewenste leerlingengegevens?
Ja, het systeem is gereed
Nee, het systeem is nog niet gereed
Onbekend


45. Is de update van het systeem voor de leerlingadminstratie geïnstalleerd, die nodig is voor uitwisseling in de volgende fase van de invoering?
Ja, de update is al geïnstalleerd en in gebruik Ja, de update is al geïnstalleerd, maar nog niet in gebruik Nee, de update is nog niet geïnstalleerd
Onbekend


50






46. Waarbij heeft u nu het meeste behoefte aan hulp? (Meer antwoorden mogelijk) Geen hulp nodig
Bij het verzamelen van de (resterende) Sofinummers Bij het werken met het aanpaste administratiesysteem Bij het uitwisselen van leerlinggegevens met PGN PO in het komend schooljaar Andere hulp, namelijk ...


47. Verwacht u problemen in de volgende fase van de invoering van het onderwijsnummer? Ja, wij verwachten problemen
Nee, wij verwachten geen problemen
Onbekend

SVP Alleen invullen wanneer u bij V47 Ja heeft ingevuld:
48. Kunt u in aangeven wat voor soort problemen u verwacht? (Meer antwoorden mogelijk) Problemen door onvoldoende duidelijkheid over wat er van de school verwacht wordt Problemen met het verkrijgen van de gewenste leerlinggegevens Problemen omdat het systeem voor leerlingadministratie niet op tijd gereed is Problemen met het werken met het aangepaste systeem voor leerlingadministratie Problemen met de administratieve organisatie op school Problemen in de communicatie met PGN PO over de uitwisseling van de gegevens Andere problemen, namelijk ...............

Dit is het einde van de vragenlijst. We danken u hartelijk voor uw medewerking. Als u nog opmerkingen wilt maken over het onderzoek of een nadere toelichting wilt geven op eerdere antwoorden, dan kunt u dat hieronder doen.


---


51






52