SGP
16 - 02 - 09 | SGP: Mobiliteit heeft grenzen SGP: Mobiliteit heeft
grenzen
Het kabinet suggereert dat mobiliteit geen grenzen kent. Dat klopt
niet. Wie net doet alsof mobiliteit in een land als Nederland
onbeperkt is, doet geen recht aan de vele afwegingen en
spanningsvelden die er juist op dit terrein spelen: leefbaarheid,
veiligheid, schone lucht, duurzaamheid en de behoefte aan rust en
ruimte.
Dat stelt SGP-kamerlid Van der Staaij tijdens het overleg met minister
Eurlings en staatssecretaris Huzinga van Verkeer en waterstaat. De
SGP'er pleitte onder andere voor voortvarendheid bij de aanleg van de
RijnGouweLijn-west, het snel viersporig maken van het traject Den
Haag-Rotterdam en de Stedenbaan (ontsluiting Leiden en omstreken).
________________________________________
NO mobiliteit,
16 februari 2009
Van der Staaij
Verantwoord mobiel
Voorzitter. Eens zal er een geschiedenisboekje worden geschreven,
waarbij de auteur zijn grote verbazing uitspreekt over onze eeuw
waarin zo véél mensenlevens, zoveel rust, ruimte, landschap,
energiebronnen en schone lucht zijn opgeofferd louter aan mobiliteit.
Ik heb geen ruimte voor beschouwingen. Maar het trof mij opnieuw dat â
ondanks de toenemende signalen dat het personen- en goederenvervoer
tegen haar grenzen oploopt â de voorliggende notaâs nog steeds
suggereren dat mobiliteit in principe onbeperkt genoten kan worden:
âmobiliteit is onmisbaarâ. Dit doet geen recht aan de vele afwegingen
en spanningsvelden die een rol spelen rond mobiliteit: leefbaarheid,
veiligheid, schone lucht, gezonde natuur, verantwoord energiegebruik,
voldoende stilte en rust. Waarden die de burger óók gehonoreerd wil
zien.
De nota Mobiliteitsaanpak neemt zonder morren de enorme drang tot
mobiliteit als uitgangspunt; de overheid faciliteert. Zou het geen
meerwaarde hebben gehad indien de welhaast absolute
mobiliteitsvrijheid- en onafhankelijkheid inhoudelijk ter discussie
was gesteld en gekozen zou worden voor het concept âVerantwoord
mobielâ?
Voorzitter. De gepresenteerde Mobiliteitsaanpak borduurt voort op de
Nota mobiliteit. In een aantal opzichten vormt het echter een
aanscherping en aanvulling. De vraag is of dit op een evenwichtige
wijze plaatsvindt. Als ik de nota mobiliteit leg naast de
Mobiliteitsaanpak constateer ik dat de aanscherping en aanvulling met
name betrekking heeft op de korte-termijndoelstellingen. Dit mondt dan
ook primair uit in allerlei extra inzet op het gebied van landelijke
infrastructuur. In ieder geval geldt dit in financieel opzicht en we
weten dat dat leidend is!
Die inzet op hoofdwegen en hoofdspoor is op zichzelf hard nodig, maar
wel eenzijdig. De vaarwegen krijgen slechts een fooi. De nota
mobiliteit hechtte ook veel waarde aan een uitgekiend ruimtelijk
beleid om mobiliteit te verminderen. Waarom wordt daar (bijvoorbeeld
middels een intelligent locatiebeleid) niet een extra slag gemaakt? Of
op het gebied van fiscale maatregelen om mobiliteit te remmen? Of het
terrein van transportpreventie? Of een nog steviger inzet op regionaal
openbaar vervoer?
Juist als het gaat om het laatste is er nog veel te winnen. Ik verwijs
kortheidshalve naar de inhoudsvolle reactie vanuit de provincie
Zuid-Holland. Terecht legt deze reactie de vinger bij het feit dat de
Mobiliteitsaanpak niet primair werkt vanuit de gebiedsbenadering die
nodig is. Niet de vervoervraag moet leidend zijn, maar de ambitie om
regionaal OV op te plussen tot een samenhangend netwerk van OV in de
stedelijke netwerken. Juist in dichtbevolkte gebieden, zoals
Zuid-Holland, is hier veel te winnen. Aanzetten zijn er in deze
provincie genoeg, maar de samenhang is onvoldoende. Heel concreet moet
nu ook voortvarend worden gewerkt aan de RijnGouweLijn-west, maar ook
aan het programma Stedenbaan of het viersporig maken van het traject
Den Haag-Rotterdam.
Voorzitter. Het is helder, dat de staatssecretaris het belang van een
goed regionaal OV erkent. Maar door de decentrale overheden is erop
gewezen dat er een kloof gaapt tussen de ambities en de financiële
middelen die de decentrale overheden ontvangen. Het IPO heeft
becijferd dat hier tekorten liggen van ongeveer 600 miljoen euro per
jaar. Hoe gaat dit opgelost worden?
Daarnaast constateer ik een sluipende centralisatie, die niet spoort
met de intentie van de nota mobiliteit. Er zijn bezuinigingen
doorgevoerd ten aan zien van de BDU. Nu komt er weer extra geld
beschikbaar, maar dat loopt niet via de BDU, maar is vooral geoormerkt
of voorzien van allerlei scherpe criteria. Is dit een bewuste
koersverlegging?
In de mobiliteitsaanpak wordt geopteerd voor het zogenaamde concept
ârobuust wegennetâ, wat onder meer een verplaatsing impliceert van
verkeer van de rijkswegen naar het onderliggende wegennet. Dit zal
gaandeweg moeten worden uitgewerkt. Een belangrijk onderdeel, waarvoor
ik aandacht wil vragen, betreft de effecten van dit concept voor
kwetsbare verkeersdeelnemers zoals fietsers en voetgangers. Ook de
SWOV heeft expliciet gewezen op de mogelijke consequenties van dit
concept voor de verkeersveiligheid. Mijn fractie vindt dit een
belangrijk punt. Hoe zal dit worden meegenomen en verwerkt?
Dank u wel