Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Antwoord op Kamervragen over het verwaarlozen van paarden


16 februari 2009 - kamerstuk

Directie Landbouw

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

5 december 2008
2008Z08666/ DL. 2009/127
16 februari 2009 onderwerp 2080907160 bijlagen

Kamervragen over het verwaarlozen van paarden.
Geachte Voorzitter,

Hierbij stuur ik u de antwoorden op vragen van Kamerlid Thieme (PvdD) over een dood paard in Nietap.


1
Kent u het bericht "opnieuw dood paard in Nietap"?

Ja.


2
Is het waar dat bij de bewuste handelaar paarden dagen of zelfs wekenlang dood in het weiland blijven liggen, zonder dat adequaat wordt opgetreden door opsporingsinstanties, tot frustratie van dierenbeschermers en omwonenden? Zo neen, hoe luidt dan de juiste toedracht?

Ik betreur het dat dergelijke situaties van verwaarlozing voorkomen. De AID heeft een controle ingesteld op basis van een melding. Er is vastgesteld dat er een dood paard aanwezig was in het perceel. Het paard heeft daar maximaal 1 week gelegen en was aangevreten door natuurlijke predatoren. Hiervoor is proces-verbaal opgemaakt. Daarnaast zijn de aanwezige paarden(pony's) bekeken door een dierenarts. De houder heeft de opdracht gekregen om van enkele pony's de hoeven te laten bekappen en twee paarden naar een stal te verplaatsen.

De AID is daar in totaal drie keer geweest en houdt wekelijks de zaak in de gaten.

Datum Kenmerk Paraaf: Vervolgblad
16 februari 2009 DL. 2009/127 2


3 en 4
Deelt u de mening dat de huidige strafmaat voor dit soort overtredingen kennelijk ontoereikend is, gelet op het feit dat dergelijke voorvallen bij herhaling voorkomen? Zo neen, waarom niet?

Bent u bereid spoedig te komen met zwaardere straffen voor het stelselmatig verwaar- lozen van dieren, waaronder bijvoorbeeld een levenslang houdverbod voor recidivisten? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo neen, waarom niet?

Mishandeling en verwaarlozing van dieren (artikelen 36, eerste lid en 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD)) zijn misdrijven, die bestraft kunnen worden met een gevangenisstraf van drie jaar of een geldboete van 18.500,-. Voor rechtspersonen geldt dat maximaal een geldboete van 74.000,- kan worden opgelegd. Daarnaast is het mogelijk om als bijzondere voorwaarde een houdverbod van maximaal drie jaren op te leggen. Bovendien is er momenteel een initiatiefwetsvoorstel van de leden Waalkens (PvdA) en Ormel (CDA) aanhangig bij uw Kamer, waarin onder meer wordt voorgesteld om deze termijn van drie jaren uit te breiden naar een termijn van tien jaren.

Ik ben van mening dat de huidige regelgeving voldoende mogelijkheden biedt om aan overtreders van de artikelen 36, eerste lid, en 37 een passende straf op te leggen. Het is aan de rechter om de hoogte van die straf te bepalen.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --