Ministerie van Buitenlandse Zaken
Kamerbrief inzake Suriname/Twinning faciliteit
13-02-2009
Graag bied ik u hierbij de reactie aan op de aangehouden motie van het Lid
Ferrier (Tweede Kamer, 2008-2009, 20 361, nr. 138) met het verzoek aan de
regering om te bewerkstelligen dat beide partners, van Surinaamse en Nederlandse
zijde, in het kader van de Twinning faciliteit projectvoorstellen in kunnen
dienen en penvoerder kunnen zijn tijdens de uitvoering van projecten.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
De motie van het Lid Ferrier heeft betrekking op de indiening van
projectvoorstellen onder de Twinning faciliteit, alsook het penvoerderschap
tijdens de uitvoering. De gelijkwaardigheid van Nederlandse en Surinaamse
organisaties zou daarbij in het geding zijn vanwege de door de
Uitvoeringsorganisatie Twinning faciliteit Suriname-Nederland (UTSN) gemaakte
keuze voor het penvoerderschap door een Nederlandse rechtspersoon. Deze keuze
doet mijns inziens niet aan af aan het principe van gelijkwaardigheid. De
gelijkwaardigheid van Surinaamse en Nederlandse partners staat bij mij hoog in
het vaandel. Dat geldt ook voor de UTSN.
Zoals ik op 17 december 2008 tijdens het Algemeen Overleg over Suriname heb
benadrukt, kan een Surinaamse organisatie zeker een projectvoorstel indienen in
het kader van de Twinning. Mits deze natuurlijk een Nederlandse counterpart
heeft. Dat is immers het basisidee van Twinning. Het feit dat zowel Surinaamse
als Nederlandse organisaties projectvoorstellen kunnen indienen is een teken van
gelijkwaardigheid.
Voor de projectadministratie ligt de situatie anders. De UTSN wil die
overzichtelijk en beheersbaar houden. Zij heeft er daarom voor gekozen om in de
fase van uitvoering alleen met Nederlandse rechtspersonen als penvoerder van een
project te werken, en onder Nederlands recht. Dit is ook zo in de
financieel-juridische kaders van de Twinning vastgelegd. Mochten er onverhoopt
problemen bij de uitvoering van een project ontstaan, dan kan de UTSN binnen het
Nederlandse rechtssysteem eventuele geschillen beslechten. Deze juridische
eenduidigheid komt de bedrijfsvoering achter de Twinning ten goede, hetgeen
wenselijk is vanwege de verantwoording en controle van de bestedingen. Deze
administratieve constructie is door UTSN zeker niet disciminatoir bedoeld. Ook
voor UTSN staat gelijkwaardigheid in de Twinning voorop. Het is ook om die reden
dat initiatieven zowel uit Suriname als uit Nederland kunnen komen en aan beide
kanten van de oceaan kunnen worden ingediend.
Om ook de administratieve gelijkwaardigheid van Twinning partners te
vergroten, zal de UTSN in de aankomende ronde invoeren dat de
financieringsovereenkomst met UTSN niet alleen wordt getekend door de penvoerder
(als zijnde juridische contractpartner), maar door alle
samenwerkingspartners (als subcontractanten). Dat bevestigt formeel dat de
financieringsovereenkomst alleen getekend kan worden na en met
formele instemming van alle betrokken partijen, in Suriname en in Nederland.
Daarmee dragen dus ook alle partijen verantwoordelijkheid voor de uitvoering van
het project.
Wat betreft de gelijkwaardigheid in salarissen kan ik melden dat deze zijn
vastgesteld op basis van de dagtarieven van de Economische Voorlichtingsdienst
(EVD). Afhankelijk van het reguliere salaris van de projectmedewerker dat hij of
zij normaliter verdient, wordt een maximaal dagtarief gehanteerd. In de praktijk
zullen de Nederlandse en Surinaamse medewerkers veelal verschillende (reguliere)
salarisniveau's kennen en dus in het project ook verschillende dagtarieven in
rekening mogen brengen.
De Twinning faciliteit heeft de volle aandacht vanuit het Surinaamse en het
Nederlandse maatschappelijk middenveld. Ook voor de tweede indieningsronde is
weer veel belangstelling. De UTSN heeft onlangs in Suriname constructief overleg
gevoerd met mijn counterpart, Minister Van Ravenswaay van het ministerie van
Planning en Ontwikkelingssamenwerking (PLOS). Ik heb het belang van een goed
contact tussen de UTSN en PLOS ook benadrukt in mijn contacten met UTSN en met
Minister Van Ravenswaay. Afgesproken is dat het ministerie van PLOS zal worden
geïnformeerd over de goedgekeurde projecten. Minister Van Ravenswaay heeft
waardering voor de Twinning faciliteit als één van de instrumenten in de nieuwe
samenwerkingsrelatie tussen onze beide landen. Hij vraagt wèl dat UTSN ervoor
zorgt dat geen projecten worden goedgekeurd die in strijd zijn met het
Surinaamse overheidsbeleid, of die na afloop een hypotheek (kunnen) leggen op de
Surinaamse overheidsbegroting. Ik onderschrijf het standpunt van Minister Van
Ravenwaay. De UTSN heeft Minister Van Ravenswaay geïnformeerd over het
beoordelings- en toekenningsproces en aangegeven dat daarbij nadrukkelijk wordt
gelet op complementariteit met het Surinaamse overheidsbeleid en op aspecten van
duurzaamheid.
In het beoordelingskader van de UTSN is de aandacht voor het duurzame
karakter van projecten een belangrijk ijkpunt. Zo moeten de indieners kunnen
aantonen dat na afronding van het project de resultaten blijven doorwerken. Er
wordt daartoe bijvoorbeeld gelet op de inbedding van de resultaten in de
Surinaamse organisaties. De Twinning faciliteit is gericht op versterking en
vergroting van de capaciteit van het Surinaamse kader. Niet op het wegdrukken of
overnemen daarvan door Nederlanders of Nederlandse organisaties.
De evaluatie van de Twinning faciliteit staat voor het derde jaar gepland.
Dat is in 2011. De Twinning faciliteit is dan goed op gang en kan dan ook beter
worden beoordeeld. De evaluatie zal zich onder meer richten op de vraag hoe de
UTSN het beleidskader voor de Twinning faciliteit heeft ingevuld en de vraag in
hoeverre beoogde projectresultaten, zoals die zijn vastgelegd in de plannen,
zijn behaald. En of in de Twinning faciliteit verbetering of aanpassing nodig is
en, zo ja, welke. Wie de evaluatie zal uitvoeren zal in 2010 worden bezien.
Recent heb ik het budget voor de Twinning faciliteit van 8 naar 12 miljoen
euro verhoogd vanwege de enorme belangstelling. De Twinning voorziet in een
behoefte. Het enthousiasme binnen zowel de Surinaamse als de Nederlandse
gemeenschap en de kwaliteit van de ingediende voorstellen hebben in de eerste
ronde geleid tot de vrijwel gehele uitputting van het oorspronkelijke budget. Om
de Twinning faciliteit een werkelijke kans te geven heb ik tot deze verhoging
besloten. Ik heb dit ook met de Kamer besproken tijdens het Algemeen Overleg
Suriname van 17 december 2008.
Al met al is de Twinning faciliteit goed en onder grote belangstelling uit de
startblokken gekomen. Ik verzeker u van mijn blijvende aandacht voor dit
instrument. Het is een belangrijk onderdeel van de nieuwe relatie tussen
Nederland en Suriname en levert een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van
Suriname.
Ministerie van Buitenlandse Zaken