Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018

2500 EA DEN HAAG

Den Haag Ons kenmerk

16 februari 2009 OWB/2009/97147

Onderwerp
Internationale samenwerking op het gebied van
wetenschap en technologie

In uw brief van 26 november (LS/142802u) werd mij de reactie van de leden van de CDA-fractie van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gezonden op het kabinetsstandpunt over de mededeling van de Europese Commissie "Een strategisch Europees kader voor internationale samenwerking op het gebied van wetenschap en technologie"" (Eerste Kamer, 2007/2008, 22 112, nr.
718) . Omdat het hier een vraag betreft op het terrein van het Europese onderzoeksbeleid, rakend aan beleid gericht op het intellectueel eigendom (kortweg IE), reageer ik hierop mede namens de minister van Economische Zaken.

De leden van de CDA-fractie tonen zich bezorgd over de zwakke positie die kennisinstellingen in de context van internationale samenwerking hebben op het gebied van het beheer van intellectueel eigendom en de hieruit te verkrijgen revenuen. De CDA-fractie vindt dit aspect van onderzoekssamenwerking in de mededeling en de kabinetsreactie onderbelicht. In antwoord hierop, als ook op het verzoek van de leden om informatie over de voortgang van de besluitvorming en een mogelijke nadere onderbouwing van de paragraaf over intellectueel eigendom, kan ik u het volgende antwoorden.

De Raad voor Concurrentievermogen heeft in zijn zitting van 1-2 december 2008 de bijgevoegde raadsconclusies over internationale onderzoekssamenwerking aangenomen (Tweede Kamer
2008/2009, 21 501-30, nr. 198). In essentie is hierin besloten om te streven naar betere afstemming tussen de verschillende samenwerkingsprogramma's met derdelanden, van enerzijds de EU en anderzijds de lidstaten. Dit zou zowel de concurrentiekracht, de doelmatigheid van onderzoek in een mondiale context als de samenwerking met ontwikkelingslanden kunnen versterken. Daarnaast kan het de positie van Europa ten goede komen, als vaker met één stem wordt gesproken bij internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en wetenschap. Om de samenwerking op dit gebied praktisch invulling te geven en te ondersteunen, werd besloten een strategisch forum in te stellen.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl




blad 2/3

De leden van de CDA-fractie wijzen op de verschillen in wetgeving op het gebied van universiteiten en hoger onderwijs, die van invloed zijn op de manier waarop kennisinstellingen met IE (kunnen) omgaan. Er bestaan echter ook de nodige verschillen in de wettelijke regimes voor intellectueel eigendom tussen zowel de lidstaten van de Europese Unie onderling, als tussen deze lidstaten en landen elders in de wereld. Deze verschillen vergemakkelijken internationale samenwerking niet. Het wegnemen van verschillen in wetgeving voor hoger onderwijs en wetenschap is geen bevoegdheid van de Europese Unie. Verschillen in nationale IE-regimes zijn op korte termijn ook niet gemakkelijk weg te nemen. Toch heeft de Europese Unie in het kader van het realiseren van een interne kennismarkt en een Europese Onderzoeksruimte een belangrijke rol te vervullen.

Mede op basis van de toepassing van de open methode van (beleids-)coördinatie met de lidstaten publiceerde de Europese Commissie in 2007 een mededeling gericht op het verbeteren van de kennisoverdracht tussen onderzoeksinstellingen en industrie binnen Europa (Tweede Kamer,
2006/2007, 22 112, nr. 532). Op verzoek van de Raad heeft de Europese Commissie op basis van deze mededeling in 2008 een Aanbeveling en een Gedragscode opgesteld. Hierover heeft de Raad in mei
2008 een Resolutie vastgesteld. Die roept de lidstaten op in hun nationale beleid aandacht te schenken aan het verbeteren van kennisoverdracht en universiteiten en andere publieke kennisinstellingen om intellectueel eigendom effectiever te beheren en te exploiteren (Tweede Kamer, 2006-2007, 21501, nr.
184 en 187).

De bovengenoemde mededeling over internationale samenwerking is inderdaad zeer beknopt over de IE-aspecten. De lidstaten en de EU worden opgeroepen in bilaterale samenwerkingsafspraken met derdelanden op het gebied van wetenschap en technologie de hiervoor genoemde uitgangspunten van de Aanbeveling en Gedragscode over het beheer van IE uit 2008 als uitgangspunt te nemen en verder te ontwikkelen. Dit zou een eerlijke toegang tot kennis en wederzijdse gunstige voorwaarden voor alle partijen moeten bevorderen. In de hiervoor genoemde raadsconclusies van 1-2 december is deze oproep onderschreven.

De leden van de CDA-fractie verzochten dit aspect onder de aandacht te brengen van de diverse ambtelijke en politieke fora voor Europese besluitvorming over deze mededeling en te streven naar nader onderbouwde kaders. Ik zie hiervoor twee mogelijkheden. Allereerst zal de discussie over internationale onderzoekssamenwerking worden voortgezet in het hiervoor genoemde strategische forum dat de Raad van 1-2 december 2008 heeft besloten om in te stellen. Daarnaast zal een subwerkgroep van het ambtelijke comité voor wetenschap en technologie (CREST) in de toekomst kennis uitwisselen op het gebied van kennisoverdracht en beheer van IE. Deze werkgroep bouwt voort op het werk van eerdere EC-expertgroups en van EU-stakeholders. Een voorbeeld is het `Responsible Partnering'-initiatief van diverse Europese vertegenwoordigers van publieke kennisinstellingen en bedrijfsleven. In dit initiatief is o.a. verder uitgewerkt hoe de verschillende partijen kunnen omgaan met het beheer en de overdracht van IE. In beide ambtelijke comités zal de Nederlandse delegatie aandacht vragen voor internationale IE-aspecten.




blad 3/3

Tenslotte wil ik benadrukken dat dit kabinet inzet op het verleggen van de grenzen tussen economie en maatschappij, en het daartoe bevorderen van publiek-private samenwerking. Ik ben daarom verheugd over de afspraken die vijftien Nederlandse partijen op het gebied van kennis en innovatie in december jl. maakten, daartoe gestimuleerd door het Innovatieplatform en de ministeries van EZ en OCW. Deze afspraken zijn vastgelegd in een valorisatieagenda, getiteld "Kennis moet circuleren". Hierin hebben kennisinstellingen en bedrijven ook afgesproken om een gezamenlijke inspanning te leveren om de vormgeving van gezamenlijke onderzoeksprogramma's meer transparant te maken, waaronder het hanteren van coherente en expliciete regelingen voor intellectueel eigendom, publicatie, et cetera. Tijdens het opstellen van deze valorisatieagenda wordt aangesloten op de eerdere genoemde Europese publicaties en initiatieven.

Naar mijn mening is hiermee inmiddels in Nederland al een belangrijke stap gezet in het realiseren van de aanbevelingen van de Europese Unie op het gebied van het beheer van IE door kennisinstellingen en de samenwerking daarbij met private partijen. Op korte termijn zal genoemde valorisatieagenda en een onderliggende publicatie aan de beide Kamers worden toegezonden.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk