Raad voor de Journalistiek


#Rvdj Persberichten

Home Zoek Sitemap Contact English

footer

> Uitspraken > Recente uitspraken >
PRINTVERSIE
Hieronder volgen samenvattingen van recente uitspraken van de Raad voor de Journalistiek. Via de link die onder elke samenvatting is vermeld, kunt u de volledige uitspraak opvragen. Een uitspraak wordt altijd eerst aan de desbetreffende partijen gestuurd en enkele dagen later op de website van de Raad gepubliceerd.
---

Uitspraak vastgesteld d.d. 16 februari 2009
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, drs. G.T.M. Driehuis, mw. E.H.C. Salomons, mr. A.H. Schmeink, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

X en Y / A. Hertsenberg, E. Schievink en K. Palsma (TROS Radar) Uitspraak: deels gegrond, deels ongegrond c.q. onthouding oordeel Op 7 april 2008 is in een uitzending van `Radar' aandacht besteed aan de zogenoemde permanente controles die de Voedsel- en Waren Autoriteit (VWA) op de veetransporten naar een (rundvee)slachterij in Leeuwarden uitvoert. Klagers worden in de uitzending genoemd. De Raad stelt voorop dat hij niet de rechtmatigheid van een journalistieke gedraging beoordeelt. Een dergelijke toetsing is voorbehouden aan de rechter. Dit laat echter onverlet dat de Raad zich in zaken die zijn c.q. zouden kunnen worden onderworpen aan een juridische toets, kan uitspreken over de vraag of met een bepaalde journalistieke gedraging beroepsethische normen zijn overschreden. Dat geldt in beginsel ook als de verweerder niet inhoudelijk op de klacht reageert. Een dergelijke handelwijze dient voor rekening van de verweerder te komen. Als de Raad echter ten aanzien van een bepaald klachtonderdeel meent dat hij niet in staat is om op basis van het standpunt van de klager en de door klager overgelegde stukken tot een gemotiveerd oordeel te komen, zal hij zich ter zake van een oordeel onthouden.
Klagers hebben gesteld dat betreffende een groot aantal aan de orde gestelde zaken niet waarheidsgetrouw is bericht. Gezien de complexiteit van de materie kan de Raad ten aanzien van de meeste kwesties geen oordeel geven zonder diepgaand feitenonderzoek. De procedure bij de Raad leent zich echter niet voor een dergelijk onderzoek. De klacht gaat dan ook op dit punt de toetsing van het journalistieke fatsoen te boven, behoudens voor zover deze betrekking heeft op aan de orde gestelde processen-verbaal. Klagers hebben een brief van het ministerie van LNV overgelegd, waarin is vermeld dat het ministerie niet beschikt over processen-verbaal dan wel officiële waarschuwingen die zijn opgemaakt tegen klagers door een onder het ministerie ressorterende instantie. Weliswaar dateert de brief van ná de uitzending, maar klagers hebben voldoende aannemelijk gemaakt dat verweerders er voorafgaand aan de uitzending van op de hoogte hadden kunnen en moeten zijn dat de bewuste processen-verbaal betrekking hebben op overtredingen van regels betreffende veetransporten en dat klagers niet de adressanten waren. Het had op de weg van verweerders gelegen de uitzending op dit punt te rectificeren en zij hebben dat ten onrechte nagelaten. (zie punt 6.1. van de Leidraad van de Raad) Voorts hebben klagers betoogd dat verweerders ongefundeerde ernstige beschuldigingen aan hun adres hebben geuit, zonder deugdelijke toepassing van wederhoor. De vormgeving van de uitzending laat de kijker weinig ruimte voor een andere conclusie dan dat de handelwijze van klagers niet deugt. Daarbij is de berichtgeving zodanig toegespitst op de persoon van Y, dat de gemiddelde kijker zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de aan de orde gestelde misstanden voornamelijk aan Y te verwijten zijn. Aldus is sprake van een zodanige diskwalificatie van klagers dat verweerders deze niet zonder deugdelijke grondslag en behoorlijke toepassing van wederhoor hadden mogen publiceren. Gelet op de complexiteit van de zaak kan de Raad niet vaststellen of voor de beschuldigingen aan het adres van klagers een deugdelijke grondslag bestaat. Voor zover de klacht betrekking heeft op het onvoldoende toepassen van wederhoor is deze echter wel gegrond. Niet ter discussie staat dat partijen op het kantoor van de raadslieden van klagers hebben gesproken over de, aanvankelijk op 3 maart geplande, voorgenomen uitzending van verweerders. Gezien de overgelegde correspondentie tussen partijen ná dat gesprek, mochten klagers ervan uitgaan dat verweerders niet zonder nadere aankondiging en zonder klagers in de gelegenheid te stellen opnieuw en meer gedetailleerd op de beschuldigingen te reageren, tot uitzending zouden overgaan. Klagers hebben aannemelijk gemaakt dat aan hen is toegezegd dat verweerders op maandag 7 april 2008 geen aandacht aan de kwestie zouden besteden, hetgeen toch is gebeurd. (zie punten 1.2., 1.3. en 2.3.1. van de Leidraad)
Daarbij komt dat Y herhaaldelijk in de uitzending is genoemd, waarbij hem gedragingen zijn verweten die neigen naar strafbaar handelen. Niet is gebleken dat met het noemen van de volledige naam van Y een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele belang van Y. Verweerders hebben niet op verantwoorde wijze het belang van Y bij de bescherming van zijn privacy afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. Bovendien mocht Y, gezien een brief van zijn raadslieden aan verweerders van 3 april 2008, ervan uitgaan dat zijn naam niet in de uitzending van 7 april 2008 zou worden vermeld. De vermelding van de naam van Y vormt derhalve een ongerechtvaardigde aantasting van diens privéleven. Ook op dit punt hebben verweerders journalistiek onzorgvuldig gehandeld. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2008/32)
Klagers hebben verder gesteld dat verweerders onzorgvuldig hebben gehandeld door een telefoongesprek uit te zenden en beelden te gebruiken die zijn opgenomen op het kantoor van de raadslieden van klagers en op het slachthuis van Z. Ten aanzien van het uitzenden van een telefoongesprek tussen Y en Palsma overweegt de Raad dat Y, toen hij Palsma terugbelde, wist met wie hij sprak en in welk verband. Onder deze omstandigheden kan niet worden geconcludeerd dat verweerders ontoelaatbaar hebben gehandeld, door dat telefoongesprek uit te zenden. Dit geldt evenzeer voor het gebruik van de beelden die zijn opgenomen op het kantoor van de raadslieden van klagers. Palsma is met Y overeengekomen dat beelden zouden worden gemaakt. De beelden zijn onscherp en Y noch zijn raadslieden zijn herkenbaar in beeld gebracht. Verder blijkt uit de uitzending dat de bestuurder van het slachthuis de verslaggevers heeft ontmoet op het kantoor van klagers raadslieden, direct na afloop van het hiervoor bedoelde gesprek. Duidelijk is dat de bestuurder bekend was met de identiteit van de verslaggevers en de reden van hun bezoek. Vervolgens zijn de verslaggevers met de bestuurder meegegaan naar het slachthuis. De uitgezonden beelden zijn grotendeels onscherp en de op het slachthuis aanwezige personen zijn niet herkenbaar in beeld gebracht. Daarbij komt dat verweerders met de uitzending kennelijk hebben beoogd om in het algemeen belang ernstige misstanden aan het licht te brengen dan wel een zaak van maatschappelijk belang scherper te belichten. Dit onderdeel van de klacht moet dan ook worden afgewezen. (zie punten 2.1.6. en 2.4.3. van de Leidraad)
Ten slotte hebben klagers gesteld dat verweerders een incident hebben uitgelokt met de bestuurder van het slachthuis. Zoals hiervoor is overwogen heeft de bestuurder de verslaggevers meegenomen naar het slachthuis, terwijl hij bekend was met de identiteit van de verslaggevers en de reden voor hun bezoek. Uit de uitzending komt het beeld naar voren dat de bestuurder vervolgens op het slachthuis geïrriteerd is geraakt door de vragen van de verslaggevers. Dit resulteerde erin dat de bestuurder de verslaggevers op zijn bedrijf wenste vast te houden tot de komst van de Rijksrecherche, waarop de verslaggevers te kennen gaven dat zij het gesprek wensten te beëindigen. Een en ander biedt geen grond voor de conclusie dat de verslaggevers een incident hebben uitgelokt met de kennelijke bedoeling nieuws te creëren. Dit onderdeel van de klacht moet eveneens worden afgewezen. (vgl. RvdJ 2007/46)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bandopnames, hoor en wederhoor, misbruik van positie

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens, beeldmateriaal
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Procedure: medewerking aan procedure Publicatie op www.rvdj.nl/2009/14

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 13 februari 2009
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, prof. dr. M.J. Broersma, mw. F.W. Dresselhuys, mw. drs. J.X. Nabibaks en mw. drs. I. Wassenaar, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X / De Telegraaf
Uitspraak: niet-ontvankelijk
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "Rijswijkers in angst na bomaanslag bus" dat in juni 2007 is gepubliceerd. De klacht is niet binnen zes maanden na de publicatie bij de Raad binnengekomen. De door klager aangevoerde omstandigheden kunnen niet worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar doen zijn. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat klager reeds kort na het verschijnen van het artikel op de hoogte was van het bestaan van de publicatie en zich vervolgens tot verweerder heeft gewend en zijn bezwaren tegen de berichtgeving heeft kenbaar gemaakt.
Klager heeft gesteld dat hij zich vervolgens heeft willen richten op het opnieuw opbouwen van zijn bedrijf. Hoewel de Raad begrip heeft voor deze opstelling van klager, is zulks onvoldoende voor het oordeel dat de termijnoverschrijding klager redelijkerwijs niet kan worden tegengeworpen. Het had op de weg van klager gelegen zich nader te informeren over het nemen van verdere stappen, toen hem duidelijk werd dat hij niet in overleg met verweerder tot een oplossing kon komen. Klager is dan ook in zijn klacht niet-ontvankelijk. (vgl. RvdJ 2008/4) Trefwoorden:

· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/9

G. Wolters / `Studio Sport' (NOS)
Uitspraak: niet-ontvankelijk
In uitzendingen van het televisieprogramma `Studio Sport' wordt onder meer aandacht besteed aan voetbalwedstrijden. Klager stelt dat verweerder ten onrechte beelden van voetbalwedstrijden manipuleert, door virtuele reclameborden te plaatsen naast de doelen. Volgens klager heeft hij een rechtstreeks belang bij een oordeel van de Raad, omdat hij door de handelwijze van verweerder wordt misleid. Hij wordt geschaad in het zekere vertrouwen dat hij als democraat mag hebben in de berichtgeving, aldus klager.
Naar het oordeel van de Raad is de klacht van een dermate algemeen karakter dat niet kan worden gezegd dat deze betrekking heeft op een direct betrokken belang van klager. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die kunnen leiden tot het oordeel dat het belang van klager direct betrokken is bij de handelwijze van verweerder en hij door die handelwijze persoonlijk in zijn belang is geraakt. Klager is daarom niet-ontvankelijk in zijn klacht. (vgl. RvdJ 2008/30 en 2008/28)
Trefwoorden:

· Procedure: ontvankelijkheid
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/10

X / `EénVandaag (AVRO/TROS)
Uitspraak: ongegrond c.q. onthouding oordeel
In een uitzending van `EénVandaag' met de titel "Inzage medische dossiers moeilijker" is aandacht besteed aan de wens van klager om inzage te krijgen in het medische dossier van zijn overleden broer. Klager heeft allereerst betoogd dat in de uitzending zijn standpunt onvoldoende naar voren is gebracht. De Raad stelt vast dat er bij de totstandkoming van de uitzending verschillende keren contact is geweest tussen verweerder en klager. Aannemelijk is geworden dat verweerder klager zoveel mogelijk bij de totstandkoming van de uitzending heeft betrokken. Het is vervolgens de eigen verantwoordelijkheid van de journalist om te bepalen op welke wijze de reportage wordt vormgegeven en aan het desbetreffende onderwerp aandacht wordt besteed. Verweerder heeft deze verantwoordelijkheid op zorgvuldige wijze ingevuld. De omstandigheid dat een woordvoerder van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie aan het woord komt en de gelegenheid wordt geboden een andere mening (dan die van klager) te uiten, maakt niet dat in de uitzending een eenzijdig beeld van de kwestie wordt geschetst dan wel enkel wordt gepropageerd dat het belang van privacy van de patiënt voorop staat. Daarbij neemt de Raad mede in aanmerking dat in de uitzending aan klager ruim de gelegenheid wordt geboden om zijn verhaal naar voren te brengen. Bovendien komt ook een woordvoerster van de vereniging van familieleden van schizofrenie-patiënten Ypsilon op voor de belangen van nabestaanden. Dat daarnaast een tegengeluid aan de orde komt, maakt niet dat het standpunt van klager aan kracht inboet, maar brengt met zich dat een zo volledig mogelijk beeld over het onderwerp wordt geschetst. Er bestaat geen grond voor de conclusie dat verweerder op dit punt journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. (zie punten 1.1., 1.2. en
1.3. van de Leidraad van de Raad)
Verder heeft klager gesteld dat verweerder gemaakte afspraken heeft geschonden. Klager en verweerder verschillen van mening over de vraag welke afspraken voorafgaand aan de uitzending zouden zijn gemaakt. Op grond van hetgeen door beide partijen naar voren is gebracht, kan de Raad niet vaststellen welk standpunt ter zake juist is. Als gevolg daarvan kan de Raad evenmin beoordelen of gemaakte afspraken zijn geschonden. De Raad onthoudt zich op dit punt daarom van een oordeel. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: afspraken, selectie van nieuws
· Feitenweergave: onjuiste berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2009/11

Stichting Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN) / B. Lenssen en de hoofdredacteur van Spitsnieuws.nl Uitspraak: gegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "Brute straatroof door Marokkanen" van 7 november 2008 en het artikel "Marokkaanse inbrekers gepakt" van 13 november 2008, waarin wordt verwezen naar een publicatie op de website van de Stentor. De Raad stelt voorop dat de journalist de etnische afkomst alleen meldt wanneer dat nodig blijkt voor de context van het nieuwsfeit waarover wordt bericht. (zie punt
1.6. van de Leidraad van de Raad)
Met betrekking tot het artikel van 7 november 2008 stelt de Raad vast dat daarin over de vermeende daders wordt vermeld dat zij "vermoedelijk van Turkse of Marokkaanse komaf" zijn. De kop van het artikel dekt de lading niet en is feitelijk onjuist. Bovendien was de vermelding van de etniciteit van de vermeende daders in dit geval niet noodzakelijk voor de context van het nieuwsfeit, de - naar later bleek: verzonnen - straatroof. Het achterwege laten van de etniciteit zou geen afbreuk hebben gedaan aan de berichtgeving. Ten aanzien van het artikel van 13 november 2008 overweegt de Raad dat kennelijk ook in het bericht op de website van de Stentor aanvankelijk de etniciteit van de (vermeende) daders was vermeld. Klaagster heeft aannemelijk gemaakt dat de berichtgeving op de website van de Stentor enkele uren na de eerste plaatsing is aangepast, waarbij de vermelding van de etniciteit is verwijderd. Verweerders hebben echter geen link opgenomen naar het (inmiddels aangepaste) bericht op de website van de Stentor, maar een link naar het door hun gearchiveerde oorspronkelijke bericht van de Stentor. Niet is gebleken dat de vermelding van de etniciteit in het gewraakte bericht op de website van verweerders feitelijk onjuist is. Echter, ook in dit geval was die vermelding naar het oordeel van de Raad niet noodzakelijk voor de context van de berichtgeving. De omstandigheid dat die etniciteit aanvankelijk ook in een ander medium is vermeld, doet daaraan niet af; verweerders hebben een eigen verantwoordelijkheid om te komen tot een zorgvuldige afweging van alle betrokken belangen.
Verweerders hebben ten aanzien van beide artikelen de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen

· Feitenweergave: onjuiste, discriminerende berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2009/12

Den Haag Centraal B.V. / AD Nieuwsmedia B.V. en de hoofdredacteur van AD Haagsche Courant
Uitspraak: ongegrond
Klaagster maakt bezwaar tegen het artikel "Rotterdamse krant stopt". Daarin laat Mulkens, hoofdredacteur van AD Haagsche Courant, zich uit over het weekblad Den Haag Centraal. Kern van de klacht is dat sprake is van onjuiste, tendentieuze berichtgeving, waardoor een onjuist, negatief beeld is ontstaan van Den Haag Centraal. De Raad stelt voorop dat Mulkens als hoofdredacteur verantwoordelijk is voor de berichtgeving in AD Haagsche Courant. De omstandigheid dat hij telefonisch een verslaggever van zijn krant te woord heeft gestaan en eerst bij het verschijnen van de ochtendeditie op de hoogte was van de inhoud van het artikel, maakt die verantwoordelijkheid niet anders. Bovendien is in het artikel Mulkens niet als deskundige aangeduid, maar als hoofdredacteur van AD Haagsche Courant. Met betrekking tot de gestelde onjuistheden overweegt de Raad voorts dat de beweringen in het artikel ten aanzien van klaagster niet geheel accuraat zijn. Er is echter geen sprake van zodanige feitelijke onjuistheden dat met de publicatie daarvan jegens klaagster journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat in het artikel duidelijk naar voren komt dat de opmerkingen over Den Haag Centraal geen feiten betreffen, maar de mening van Mulkens.
Gezien zijn positie als hoofdredacteur had het op de weg van Mulkens gelegen om extra zorgvuldigheid te betrachten bij de wijze waarop hij zich in zijn eigen dagblad uitlaat over een (min of meer) concurrerend blad. Het was wellicht beter geweest als hij de verslaggever, door wie hij werd benaderd, had doorverwezen naar klaagster. Dat hij dat heeft nagelaten is - gelet op hetgeen hiervoor is overwogen - echter niet van zodanige aard, dat hij daarmee jegens klaagster journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. Er is geen sprake van ernstige beschuldigingen, die niet zonder toepassing van wederhoor gepubliceerd hadden mogen worden. (zie punten 1.1., 1.4. en 2.3.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor, misbruik van positie

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2009/13

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 6 februari 2009
door mw. mr. H. Troostwijk, voorzitter, drs. G.T.M. Driehuis, mw. E.H.C. Salomons en mr. A.H. Schmeink, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. F.G. Jansma, plaatsvervangend secretaris.

Stichting United Adoptees International Nederland / Adoptietijdschrift Uitspraak: gegrond
De klacht is gericht tegen het artikel "De valkuil van betrokkenheid" met de ondertitel "Een onderzoek dat de titel niet dekt", dat in de rubriek `achter de feiten aan' is gepubliceerd. Kern van de klacht is dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten wederhoor toe te passen. De Raad overweegt dat het een journalist vrijstaat over een bepaald feit zijn mening te verkondigen, mits duidelijk is dat het om zijn persoonlijke opvatting gaat. Dat is hier echter niet gebeurd. Het gewraakte artikel is niet geplaatst en opgemaakt als column of opiniërend stuk, en bevat tevens feitelijke berichtgeving. Er is geen sprake van een publicatie waarbij in beginsel geen wederhoor behoeft te worden toegepast. (zie punten 2.3.1. en 2.3.4. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2006/59)
In het artikel is vermeld dat klaagster althans haar voorzitter `behoorlijk hypocriet is door zijn eigen rol als sponsor en souffleur bij het onderzoek van de studenten van de Hogeschool van Amsterdam'. Voorts is vermeld dat klaagster althans haar voorzitter `opnieuw op een onzuivere manier over een vermeende samenhang tussen adoptie en kinderhandel aanstuurt en aan laat sturen'. Aldus is sprake van een zodanige diskwalificatie van klaagster c.q. haar voorzitter dat verweerder deze uitlatingen niet zonder toepassing van wederhoor had mogen publiceren. Verweerder heeft dit ten onrechte nagelaten, terwijl van hem - gezien de status van het tijdschrift in het adoptieveld - ter zake extra zorgvuldigheid mag worden verwacht. Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: hoor en wederhoor
· Feitenweergave: tendentieuze berichtgeving
· Aard van de publicatie: opinie/kritiek Publicatie op www.rvdj.nl/2009/6

X en Y / A. Ruitenbeek en Noordhollands Dagblad Uitspraak: deels gegrond
Klagers maken bezwaar tegen het artikel "Witwassers voor de rechter", dat gaat over een strafzaak tegen X en waarin het volledige woonadres van klagers is genoemd.
Ter zitting heeft Y desgevraagd laten weten dat klagers tegen de enkele vermelding van de straatnaam geen bezwaar zouden hebben gehad, omdat hun straat erg lang is. De Raad acht de vermelding van de straatnaam in dit geval dan ook niet ontoelaatbaar. Niet aannemelijk is geworden dat klagers daardoor voor het grote publiek identificeerbaar zouden zijn. Overigens hebben verweerders de straatnaam kennelijk vermeld in eerdere publicaties over klagers en hebben klagers daartegen geen bezwaar gemaakt.
De vermelding van het huisnummer vormt echter een te vergaande inbreuk op de privacy van klagers. Klagers kunnen door die vermelding eenvoudig worden geïdentificeerd en getraceerd, terwijl het achterwege laten van die vermelding geen afbreuk zou hebben gedaan aan de aard en inhoud van de berichtgeving. Met het vermelden van het huisnummer hebben verweerders dan ook de grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. Verweerders hebben dit overigens erkend. (zie punten
2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2008/32) Trefwoorden:

· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens, verdachten/veroordeelden
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/7

X / J. Schaafsma en De Telegraaf
Uitspraak: deels gegrond
Het artikel "Messentrekker mag doorleren" met het chapeau "Familie neergestoken jongen verbijsterd over voorlopige vrijlating" is tevens, in enigszins gewijzigde vorm, op de website www.telegraaf.nl geplaatst. Onder het artikel zijn diverse lezersreacties gepubliceerd. Klager heeft niet ontkend op enigerlei wijze betrokken te zijn geweest bij het steekincident waarover is bericht. De omissies in de berichtgeving zijn niet van zodanige aard dat verweerders daarmee journalistiek onzorgvuldig hebben gehandeld. Ook overigens is niet gebleken dat de berichtgeving relevante onjuistheden bevat. Er is verder geen grond aanwezig voor de conclusie dat verweerders zonder deugdelijke grondslag beschuldigingen aan het adres van klager hebben gepubliceerd c.q. ter zake tendentieus over klager hebben bericht. In dat verband overweegt de Raad nog dat het journalistiek gebruikelijk is dat een artikel in de kop scherp wordt aangezet. Daarmee worden alleen de grenzen van journalistieke zorgvuldigheid overschreden als de kop geen enkele grond vindt in het artikel. Daarvan is hier geen sprake (vgl. RvdJ 2008/53).
Dat klager de publicatie van een aantal lezersreacties als grievend heeft ervaren, is onvoldoende voor de conclusie dat verweerders deze reacties niet op hun website hadden mogen plaatsen. Gelet op hetgeen de Raad hiervoor heeft overwogen, bestaat geen grond voor de conclusie dat voor de uitlatingen jegens klager een feitelijke grondslag ontbreekt. Ook dit onderdeel van de klacht slaagt daarom niet. (zie punten 5.1., 5.4. en 5.5. van de Leidraad)
Voor zover de klacht is gericht tegen de vermelding van persoonlijke gegevens van klager, is deze wel gegrond. Weliswaar is in het artikel niet klagers volledige achternaam opgenomen, maar door de combinatie van de over hem vermelde gegevens kan hij - buiten de kring van personen bij wie hij al bekend was - eenvoudig worden geïdentificeerd en getraceerd. Niet is gebleken dat met de vermelding van al deze gegevens gezamenlijk een maatschappelijk belang is gediend, dat bovendien zwaarder weegt dan het individuele belang van klager. Verweerders hadden meer terughoudend kunnen berichten zonder dat afbreuk was gedaan aan de aard en inhoud van de berichtgeving. Niet is gebleken dat door het weglaten van bepaalde persoonlijke gegevens van klager - zodat hij niet meer voor het grote publiek herkenbaar zou zijn - een onaanvaardbare onduidelijkheid voor de lezer zou zijn ontstaan. Hieruit volgt dat verweerders niet op verantwoorde wijze het belang van klager bij de bescherming van zijn privacy hebben afgewogen tegen het maatschappelijk belang dat met de publicatie is gediend. De vermelding van klagers persoonlijke gegevens vormt een ongerechtvaardigde aantasting van klagers privéleven en verweerders hebben aldus grenzen overschreden van hetgeen - gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid - maatschappelijk aanvaardbaar is. (zie punten 2.4.1. en 2.4.5. van de Leidraad en vgl. RvdJ 2008/32) Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving
· Privacy: vermelding persoonlijke gegevens, verdachten/veroordeelden

· Aard van de publicatie: ingezonden brieven, reacties op websites
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/8

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 30 januari 2009
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. C.M. Buijs, mw. A.C. Diamand en T.R. Harkema, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris. Raadslid mw. mr. H.M.A. van Meurs heeft aan de behandeling van en beraadslaging over deze zaak deelgenomen, maar is vóór de schriftelijke vastlegging van de uitspraak als raadslid teruggetreden.

GlaxoSmithKline / `Zembla' (VARA/NPS)
Uitspraak: ongegrond
In `Zembla' is een reportage uitgezonden met de titel "Het omstreden kankervaccin". Klaagster meent dat de berichtgeving vooringenomen, tendentieus, eenzijdig en onjuist is. Verder heeft klaagster bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop bronnen zijn gebruikt. Verweerder heeft aangevoerd dat hij heeft beoogd aan de orde te stellen of de opname van het vaccin tegen baarmoederhalskanker in het Rijksvaccinatieprogramma wel op objectieve en onafhankelijke wijze tot stand is gekomen. Naar het oordeel van de Raad wordt dit voor de kijker ook genoegzaam duidelijk uit het geheel van de reportage. Het stond verweerder vrij om daarbij een kritische benadering te kiezen. Anders dan door klaagster gesteld, zijn niet alleen tegen- maar ook voorstanders van (spoedige) opname van het vaccin in het Rijksvaccinatieprogramma aan het woord gelaten. Daarbij is voldoende onderscheid gemaakt tussen feiten en meningen. De visies van de geïnterviewden zijn voor rekening van de betrokkenen gelaten en weliswaar door verweerder geduid, maar niet als feit gepresenteerd. Bovendien is de insteek van alle geïnterviewden aan de kijker voldoende duidelijk gemaakt.
Ook de marketingstrategieën van de farmaceutische industrie zijn van verschillende kanten belicht. Verweerder heeft kennelijk in het kader van zijn research voorafgaand aan de uitzending navraag gedaan bij klaagster en was vrij om klaagsters reactie te gebruiken op de wijze zoals hij heeft gedaan. Weliswaar is de farmaceutische industrie niet zelf aan het woord gelaten, maar de uitzending bevat genoeg elementen om ook op dit punt evenwichtig te zijn. De Raad neemt daarbij mede in aanmerking dat een deel van de door klaagster verstrekte informatie in de uitzending door anderen is verwoord.
Hoewel het vooraf aangekondigde toezichtbezoek door de Inspectie voor de Gezondheidszorg strikt formeel (in juridische zin) ten onrechte als `inval' is aangeduid, is dit niet van zodanige aard dat daarmee jegens klaagster journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij is mede van belang geacht dat de woordvoerder van de Inspectie aan verweerder heeft geschreven dat inspecteurs op deze manier optreden "wanneer het gaat om dit dossier `overtreding reclameregels
baarmoederhalskankervaccins'". De Raad deelt het standpunt van verweerder dat ook een dergelijk inspectiebezoek, waarbij informatie en documenten worden gevorderd, in de volksmond vaak een `inval' wordt genoemd.
De Raad is van oordeel dat de uitzending een voldoende genuanceerd beeld van het vraagstuk geeft en dat de kijker voldoende de ruimte wordt geboden de verschafte informatie te wegen. Verweerder heeft geen grenzen overschreden van hetgeen, gelet op de eisen van journalistieke verantwoordelijkheid, maatschappelijk aanvaardbaar is. (zie punten
1.1., 1.2., 1.4. en 1.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2008/52)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Feitenweergave: onjuiste, tendentieuze berichtgeving Publicatie op www.rvdj.nl/2009/5

---

Uitspraken vastgesteld d.d. 23 januari 2009
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. C.M. Buijs, mw. A.C. Diamand en T.R. Harkema, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris. Raadslid mw. mr. H.M.A. van Meurs heeft aan de behandeling van en beraadslaging over deze zaak deelgenomen, maar is vóór de schriftelijke vastlegging van de uitspraak als raadslid teruggetreden.

mr. A.S. van der Biezen / L. Burgwal en Panorama Uitspraak: ongegrond
In Panorama is een artikel verschenen onder de kop "Soms loopt het verkeerd af" met het chapeau "18 advocaten die onder vuur kwamen te liggen". Daarbij is een foto van klager geplaatst met het onderschrift "Heeft Arthur van der Biezen een kunstje geflikt met gestolen schilderijen?" Het artikel is op de cover aangekondigd met de tekst "In opspraak - maffiamaatje - vermoord - ADVOCATEN IN DE FOUT!". Volgens klager is zijn privacy ongerechtvaardigd aangetast en is ten onrechte geen gelegenheid geboden tot wederhoor. Onder het kopje "Verdacht van betrokkenheid bij heling" wordt aandacht besteed aan een kwestie rond klager die voorafgaand aan de publicatie in Panorama door verschillende media aan de orde is gesteld, waarbij in een aantal gevallen eveneens een afbeelding van klager is geplaatst. Hoewel deze omstandigheid verweerders niet ontslaat van een zelfstandige verantwoordelijkheid en zorgvuldigheid bij de plaatsing van het artikel, bestaat in dit geval geen grond voor het oordeel dat met de vermelding van klager in het artikel of de plaatsing van zijn foto journalistiek onzorgvuldig is gehandeld. Daarbij is mede in aanmerking genomen dat het artikel betrekking heeft op een groot aantal advocaten, onder wie klager, die allen een zekere bekendheid bij het Nederlandse publiek genieten. In het artikel wordt vermeld in hoeverre deze advocaten al dan niet ten onrechte zelf betrokken zijn (geweest) bij een strafrechtelijk onderzoek. Ten aanzien van de kwestie rond klager wordt daarbij duidelijk vermeld dat het gaat om een verdenking door Justitie. Nu klager bovendien ook voorafgaand aan deze kwestie veelvuldig in de media is geweest en zijn portret bij het Nederlandse publiek als bekend mag worden verondersteld, is naar het oordeel van de Raad geen sprake van een onevenredige aantasting van het privéleven van klager. (zie punten 2.4.1., 2.4.2. en 2.4.5. van de Leidraad van de Raad en vgl. RvdJ 2008/32)
Wat de kwestie rond klager betreft, wordt aangesloten bij hetgeen door het Openbaar Ministerie naar buiten is gebracht. Het artikel bevat een feitelijke weergave van deze gegevens, waarbij voldoende duidelijk wordt gemaakt dat het om een verdenking gaat en nog niet duidelijk is in hoeverre de door het OM vermoede betrokkenheid van klager juist blijkt te zijn. Ook het onderschrift bij de foto behelst geen beschuldiging nu daarin slechts in vraagvorm wordt aangeduid waarop het strafrechtelijk onderzoek, waarbij klager is betrokken, is gericht. Bovendien is een reactie van klager opgenomen die in een andere publicatie is verschenen en waarin klager de beschuldiging tegenspreekt. Gesteld noch gebleken is dat de berichtgeving ter zake onjuist of onvolledig is. Onder deze omstandigheden waren verweerders niet gehouden klager gelegenheid te bieden tot wederhoor. (zie punten
2.3.1. en 2.3.4. van de Leidraad)
Trefwoorden:

· Journalistieke werkwijze: bronnen, hoor en wederhoor
· Privacy: bekende persoonlijkheden, foto's, vermelding persoonlijke gegevens
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/2

W.F. de Koning / Zeilen
Uitspraak: ongegrond
Klager heeft verweerder een ingezonden brief gestuurd, waarvan het slot luidt: "De ingezonden brief van klager luidt: Het wordt een lastig verhaal als men tijdens het oversteken een aantal malen is uitgeweken. Op zee hoeft een zeiljacht in principe niet uit te wijken voor vrachtschepen. Alhoewel, het is waarschijnlijk verstandiger om dat wel te doen. Aangenomen mag worden dat de Kustwacht daar consideratie mee heeft." Vervolgens is in Zeilen het artikel "De kunst van het oversteken" gepubliceerd. Bij dit artikel is de door klager ingezonden brief geplaatst, waarbij het slot is gewijzigd als volgt: "Het wordt een ander verhaal als men tijdens het oversteken een aantal malen is uitgeweken. Op zee hoeft een zeiljacht in principe niet uit te wijken voor vrachtschepen (zeker wel in het
verkeersscheidingstelsel - red.). Aangenomen mag worden dat de Kustwacht daar consideratie mee heeft." De kern van de klacht betreft de wijze waarop verweerder het slot van klagers ingezonden brief heeft aangepast.
In zijn ingezonden brief heeft klager kennelijk het optreden van de Kustwacht aan de orde willen stellen. Klager heeft duidelijk willen maken dat een schip in beginsel een verkeersbaan moet oversteken `in een koers die een rechte hoek vormt met de verkeersrichting in de verkeersbaan'. Op het moment dat een schip niet `recht' maar `schuin' is overgestoken, kan de Kustwacht optreden. Als het `schuin' oversteken het gevolg is van wegzetting door wind of getij, moet de schipper dat kunnen aantonen, aldus de brief van klager. Daarnaast is het mogelijk dat de schipper `schuin' is overgestoken, omdat hij een aantal malen is uitgeweken. Duidelijk is dat klager heeft betoogd dat de Kustwacht naar verwachting `consideratie heeft met het feit dat men
- ook al hoeft het niet - tóch is uitgeweken'. De vraag is of de essentie van dát betoog van klager teniet is gedaan door de redactionele aanpassing van klagers brief. Naar het oordeel van de Raad is dat niet het geval. Klager kan worden nagegeven dat door de aanpassing van zijn brief het verloop van de slotpassage taalkundig (dat wil zeggen de verwijzing van het woord `daar' in de laatste zin) niet langer geheel juist is. Gelet op het begin van de passage "Het wordt een ander verhaal als men tijdens het oversteken een aantal malen is uitgeweken." zal echter voor de gemiddelde lezer nog steeds duidelijk zijn dat klager heeft betoogd dat de Kustwacht naar verwachting `consideratie heeft met het feit dat men - ook al hoeft het niet - tóch is uitgeweken'. In de gehele context van de brief is het punt van klager voldoende duidelijk gebleven. Wat de toevoeging van de redactie in de tekst van de brief betreft, overweegt de Raad dat het de redactie vrij staat om dergelijk commentaar te plaatsen. Hoewel het wellicht beter zou zijn geweest het commentaar - zoals gebruikelijk - ónder de brief te plaatsen, overweegt de Raad dat door de opmaak en toevoeging `red.' voldoende duidelijk is dat het een redactionele aanvulling betreft. De Raad ziet dan ook geen grond voor het oordeel dat verweerder, door de aanpassing van de ingezonden brief van klager, journalistiek onzorgvuldig heeft gehandeld. (zie punt 5.2. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Aard van de publicatie: ingezonden brieven Publicatie op www.rvdj.nl/2009/3

X / Peter R. de Vries, SBS6 en Endemol producties Uitspraak: ongegrond
In een aflevering van het televisieprogramma `Peter R. de Vries, misdaadverslaggever' is aandacht besteed aan de verdwijning van Natalee Holloway op Aruba, waarbij onder meer de werkwijze van het Openbaar Ministerie te Aruba in die zaak aan de orde wordt gesteld. Op een zeker moment komt daarbij Peter R. de Vries in beeld die het volgende vermeldt: "Wie heeft Joran die nacht geholpen? Wij kregen enkele zeer interessante en concrete tips en speelden die direct door aan de Arubaanse politie." Gedurende zes seconden wordt hierbij op de achtergrond een fragment getoond van een politiewagen, een passerende vrouw en manspersoon (klager). Kern van de klacht is dat klager, door hem herkenbaar in beeld te brengen, onevenredig in zijn privacy is aangetast.
De Raad overweegt dat de beelden worden vertoond als achtergrond bij een inleiding door Peter R. de Vries van een onderdeel van de reportage. Daarbij is De Vries prominent in beeld, en aan de zijkant daarvan zijn de - onscherpe - straatbeelden gemonteerd waarop onder andere klager voorkomt. Het is niet aannemelijk dat klager, door de wijze waarop hij in beeld is gebracht, voor het grote publiek herkenbaar is. Aldus kan niet worden geconcludeerd dat klagers privacy door de publicatie van het gewraakte fragment disproportioneel is geschaad. Dat klager wellicht door een beperkte groep uit zijn directe omgeving in het gewraakte fragment is herkend, kan daaraan niet afdoen. Bovendien is genoegzaam duidelijk dat de keuze van verweerders voor dit fragment met name verband houdt met de politieauto in combinatie met een straatbeeld, waarbij de getoonde personen moeten worden gezien als toevallige passanten. De Raad acht het dan ook niet aannemelijk dat klager in zijn privé- of professionele leven door de uitzending wordt gehinderd. (zie punt 2.4.1. van de Leidraad van de Raad)
Trefwoorden:

· Privacy: televisie
Publicatie op www.rvdj.nl/2009/4

---

Uitspraak vastgesteld d.d. 23 januari 2009
door mr. C.A. Streefkerk, voorzitter, drs. C.M. Buijs, mw. A.C. Diamand en T.R. Harkema, leden, in tegenwoordigheid van mw. mr. D.C. Koene, secretaris, en mw. mr. P.J. Blok, plaatsvervangend secretaris.

X / K. van der Linden en Haarlems Dagblad
Uitspraak: ongegrond
Klager maakt bezwaar tegen het artikel "'Ik had liever twintig jaar cel gehad dan tbs'". Daarin wordt verslag gedaan van een zitting van de rechtbank, waar werd beoordeeld of de maatregel van terbeschikkingstelling die was opgelegd aan klager, diende te worden verlengd.
Volgens het vaste oordeel van de Raad is het in het kader van verslaggeving over rechtszaken niet ontoelaatbaar dat standpunten van betrokken partijen enigszins worden aangezet en een niet geheel neutrale toon wordt gebruikt. (vgl. RvdJ 2008/49) Hoewel de omschrijving van het gepleegde delict in het begin van het artikel minder sterk aangezet had kunnen worden, is geen sprake van ontoelaatbare subjectieve berichtgeving. Daarbij overweegt de Raad dat niet is gebleken dat het artikel relevante feitelijke onjuistheden bevat en dat in het slot het delict op juiste wijze is omschreven. Trefwoorden:

· Feitenweergave: onjuiste, grievende berichtgeving
· Aard van de publicatie: rechtbankverslag Publicatie op www.rvdj.nl/2009/1

---

do 22 jan 2009 - Uitspraak vastgesteld d.d. 16 december 2008
- X / A.C.M. van de Luytgaarden en het Noordhollands Dagblad (RvdJ 2008/68)

Lees verder...
---

do 22 jan 2009 - Uitspraken vastgesteld d.d. 16 december 2008
- W.A. Boef / B. Middelburg, P. Vugts en Het Parool (RvdJ 2008/66)
- X / Beauty+ (RvdJ 2008/67)

Lees verder...
---

di 20 jan 2009 - Uitspraken vastgesteld d.d. 15 december 2008
- X / NRC Handelsblad (RvdJ 2008/62)
- S.L. van Tijn / 'Blauw' (AT5) (RvdJ 2008/63)
- X en Y / 'Het Zesde Zintuig - Plaats Delict' (RTL) (RvdJ 2008/64 en 2008/65)

Lees verder...
---

do 15 jan 2009 - Uitspraken vastgesteld d.d. 12 december 2008
- X / de Bunschoter (RvdJ 2008/58)
- X / T. de Jong en het Brabants Dagblad (RvdJ 2008/59)
- X / K. Scharrenberg en Panorama (RvdJ 2008/60)
- W.F. Holleeder / K. Scharrenberg en Panorama (RvdJ 2008/61)

Lees verder...
---

do 15 jan 2009 - Uitspraak vastgesteld d.d. 11 december 2008
- S. van der Zee / Noordhollands Dagblad (RvdJ 2008/57)

Lees verder...
---

ma 15 dec 2008 - Uitspraken vastgesteld d.d. 10 december 2008
- X / J. van der Graaf, Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. en Telegraaf Media Groep N.V. (De Telegraaf) (RvdJ 2008/53)
- X / P.J.C. Olsthoorn en PeO Productions B.V. (www.leugens.nl) (RvdJ 2008/54)

- X / J. van den Heuvel, B. Huisjes, Uitgeversmaatschappij De Telegraaf B.V. en House of Knowledge B.V. (RvdJ 2008/55)
- Amsterdance B.V. en PFL Beheer B.V. (Dance Valley) / âSpuiten en Slikkenâ (BNN) (RvdJ 2008/56)

Lees verder...
---

do 4 dec 2008 - Uitspraak vastgesteld d.d. 19 november 2008
- Vereniging tegen de Kwakzalverij / 'Uitgedokterd?!' (NCRV) (RvdJ 2008/52)

Lees verder...
---

ma 1 dec 2008 - Uitspraken vastgesteld d.d. 18 november 2008
- Y. Bouyafa / J. de Haas en De Telegraaf (RvdJ 2008/50)
- Leaseweb B.V. / K. Spaink, A. Schulte en Het Parool (RvdJ 2008/51)

Lees verder...
---

vr 17 okt 2008 - Uitspraken vastgesteld d.d. 14 oktober 2008
- GS Media BV (GeenStijl) / de Volkskrant (RvdJ 2008/48)
- X / de Stentor (RvdJ 2008/49)

Lees verder...
---

do 9 okt 2008 - Uitspraken vastgesteld d.d. 2 oktober 2008
- F.G. Koster en F.J. Stoker / A. Hertsenberg en TROS Opgelicht?! (RvdJ 2008/46)

- S. van de Werd / C. Buys, H. Kema en NOVA (RvdJ 2008/47)

Lees verder...
---

PRINTVERSIE

bg