Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
16 februari 2009 PO/B&S/97939
Onderwerp Bijlage(n)
Voortgang invoering persoonsgebonden nummer in 2 rapportages monitor Regioplan
het primair onderwijs
In 2006 zijn de voorbereidingen voor de invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair
onderwijs begonnen. Scholen voor basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en scholen voor
(voortgezet) speciaal onderwijs zijn, net als de scholen voor voortgezet onderwijs en de mbo-
instellingen, wettelijk verplicht om de persoonsgebonden nummers van hun leerlingen op te nemen in
hun administratie.
Het persoonsgebonden nummer is gelijk aan het burgerservicenummer van de leerling. Het wordt ook
wel aangeduid met de term onderwijsnummer (in de wet is de term onderwijsnummer gereserveerd
voor het nummer dat een leerling krijgt als het geen burgerservicenummer heeft).
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer zullen de scholen in het primair onderwijs hun
gegevens sneller en betrouwbaarder kunnen uitwisselen met de overheid. Het nummer is de basis voor
een eigentijdse informatievoorziening, zowel voor de school als voor de rijksoverheid. Met deze brief
wil ik u informeren over de stand van zaken bij de invoering van het persoonsgebonden nummer in het
primair onderwijs.
1. Inleiding
De implementatie van het persoonsgebonden nummer is in volle gang. Scholen hebben het
burgerservicenummer van hun leerlingen geregistreerd en brengen hun leerlinggegevens op orde. Zij
worden daarbij ondersteund door PGNPO, de projectorganisatie van het veld. De komende anderhalf
jaar ligt de nadruk in het invoeringstraject op de concrete acties die de scholen, onder begeleiding van
de Informatie Beheer Groep (IB-Groep), moeten verrichten om hun leerlinggegevens daadwerkelijk uit
te wisselen met het Basisregister Onderwijs (BRON). Dit lijkt mij dan ook een geschikt moment om uw
Kamer te informeren over de activiteiten die vanaf 2006 tot nu toe zijn uitgevoerd en over de volgende
fase van het invoeringstraject.
Omdat dit de eerste voortgangsrapportage is die ik uw Kamer over de invoering van het
persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs zend, sta ik in deze brief wat uitgebreider stil bij
een aantal inhoudelijke aspecten.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/12
In paragraaf 2 wordt een aantal belangrijke voordelen van het persoonsgebonden nummer toegelicht.
Voor de scholen betekent het gebruik van het persoonsgebonden nummer op termijn een vermindering
van de administratieve last. De overheid kan beter toezien op de rechtmatigheid van de bekostiging. En
doordat de leerling beter in beeld is, ook bij een overstap naar een andere school, kunnen scholen en
overheid hun beleid beter laten aansluiten op de behoeften van leerlingen.
Paragraaf 3 schetst de context van de invoering. Het traject kent een gefaseerde aanpak, toegesneden
op de karakteristieken van het primair onderwijs, waarin niet alleen technische, maar ook
administratieve en organisatorische aspecten veel aandacht krijgen. Scholen krijgen de ruimte om stap
voor stap een nieuwe werkwijze te implementeren. Zij worden daarbij intensief begeleid door de
projectorganisatie PGNPO en (vanaf 2009) door de IB-Groep. De verschillende fasen in het
invoeringstraject voor de school worden nader beschreven in paragraaf 4: het verzamelen van de
burgerservicenummers, het up-to-date brengen van de leerlingadministraties, en het kwalificeren van
de scholen voor het elektronisch uitwisselen van gegevens met de IB-Groep. Voordat de scholen
daadwerkelijk gegevens uitwisselen met de IB-Groep, testen we zorgvuldig de gehele digitale keten.
Paragraaf 5 gaat in op de resultaten van de periodieke monitor van het invoeringsproces. De rapporten
van Regioplan geven aanleiding tot gematigd optimisme: tot nu toe loopt het goed, maar het is duidelijk
dat er nog een behoorlijke weg is te gaan. De scholen staan voorlopig neutraal tot gematigd positief
tegenover (de invoering van) het persoonsgebonden nummer. Naarmate de school verder is in het
invoeringsproces, neemt de kennis van de verschillende aspecten van de invoering toe. Maar we zien
ook dat, nu steeds meer scholen het invoeringsproces aan den lijve ondervinden, zij kritischer worden,
soms op problemen stuiten en vaker een beroep doen op de helpdesk.
In paragraaf 6 maak ik de voorlopige balans op. Deze is overwegend positief. Tegelijkertijd maakt de
monitor duidelijk dat van de scholen een aanzienlijke inzet en investering wordt gevraagd. Deze
signalen neem ik serieus. De scholen kunnen rekenen op heldere voorlichting en goede begeleiding bij
elke stap die zij in het proces moeten zetten. Het uitgangspunt daarbij is: zelf organiseren waar
mogelijk, intensieve begeleiding op maat waar nodig. De gekozen invoeringsmethodiek van het project
als geheel biedt bewust ruimte voor leerervaringen bij de implementatie van de nieuwe werkwijze. Op
basis van de kennis die we nu hebben gaan we ervan uit dat de scholen vanaf 1 oktober 2010 geen
telformulieren ten behoeve van de bekostiging meer hoeven in te vullen. Maar ik sluit mijn ogen niet
voor de risico's. Het is een technisch ingewikkelde, lastig te sturen operatie, waarbij ondanks de
zorgvuldige testen onvoorziene technische of organisatorische problemen bij de aansluiting van meer
dan zevenduizend scholen nooit zijn uit te sluiten. Bij deze planning staat voor mij zorgvuldigheid
voorop. Dat is in het belang van de scholen. De continuïteit van de bekostiging mag immers niet in
gevaar komen.
2. Voordelen van het persoonsgebonden nummer
Het persoonsgebonden nummer heeft zowel voor de scholen als voor de overheid een aantal voordelen.
Door de invoering van het persoonsgebonden nummer zullen de administratieve lasten voor scholen
op termijn verminderen. Scholen zullen minder vaak door uiteenlopende instanties worden
lastiggevallen met het verzoek om gegevens te leveren. Na afronding van de invoering van het
persoonsgebonden nummer wisselen zij tweewekelijks digitaal gegevens uit met BRON bij de IB-Groep.
blad 3/12
Rechtmatige bekostiging
Zowel de overheid als de school hebben er belang bij dat de kans op fouten in de gegevens kleiner
wordt. De gegevens die CFI in de toekomst uit BRON ontvangt en vervolgens gebruikt voor het
vaststellen van de bekostiging waar een school recht op heeft, zijn actueel en eenduidig. Daardoor is er
minder kans op fouten in de bekostiging en kan de overheid ook beter toezien op de rechtmatigheid van
de bekostiging. Na afronding van het invoeringstraject zal de vaststelling van de bekostiging van de
scholen integraal plaatsvinden op basis van dit nummer en de hieraan gekoppelde gegevens. De
bekende leerlingtellingen, en ook een aantal aanvraagprocedures (bijvoorbeeld voor groei- en
leerlinggebonden financiering), zullen dan voor de scholen in het primair onderwijs definitief tot het
verleden behoren.
Beleidsinformatie
In het leerlingadministratiesysteem van de school zijn uiteenlopende onderwijsgegevens aan het
persoonsgebonden nummer gekoppeld. Het gaat dus niet alleen om gegevens als geboortedatum,
geslacht en postcode. Het leerlingadministratiesysteem bevat bijvoorbeeld informatie over het
leerlinggewicht, het wel of niet hebben deelgenomen aan voor- en vroegschoolse educatie, eventuele
leerlinggebonden financiering, de score op een eindtoets en het advies van de basisschool voor het
voortgezet onderwijs. Daarnaast komt er door de uitwisseling van deze onderwijsgegevens meer en
betere beleidsinformatie beschikbaar over het aantal leerlingen op een school, veranderingen in de
leerlingaantallen, of het percentage achterstandsleerlingen op een school of in een gemeente.
Doorlopende leerlijn
Door de beschikbaarheid van deze gegevens over de gehele leerlijn kan het onderwijsbeleid van de
overheid inspelen op de ontwikkelingen bij de scholen. De effecten van het beleid zijn ook sneller en
duidelijker in beeld te brengen. CFI zal de gegevens in de vorm van benchmarkinformatie beschikbaar
stellen aan de scholen. Omdat de gegevens in de leerlingadministratie van de school altijd up-to-date
zijn, kan het beleid van de school dus ook beter aansluiten op de feitelijke situatie. Scholen gebruiken
het persoonsgebonden nummer in hun contacten met andere onderwijsinstellingen bij het in- en
uitschrijven van leerlingen. De school kan met het persoonsgebonden nummer straks ook
gemakkelijker informatie uitwisselen met de gemeente bij spijbelen of (langdurige) afwezigheid van
het kind. Er is dus meer en betere longitudinale informatie beschikbaar over zowel de leerlingpopulatie
van scholen als over de individuele leerling, ook als deze overstapt naar een andere school voor primair
onderwijs of doorstroomt naar het vervolgonderwijs.
Het persoonsgebonden nummer is, kortom, een instrument voor een rechtmatige bekostiging en het
voeren van verantwoord onderwijsbeleid. Het persoonsgebonden nummer biedt scholen zicht op de
onderwijsloopbaan van leerlingen en maakt een goede overdracht mogelijk bij de overgang van een
leerling naar een andere school of naar het vervolgonderwijs.
3. Context invoeringstraject
Het gebruik van het persoonsgebonden nummer levert straks dus een aantal belangrijke voordelen op.
Dit neemt niet weg dat de implementatie nu hard werken is voor alle betrokken partijen. Het
blad 4/12
invoeringstraject van het persoonsgebonden nummer vraagt met name veel van de scholen. Zij moeten
niet alleen de persoonsgebonden nummers van hun leerlingen in hun leerlingadministratie opnemen,
maar de hele leerlingadministratie moet geschikt worden gemaakt voor het opslaan en uitwisselen van
de gegevens die worden gekoppeld aan het persoonsgebonden nummer.
Projectorganisatie PGNPO
Een grote betrokkenheid van de scholen is dus nodig. De organisaties voor bestuur en management en
de Algemene Vereniging van Schoolleiders hebben daarom het initiatief genomen voor de inrichting
van een eigen projectorganisatie om de scholen te begeleiden en te ondersteunen bij dit proces. De
projectorganisatie PGNPO is begin 2006 gestart met haar werkzaamheden voor het scholenveld.
Inmiddels heeft de projectorganisatie een goede relatie opgebouwd met de scholen. PGNPO
ondersteunt de scholen bij het op orde brengen en controleren van de leerlinggegevens die straks met
de IB-Groep moeten worden uitgewisseld. Daartoe zijn afspraken gemaakt met softwareleveranciers.
PGNPO heeft een via het internet te benaderen informatiesysteem ingericht om alle betrokken partijen
van benodigde gegevens te voorzien, hen van de voortgang op de hoogte te houden, en gesignaleerde
knelpunten snel te kunnen oplossen. De bereidheid om met het nummer aan de slag te gaan en gebruik
te maken van de ondersteuningsfaciliteiten van PGNPO is groot. De invoeringsmonitor van Regioplan
(waarover in paragraaf 5 van deze brief meer) laat zien dat scholen neutraal tot gematigd positief staan
tegenover de invoering van het persoonsgebonden nummer. Dat is in deze lastige implementatiefase
als een goede uitkomst te beschouwen, en een compliment aan de projectorganisatie PGNPO waard.
Rekening houden met karakteristieken
Bij het ontwikkelen van de invoeringsstrategie is rekening gehouden met een aantal relevante
karakteristieken van het primair onderwijs. Een eerste punt is de schaalgrootte. Er zijn ruim
zevenduizend scholen, met een relatief beperkte omvang (gemiddeld 225 leerlingen per school). De
leerlingadministratie wordt op het niveau van de afzonderlijke school gevoerd. Alle scholen zullen het
invoeringstraject moeten doorlopen en moeten zich daarbij gesteund weten door hun bestuur en/of het
bovenschools management. Het persoonsgebonden nummer wordt tegelijkertijd ingevoerd in het
basisonderwijs, het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs.
Bekostiging
Het primair onderwijs kent in de tweede plaats een uitgebalanceerde bekostiging die rekening houdt
met de specifieke situatie van scholen (zoals bijvoorbeeld de toegankelijkheid van kleine scholen op het
platteland, het bestrijden van achterstanden en de schoksgewijze instroom in nieuwe wijken). Dit is
relevant, omdat de hoogte van de bekostiging van de scholen na de invoering van het
persoonsgebonden nummer zal worden bepaald aan de hand van de tellingen op basis van het
persoonsgebonden nummer. Vanwege de doorlopende instroom van vierjarigen worden leerlingen elke
maand `geteld', het is dus belangrijk dat gegevens over leerlingen up-to-date zijn. Verder kent het
primair onderwijs twee soorten doelgroepenbekostiging: de gewichtenregeling in het basisonderwijs en
de CUMI-regeling in het speciaal basisonderwijs en het speciaal onderwijs. Ten slotte is er sprake van
leerlinggebonden financiering.
blad 5/12
Automatiseringsgraad
Ook speelt, ten derde, mee dat er grote onderlinge verschillen zijn in de automatiseringsgraad en de
administratieve organisatie op de scholen in het primair onderwijs. Veel administratieve taken worden
door administratiekantoren of door overkoepelende besturen uitgevoerd. De leerlingadministratie
wordt evenwel vrijwel altijd op elke afzonderlijke school bijgehouden. Door de invoering van het
persoonsgebonden nummer stelt de overheid andere eisen aan de scholen. De school moet andere
procedures volgen om de bekostiging waar het bestuur aanspraak op kan maken te ontvangen. Pas als
de gegevensset van elke leerling correct en volledig is ingevoerd in het leerlingadministratiesysteem,
kunnen de gegevens in BRON als basis dienen voor de bekostiging.
Aanpak toegesneden op primair onderwijs
De invoering van het persoonsgebonden nummer is zeker niet uitsluitend een `technische' operatie
waarbij een school kan volstaan met de aanpassing van de software van de leerlingadministratie. Juist
vanwege de karakteristieke eigenschappen van het primair onderwijs de schaalgrootte, de wijze van
bekostiging, de automatiseringsgraad vragen de administratieve en organisatorische aspecten veel
aandacht. De verandering van werkwijzen van medewerkers op de scholen is een belangrijke
succesfactor. Dit betekent dat de scholen ruimte moeten krijgen om zelf de stappen te zetten die nodig
zijn voor een succesvolle invoering van het persoonsgebonden nummer. Het invoeringstraject kent
daarom een gefaseerde aanpak. Tijdens de invoering zijn niet alle scholen op hetzelfde moment in
dezelfde fase van de invoering. Elke individuele school die een bepaalde fase heeft doorlopen,
`kwalificeert' zich voor deelname aan de volgende fase.
4. Gefaseerde aanpak invoering
De invoering bestaat voor de scholen uit drie fasen. Een school kan pas door naar de volgende fase, als
de voorafgaande fase met succes is afgerond. Het is niet zo dat alle scholen tegelijkertijd in dezelfde
fase zitten. De aanpak in clusters van scholen impliceert dat scholen die eerder aan de beurt zijn, zich
ook eerder zullen kwalificeren voor de volgende fase. De drie fasen van het invoeringsproces zijn:
· Fase 1: Scholen verzamelen en registreren de sofinummers (burgerservicenummers) van hun
leerlingen in de leerlingadministratie (deze fase wordt de PGN-scan 1 genoemd).
· Fase 2: Scholen bereiden onder begeleiding van de helpdesk van PGNPO hun leerlinggegevens voor
op de uitwisseling met BRON (deze fase wordt de PGN-scan 2 genoemd).
· Fase 3: Scholen wisselen onder begeleiding van de IB-Groep daadwerkelijk hun gegevens uit met
BRON. Als deze uitwisseling kwalitatief en kwantitatief goed verloopt, is de school `aangesloten op'
BRON (deze fase wordt Aansluiting BRON genoemd).
Na de aansluiting `op' BRON kan de school periodiek leerlinggegevens uitwisselen met de IB-Groep.
Scholen zullen dit in de nieuwe situatie tweewekelijks doen. De softwareleveranciers zorgen ervoor dat
deze uitwisseling met behulp van de nieuwe administratiesystemen zo gebruiksvriendelijk mogelijk
plaatsvindt. Op basis van deze gegevensleveringen ontvangen de scholen bekostiging van CFI.
Gebruiksgemak voor scholen
Tijdens de voorbereidingsfase werd duidelijk dat voor de scholen in het primair onderwijs een andere
techniek voor gegevensuitwisseling gewenst is dan in het voortgezet onderwijs, waar het
blad 6/12
persoonsgebonden nummer inmiddels is ingevoerd. In het primair onderwijs zijn de scholen van een
kleinere omvang en wordt de leerlingadministratie op het niveau van de individuele school gevoerd. Er
is een soepeler manier van gegevensuitwisseling nodig die minder handelingen van de individuele
(medewerker op de) school vraagt. Daarom is in 2006 voldoende tijd genomen om een programma van
eisen op te stellen dat optimaal tegemoet komt aan het gebruiksgemak voor de scholen in het primair
onderwijs. De uitwerking met het georganiseerde scholenveld, IB-Groep en CFI van deze nieuwe
technische aanpak heeft ongeveer een jaar gekost. (De brief over de inventarisatie van lopende ICT-
projecten van 8 februari 2008 van de Minister van BZK (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007-2008, 26
643, nr. 112 en bijlage) geeft hierover meer informatie).
Fase 1 en 2: voorbereiden leerlinggegevens
Bijna alle scholen hebben de eerste stap het opnemen van de burgerservicenummers van leerlingen
in de administratie in 2006 en 2007 met succes uitgevoerd. In februari 2008 is een begin gemaakt
met de tweede fase, de zogenoemde PGN-scan 2. Dit is de fase waarin de scholen hun leerlinggegevens
voorbereiden op de elektronische uitwisseling met de IB-Groep. De scholen wisselen tijdens deze stap
gegevens uit met de projectorganisatie PGNPO. PGNPO voert een aantal controles uit op de gegevens
van de scholen om te kijken of de kwaliteit van de ingevoerde gegevens in orde is. Bovendien stuurt
PGNPO het burgerservicenummer samen met enkele persoonsgegevens ter controle door naar de IB-
Groep. De IB-Groep controleert of het burgerservicenummer overeenkomt met de gegevens in de
Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). Voor de leerlingen waarvan de school het niet heeft ingevuld
(op dit moment ongeveer 5 procent van alle leerlingen), zal de IB-Groep dit alsnog via de GBA trachten
te achterhalen. Leerlingen die geen burgerservicenummer hebben, krijgen een door de IB-Groep
uitgereikt onderwijsnummer dat lijkt op een burgerservicenummer. PGNPO stuurt het resultaat in een
rapportage terug naar de school, waarin staat op welke punten de leerlingadministratie nog verbeterd
moet worden.
De school kan zo in een aantal slagen vaststellen of de eigen administratie `PGN-proof' is. Scholen
worden hierbij op verschillende manieren, waar nodig individueel, ondersteund door PGNPO. Voor deze
aanpak is gekozen, omdat de ervaring in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs
heeft geleerd dat de gegevens van de scholen in eerste instantie vaak nog niet geschikt zijn voor de
uitwisseling met de IB-Groep. Op deze manier wordt de eerste levering door de ruim zevenduizend
scholen aan de IB-Groep zo goed mogelijk voorbereid. Inmiddels zijn vijfduizend scholen gestart met de
PGN-scan. Ongeveer vijftig procent van deze scholen heeft alle leerlinggegevens nu op orde. Het doel is
dat medio 2009 alle scholen hun leerlinggegevens op orde hebben.
Fase 3: aansluiting scholen op BRON
Vanaf fase 3 - de Aansluiting BRON zal de ondersteuning van de scholen worden overgenomen door
de IB-Groep. In deze fase gaan scholen die hun leerlingadministratie up-to-date hebben gebracht onder
begeleiding van de IB-Groep rechtstreeks gegevens uitwisselen met BRON. De IB-Groep slaat deze
gegevens op in BRON en levert ze door aan CFI. CFI interpreteert deze gegevens in relatie tot de
bekostiging en koppelt dat digitaal terug aan de scholen. Per school wordt tijdens de Fase Aansluiting
BRON gedurende een begeleid traject van gemiddeld tien weken beoordeeld of deze klaar is voor
blad 7/12
bekostiging op basis van het persoonsgebonden nummer. Er wordt bezien of de stand in BRON een
correcte weergave is van de situatie op een school, zowel kwantitatief (staan alle leerlingen in BRON?)
als kwalitatief (staan de gegevens van de leerlingen correct in BRON zodat dit leidt tot een rechtmatige
bekostiging?). Vervolgens kan de school bekostigd worden op basis van de leveringen met het
persoonsgebonden nummer aan de IB-Groep (en kunnen de papieren tellingen van CFI vervallen).
Begeleiding van scholen
De fase Aansluiting BRON wordt uitgevoerd van medio 2009 tot medio 2010. Het is een cruciale stap in
het invoeringstraject. Dan moet blijken of de geteste keten ook in de praktijk goed functioneert en
scholen daadwerkelijk en zonder problemen op de nieuwe wijze leerlinggegevens kunnen uitwisselen.
De doelstelling is dat de 1-oktober telling in 2010 ten behoeve van de bekostiging voor alle scholen op
basis van het persoonsgebonden nummer zal plaatsvinden.
In deze periode zal opnieuw een beroep worden gedaan op de professionaliteit en flexibiliteit van de
scholen. Sommige scholen zullen extra inspanningen moeten plegen om de nieuwe wijze van
bekostiging te realiseren, terwijl de voordelen van dit nieuwe bekostigings- en informatiesysteem voor
hen pas later zichtbaar zullen worden. De scholen zijn verplicht om deze stap te zetten, maar het
spreekt vanzelf dat deze stap uiterst zorgvuldig zal worden begeleid door de IB-Groep. Het
uitgangspunt daarbij zal zijn: zelf organiseren waar mogelijk, intensieve begeleiding op maat waar
nodig. Ruim van tevoren zullen scholen op de hoogte worden gebracht van de planning en de vereiste
acties die van hen bij de aansluiting worden gevraagd. Er wordt voldoende tijd genomen voor de
ondersteuningsorganisatie van de IB-Groep en de softwareleveranciers om `in te leren'.
Continuïteit bekostiging is randvoorwaarde
Tijdens het hele invoeringstraject van de individuele school wordt de huidige vorm van bekostiging
parallel in stand gehouden. Dit betekent dat de school gedurende de Fase Aansluiting BRON haar
gegevens zowel door middel van de `papieren' leerlingtelling als op de nieuwe wijze via BRON zal
uitwisselen. Dit is nodig, want de belangrijkste randvoorwaarde voor het slagen van dit project is
immers dat van geen enkele school de bekostiging in gevaar mag komen.
Testen digitale keten
Parallel aan de boven beschreven eerste en tweede fase van het invoeringsproces wordt vanaf 2006 de
nieuwe digitale keten ontworpen, gebouwd en getest waarmee de scholen, de IB-Groep en CFI
leerlinggegevens op basis van het persoonsgebonden nummer gaan uitwisselen. De Stichting PGNO
heeft namens de schoolbesturen afspraken gemaakt met de softwareleveranciers over het doorvoeren
van de noodzakelijke wijzigingen in de leerlingadministratiesystemen. De systemen van de scholen, de
IB-Groep en CFI waren eind 2007 gereed voor de eerste testen. Er is vervolgens gestart met een aantal
technische testen. Daarna volgde een uitgebreide ketentest. Deze is eind 2008 afgerond. Ten slotte
vindt vanaf februari 2009 een zogenoemde veldtest plaats, waarbij een aantal scholen bij wijze van
pilot samen met de IB-Groep en CFI de werkelijke gegevens uit de leerlingadministratie zal uitwisselen
op basis van het persoonsgebonden nummer. De totale testperiode is gepland tot medio 2009, zodat
daarna de fase Aansluiting BRON kan beginnen.
blad 8/12
Monitoring voortgang
Op deze manier wordt een fasegewijze aanpak van de invoering gehanteerd, waarbij clusters van
scholen stap voor stap, eerst door de projectorganisatie PGNPO en vanaf begin 2009 door de IB-Groep,
worden geïnformeerd en begeleid bij het werken met het elektronisch uitwisselen van
leerlinggegevens, met ruimte voor bijsturing op basis van leerervaringen die tijdens het proces worden
opgedaan. De monitoring in de fase Aansluiting BRON zal gericht zijn op een snelle onderkenning van
eventuele problemen bij scholen tijdens de uitwisseling van gegevens, op maatvoering in de
ondersteuning en op flexibele bijstellingen van de uitvoering waar nodig. De voortgang van de invoering
wordt geëvalueerd. Om de vinger aan de pols te houden laat OCW periodieke audits uitvoeren op
organisatorische, technische en financiële aspecten. Regioplan voert periodiek een monitor bij de
scholen uit. Ook zal OCW de komende twee jaar de ervaringen met het invoeringstraject bij een
klankbordgroep van bestuurders en schooldirecteuren toetsen. In overleg met alle organisaties die
betrokken zijn bij het invoeringsproces wordt bovendien een zorgvuldige regie op de communicatie
gevoerd, waarbij helderheid en betrouwbaarheid van de informatie voor de scholen voorop staat.
Beveiliging van persoonsgegevens
In het invoeringstraject wordt veel aandacht besteed aan de beveiliging van de uitwisseling van de
leerlinggegevens. Het betreft hier de uitwisseling van persoonsgegevens, waaraan specifieke eisen
worden gesteld. De softwareleveranciers, de projectorganisatie PGNPO en de IB-Groep hebben op
basis van een, door een onafhankelijke partij uitgevoerde, risicoanalyse verschillende technische
maatregelen doorgevoerd (op het gebied van authenticatie, autorisatie en encryptie) om de
gegevensuitwisseling zowel tijdens de PGN-scan 2 en daarna, als de scholen rechtstreeks gegevens
met de IB-Groep uitwisselen, adequaat te beveiligen. Daarnaast adviseert de projectorganisatie
PGNPO de scholen over een zorgvuldige omgang met de leerlinggegevens binnen de school zelf.
Kosten invoeringstraject
OCW heeft met de organisaties voor bestuur en management en de Algemene Vereniging van
Schoolleiders afspraken gemaakt over de rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende
partijen bij de invoering van het persoonsgebonden nummer. Ook zijn tussen OCW en deze
organisaties afspraken gemaakt over de technische inrichting van de keten van scholen, IB-Groep en
CFI, waarbinnen de elektronische uitwisseling van gegevens op basis van het persoonsgebonden
nummer zal gaan plaatsvinden. De totale kosten van het invoeringsproces vanaf 2005 tot einde 2010
worden nu geraamd op circa 62 miljoen euro, waarvan 24 miljoen gebruikt wordt voor ondersteuning
van het veld (flankerend beleid) en 38 miljoen bestemd is voor uitvoeringskosten van IB-Groep en CFI
(zoals de ontwikkeling van technische systemen en begeleiding van de scholen via helpdesks).
5. Resultaten monitor
De invoering van het persoonsgebonden nummer in het voortgezet onderwijs en het middelbaar
beroepsonderwijs heeft geleerd dat het van belang is goed in beeld te brengen welke vorderingen de
scholen maken met de invoering en hoe de scholen hierover denken. Het ministerie van OCW heeft
Regioplan Beleidsonderzoek opdracht gegeven voor het uitvoeren van een monitor. In totaal zullen vier
metingen worden gehouden. Regioplan heeft in het najaar van 2007 de nulmeting uitgevoerd via een
blad 9/12
internet-enquête onder 1200 scholen, waaraan 657 scholen hebben deelgenomen. Vervolgens is een
telefonische interviewronde gehouden onder zestien scholen. Regioplan heeft het eindrapport in
januari 2008 opgeleverd. In het najaar van 2008 heeft Regioplan meting-1 uitgevoerd, opnieuw onder
1200 scholen (respons 694 scholen). De rapporten zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd. Hieronder ga
ik kort in op de belangrijkste bevindingen van dit onderzoek en geef ik aan hoe ik hiermee tijdens het
verdere invoeringstraject rekening zal houden.
Houding tegenover invoeringsproces
De rapporten van Regioplan geven aanleiding tot gematigd optimisme: tot nu toe loopt het
invoeringsproces goed, maar het is duidelijk dat er nog een behoorlijke weg is te gaan. De meeste
respondenten geven in de enquêtes aan dat ze voldoende kennis hebben over de werkzaamheden die de
school moet uitvoeren voor een succesvolle invoering van het persoonsgebonden nummer. De scholen
staan voorlopig gematigd positief ten opzichte van het invoeringsproces en neutraal tegenover de
structurele situatie die ontstaat na invoering van het persoonsgebonden nummer. Dit beschouw ik in
deze lastige implementatiefase als een goed resultaat.
Kennis
Regioplan constateert dat de scholen nog niet voldoende op de hoogte zijn van alle ins en outs van het
persoonsgebonden nummer. Ook kunnen ze nog niet helemaal overzien wat er op termijn verandert en
wat dan van hen wordt verwacht. Ik vind het van belang erop te wijzen dat de projectorganisatie
PGNPO de scholen op dit moment stap-voor-stap informeert en begeleidt tijdens de PGN-scan.
Datzelfde zal de IB-Groep doen tijdens de fase Aansluiting BRON de komende anderhalf jaar. De
nulmeting van Regioplan vond plaats op het moment dat de meeste scholen klaar waren met het
verzamelen en invoeren van de burgerservicenummers in hun leerlingadministratie, maar nog niet
waren begonnen met de volgende fase van de invoering. Inmiddels zijn vijfduizend scholen gestart met
de PGN-scan 2. Uit de Regioplan meting-1 blijkt dat de kennis bij de scholen die aan de scan hebben
deelgenomen aanzienlijk beter is dan bij de scholen die dit nog niet hebben gedaan, met name de
kennis over gegevenslevering en gegevensgebruik en de kennis over het invoeringsproces. Ook de
kennis over bescherming van de privacy is toegenomen door de gerichte voorlichting hierover aan alle
scholen door PGNPO.
Knelpunten
In de uitwisseling voor de PGN-scan 2 worden ook de knelpunten duidelijk die zich kunnen voordoen.
Ongeveer 60 procent van de scholen zegt meer moeite te ondervinden dan ze tevoren hadden
verwacht. Dat kwam volgens de respondenten relatief vaak door fouten in de leerlinggegevens, doordat
het leerlingadministratiesysteem (nog) niet aan de eisen voor uitwisseling voldeed en door problemen
in de communicatie met de helpdesk (de vervolgmeting begin 2009 zal nader ingaan op de aard van de
gesignaleerde problemen).
Beoordeling ondersteuning
Het is duidelijk dat naarmate de school verder is in het invoeringsproces, de kennis van de
verschillende aspecten van de invoering toeneemt. Ook is het logisch dat scholen tijdens de huidige
blad 10/12
testfase op nieuwe bevindingen zullen stuiten. De scan is juist bedoeld om fouten in de
leerlinggegevens op te lossen, voordat scholen daadwerkelijk gegevens gaan uitwisselen met de IB-
Groep. Scholen die al aan de PGN-scan hebben deelgenomen ondervinden nu wat de uitwisseling
inhoudt. Ze vinden vaker dat de invoering van het persoonsgebonden nummer te veel tijd kost voor de
school. De scholen hebben in deze fase meer contact met PGNPO en doen waarschijnlijk een zwaarder
beroep op de ondersteuning bij problemen en vragen. Ze beoordelen de helpdesk van PGNPO daarom
kritischer. De vervolgmeting begin 2009 zal daarom inzoomen op de beoordeling van de verschillende
ondersteuningsmogelijkheden, zodat de begeleiding van de scholen nog beter kan worden afgestemd
op de wensen en behoeften van de scholen.
Communicatie
De informatie aan de scholen zal het komende jaar vooral gericht zijn op de inbedding van de nieuwe
manier van werken op de school: wat wordt er op welk moment van de school gevraagd in de fase
Aansluiting BRON en welke ondersteuning krijgt de school hierbij? Nu het moment nadert dat scholen
daadwerkelijk gegevens gaan uitwisselen met de IB-Groep, is het ook van belang dat zij een concreet
beeld krijgen van de eindsituatie. De monitor van Regioplan toont dat de houding van de scholen
tegenover het invoeringsproces vooral afhangt van de visie op de structurele situatie die straks na
invoering zal ontstaan. Scholen die positief zijn benadrukken de praktische voordelen van één
gestructureerde telling en de mogelijkheden van de gegevensuitwisseling. Dit neem ik ter harte.
Daarom zal de komende periode in de communicatie nadrukkelijker worden ingezet op het bieden van
heldere en betrouwbare voorlichting over de structurele situatie. Scholen moeten weten welke
informatie de overheid aan de leerlinggegevens in BRON ontleent en voor welke doelen deze gegevens
worden gebruikt. Verder is het goed om betrokkenen te laten weten welke aparte informatievragen aan
de scholen of schoolbesturen hiermee vervallen, en dat zij ook zelf kunnen profiteren van de
beschikbare leerlinggegevens.
De informatie over het invoeringstraject en de structurele situatie is niet alleen belangrijk voor de
scholen, maar ook voor de schoolbesturen, het bovenschools management en/of stafbureaus. Zij
vervullen immers een belangrijke voorwaardenscheppende rol. Regioplan wijst erop dat besturen en de
eigen organisatie nog een beperkte rol spelen in de ondersteuning van de scholen bij de invoering van
het persoonsgebonden nummer. De ondersteuning door het bestuur of eigen organisatie wordt minder
vaak als goed beoordeeld dan de ondersteuning door PGNPO en softwareleveranciers. In de
eerstvolgende meting die Regioplan zal uitvoeren, wordt nader ingezoomd op de taakverdeling tussen
school en bestuur en op de wijze van ondersteuning die de scholen van hun besturen ontvangen tijdens
het invoeringstraject. Op basis hiervan zullen wij de communicatie naar bestuurders en bovenschoolse
directies aanscherpen over de concrete acties die de komende periode van de scholen worden
verwacht.
Uit de monitor blijkt dat de scholen hun informatie veelal ontlenen aan de website van PGNPO en aan
elektronische nieuwsbrieven. Ondertussen is er meer aandacht voor de communicatie op de hierboven
genoemde punten. Dit gebeurt onder meer met behulp van elektronische nieuwsbrieven, zoals de
PGNPO-projectmail en de Nieuwsbrief PO (van OCW en CFI), de websites van de betrokken
blad 11/12
organisaties, de inzet van relatiebeheerders in het land en factsheets bij face-to-face communicatie.
De IB-Groep, CFI en PGNPO zullen vaker acte de présence geven bij onderwijsbeurzen zoals de NOT, of
bij bijeenkomsten van de organisaties voor bestuur en management. En last but not least wordt BRON
in 2009 het centrale loket waarmee de school alle zaken rond het persoonsgebonden nummer regelt.
Achter dit loket werken de IB-Groep en CFI samen in de helpdesk, het relatiebeheer en de kennisbank.
6. Waar staan we nu?
Met de start van de Aansluiting BRON treedt een fase in waarin de (technische) complexiteit van de
uitwisseling van gegevens wederom toeneemt. Er is geïnvesteerd in nieuwe technologie voor de
uitwisseling van de gegevens tussen de scholen en de IB-Groep. De administratieve belasting is
hierdoor straks zo klein mogelijk. Er wordt anderhalf jaar de tijd genomen om de informatieketen
zorgvuldig te testen, voordat de scholen gegevens gaan uitwisselen met de IB-Groep. Het belang van de
scholen en de leerlingen staat hierbij voorop. In de planning is tot op zekere hoogte rekening gehouden
met de mogelijkheid om technische aanpassingen gedurende het traject uit te werken. De gekozen
invoeringsmethodiek biedt bewust ruimte voor leerervaringen bij de implementatie van de nieuwe
systemen bij de IB-Groep, CFI en de scholen gedurende het traject. In 2007 zijn noodzakelijke
aanpassingen van de software van IB-Groep en CFI, en van de systematiek voor de uitwisseling van
gegevens tussen PGNPO en IB-Groep gerealiseerd. De testen in de eerste helft van 2008 hebben
nieuwe bevindingen over de werking van de digitale keten opgeleverd, waarvoor inmiddels technische
oplossingen zijn gerealiseerd. Ten opzichte van de planning die begin 2007 werd gehanteerd, is het
invoeringstraject door deze testbevindingen met ongeveer een jaar verlengd.
Op basis van de kennis die we nu hebben, gaan we ervan uit dat alle scholen in de periode van medio
2009 tot medio 2010 de overstap maken naar de mogelijkheid van bekostiging op basis van het
persoonsgebonden nummer. Al meer dan vijfduizend scholen in het primair onderwijs nemen op dit
moment deel aan de PGN-scan. De testen van de digitale keten die nu worden uitgevoerd verlopen
goed. Mijn doelstelling is dat de scholen vanaf 1 oktober 2010 geen telformulieren ten behoeve van de
bekostiging meer hoeven in te vullen. Maar ik sluit mijn ogen niet voor de risico's. Het is natuurlijk niet
uit te sluiten dat er de komende twee jaar meer tijd nodig is dan op dit moment is te voorzien om alle
scholen aan te sluiten op BRON. Het is een technisch ingewikkelde, lastig te sturen operatie met grote
afhankelijkheden tussen de verschillende ketenpartijen (scholen, softwareleveranciers, PGNPO, IB-
Groep, CFI), waarbij, ondanks de zorgvuldige testen, onvoorziene technische of organisatorische
problemen bij de aansluiting van meer dan zevenduizend scholen kunnen optreden. Als blijkt dat de
keuze gaat tussen zorgvuldigheid en het halen van de planning, staat bij mij zorgvuldigheid voorop. Dat
is in het belang van de scholen. De continuïteit van de bekostiging mag immers niet in gevaar komen.
7. Tot slot
Er zijn al veel stappen gezet op weg naar de invoering van het persoonsgebonden nummer. Scholen,
schoolbesturen, organisaties voor bestuur en management, softwareleveranciers, de IB-Groep en CFI
hebben in de afgelopen periode al veel werk verzet om de invoering zo soepel mogelijk te laten
verlopen. Daar ben ik blij om. Uit de monitor blijkt dat de scholen bereid zijn zich in te spannen om ook
de rest van het traject af te leggen. Het is duidelijk dat er nog veel moet gebeuren voordat alle scholen
blad 12/12
de eindstreep bereikt zullen hebben. Ik vertrouw erop dat de samenwerkende partijen ook in de
komende periode alles in het werk zullen stellen om de scholen goed te begeleiden in dit proces.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma