4. Toezending Tussenrapportage 2008 sportbeleid
Toezending Tussenrapportage 2008 sportbeleid
Kamerstuk, 12 februari 2009
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
12 februari 2009
S/TOP-SP-2911290
Hierbij doe ik u, zoals toegezegd, de `Monitor/evaluatie sportbeleid
ministerie van VWS, Tussenrapportage 2008' toekomen.
Deze Tussenrapportage is op mijn verzoek opgesteld door het W.J.H.
Mulier Instituut. De rapportage betreft de beleidsperiode 2006-2008 en
bevat de monitoring gegevens over de voortgang van de uitvoering van
de beleidsbrief
De Kracht van Sport (oktober 2007), alsmede de uitvoering van de
nota's
Tijd voor Sport (september 2005) en Samen voor Sport (juni 2006).
Ik ben voornemens eind 2010 een evaluatierapport op te stellen over de
op
dat moment bereikte resultaten. Het voorliggende rapport is derhalve
te beschouwen als een tussenstand.
Algemeen beeld van de voortgang
Uit de Tussenrapportage blijkt dat we met de uitvoering redelijk tot
goed op weg zijn en dat de programma's in het algemeen succesvol
verlopen. Ook wordt geconcludeerd dat de focus op een beperkt aantal
prioritaire programma's goed werkt en succesvol verloopt. Een
dergelijke constatering zie ik als steun voor de gevolgde aanpak en
geeft mij vertrouwen voor de komende periode.
Voor sommige programma's zijn de doelen zelfs al tussentijds in
positieve zin bijgesteld aan de hand van de bereikte resultaten, zoals
bij de beweegdoelen.
In de slotbeschouwing van de Tussenrapportage wordt geconstateerd dat
bij de uitvoering van het beleid sprake is van herkenbare lijnen en
nieuwe paden.
Het landelijk sportbeleid is opgebouwd rond de drie pijlers Bewegen,
Meedoen
en Presteren. In de beleidsbrief De Kracht van Sport heb ik aangegeven
dat de uitvoering van de programma's uit de eerdere sportnota's wordt
voortgezet en heb ik daarnaast een zestal beleidsprioriteiten benoemd,
te weten:
* versterking sportverenigingen;
* gehandicaptensport;
* stimulering actieve leefstijl;
* talentontwikkeling;
* sportiviteit en respect;
* sport en internationale samenwerking ( waaronder
ontwikkelingssamenwerking).
Voor deze prioriteiten is ook extra geld beschikbaar gekomen. Die
extra middelen worden met name ingezet voor versterking van de
sportverenigingen (via aanstelling van combinatiefuncties),
gehandicaptensport en een extra impuls voor het Nationaal Actieplan
Sport en Bewegen.
In de komende jaren zal bijna een kwart van het sportbudget worden
besteed
aan betere begeleiding van talenten, het aanstellen van
(talent)coaches en
meer mogelijkheden voor goede combinatie van topsport en onderwijs.
De overheid sluit daarmee aan bij de ambities van de sport zelf op dit
gebied, namelijk een plaats bij de mondiale top-10 landen. Voorts is
in de beleidsbrief
De Kracht van Sport een paragraaf opgenomen over het Olympisch Plan
2028.
Ontwikkeling in sportparticipatie
Een belangrijke doelstelling van het landelijk sportbeleid is om meer
mensen in ons land aan het sporten en bewegen te krijgen. Het streven
is om van Nederland een sportland te maken, een sportieve samenleving
waarbij zoveel mogelijk mensen sporten en bewegen, zoveel mogelijk
mensen betrokken zijn bij hun sport en waar mensen elkaar ontmoeten
met respect voor de beginselen van sportiviteit en fair play.
Wat mij in de Tussenrapportage opvalt is de constatering dat de
sportparticipatie weliswaar toeneemt (65% van de bevolking sport
maandelijks of vaker, dat was 61%) maar dat naar verhouding minder
sporters lid worden van een sportvereniging. Dat blijkt overigens ook
uit de Rapportage Sport 2008 van het SCP, die u per brief van 22
december 2008 is toegezonden. Uit het SCP-rapport blijkt ook dat het
aandeel van de leeftijdsgroep 4-12 jaar voor het eerst een (licht)
dalende lijn te zien geeft en dat de stijging van de sportdeelname
zich vooral voordoet bij de groep ouderen. Wat de groep ouderen
betreft, merkt het SCP nog op dat zich weliswaar een groei heeft
voorgedaan in sportdeelname maar dat desondanks nog slechts een klein
deel van de ouderen actief sport. Volgens het SCP liggen daar ook
goede kansen voor een succesvol beleid met betrekking tot sport en
bewegen, juist ook voor verenigingen.
Het Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2006/2007 van TNO, dat u tevens
op 22 december 2008 is toegezonden, bevestigt dit beeld. Van de
sporters haalt 30% de beweegnorm niet. TNO vraagt daarbij met name om
extra aandacht voor de doelgroep jeugd, gezien het lage percentage
jeugdigen dat de voor hen geldende combinorm haalt. Ook wordt aandacht
gevraagd voor de risico's van wat wordt genoemd de sedentaire
leefstijl, waarin `activiteiten' domineren met een erg laag
energieverbruik zoals zitten of liggen. Verwacht mag worden, aldus het
TNO- rapport, dat een dergelijke leefstijl (die risico's kent op onder
meer overgewicht en diabetes) de komende periode eerder toe- dan af
zal nemen. Geconcludeerd wordt dat het daarom van groot belang is deze
ontwikkeling goed te volgen en effectieve interventies te ontwikkelen
en implementeren ter reductie van sedentair gedrag.
De voorgaande constateringen zijn voor mij een belangrijk signaal om
het in gang gezette beleid rond versterking van de sportverenigingen
en de stimulering van een actieve leefstijl met kracht door te zetten.
Samenwerking met partners
In de Tussenrapportage wordt verder aangegeven dat de samenwerking met
partners goed lijkt te werken. Sport is een gezamenlijke
verantwoordelijkheid
van de betrokken partijen en met partners zijn goede afspraken gemaakt
over
de uitvoering en de te leveren prestaties. Tegelijkertijd wordt
opgemerkt dat
dit wel eisen stelt aan de verantwoording. Binnen de
financieringsstromen richting gemeenten is de verantwoordingsplicht
juist versoepeld, waardoor gemeenten meer mogelijkheden krijgen om de
middelen naar eigen inzicht te besteden.
Op zich sluit deze constatering van het Mulier Instituut goed aan bij
het bestuurs-akkoord dat het kabinet met gemeenten heeft gesloten en
waarin decentralisering, vertrouwen en beperking van administratieve
lasten kern-begrippen zijn. Het samen optrekken met gemeenten maakt
het evenwel wenselijk in voldoende mate inzicht te krijgen in de
effectiviteit en efficiency van de ingezette middelen. In de
Tussenrapportage wordt dan ook voorgesteld de monitoring op dit punt
aan te passen en een structuur te ontwikkelen die daarin kan voorzien.
Ik neem dit punt ter harte en zal in de komende periode bezien welke
acties nodig zijn om enerzijds de informatievoorziening op een
adequaat niveau te garanderen en anderzijds ook doelstellingen met
betrekking tot de administratieve lasten te respecteren.
Naast de constatering dat het beleid succesvol is in het betrekken van
partners bij de uitvoering, wordt in de Tussenrapportage opgemerkt dat
we er in zijn geslaagd de interesse voor sport en sportbeleid bij
andere departementen te vergroten.
Ik sluit me daarbij graag aan. In toenemende mate zien andere
departementen mogelijkheden om sport in te zetten voor het realiseren
van de eigen beleids-doelstellingen. De maatschappelijke functie maakt
sport gewild en kansrijk voor het realiseren van belangrijke
kabinetsdoelen op het gebied van bijvoorbeeld preventie en gezondheid,
jeugd, onderwijs, actief burgerschap, integratie, wijkaanpak en
internationaal beleid. Zo is met de collega's Dijksma en Van
Bijsterveldt van OCW het beleidskader `Sport, bewegen en onderwijs'
tot stand gekomen en wordt de gezamenlijk met minister Koenders
opgestelde notitie over Sport en Ontwikkelingssamenwerking thans in
uitvoering genomen. Het beleid om daarmee `over de grenzen' van de
sport raakvlakken met andere beleidsterreinen te realiseren blijkt aan
te slaan. Dat is een belangrijke constatering, mede met het oog op de
komende discussies rond het Olympisch Plan 2028.
Voortgang beleidsprioriteiten
Voor de stand van zaken van de verschillende programma's verwijs ik u
naar de inhoud van de Tussenrapportage.
In deze paragraaf wil ik kort stilstaan bij de voortgang van de
beleidsprioriteiten, het Olympisch Plan en de moties.
Versterken sportverenigingen
Vanaf 1 januari 2008 heeft de eerste tranche gemeenten een
rijksuitkering voor combinatiefuncties ontvangen (Impuls brede
scholen, sport en cultuur). Met deze impuls wordt beoogd om via de
aanstelling van 2500 combinatiefuncties de doelen van sport, onderwijs
en cultuureducatie met elkaar te verbinden en daarmee tevens de
sportverenigingen te versterken. Na de zomer hebben de meeste
gemeenten hun eerste combinatiefunctionarissen aangesteld. De recente
eenmeting van de VNG geeft evenwel aanleiding tot enige zorg. Per
1 januari 2009 hebben de gemeenten samen iets meer dan de helft van
het aantal fte's gerealiseerd dan was afgesproken. Cofinanciering voor
2009 is geregeld voor circa 75% van de functies. NOC*NSF heeft mij van
haar zorgen over de inzet van combinatiefunctionarissen voor de
sportvereniging in kennis gesteld.
Individuele gemeenten die nog geen cofinanciering hebben gerealiseerd,
zijn of worden op korte termijn bezocht door VWS/OCW.
Eind januari heb ik met staatssecretaris Dijksma een
wethoudersbijeenkomst met de G31 gehouden, waarbij de voortgang van de
uitvoering van de Impuls is besproken. Daarbij is onder meer aan de
orde geweest dat de betreffende gemeenten een inhaalslag zullen maken
om de afgesproken aantallen combinatie-functies te halen.
In 2009 start de tweede tranche van gemeenten. Alle tot nog toe
benaderde gemeenten - inmiddels meer dan 100 - hebben aangegeven aan
de Impuls te willen meedoen, zij het dat een aantal gemeenten met het
oog op de cofinanciering liever start in 2010.
Daarnaast wil ik met een aantal sportbonden en gemeenten overleggen op
welke wijze op lokaal niveau verschillende programma's (zoals
combinatiefuncties, NASB impuls, inzet gemeentelijke sportconsulenten
en verenigingsondersteuners van sportbonden) nog beter met elkaar in
verbinding kunnen worden gebracht.
De 9 sportbonden en 11 gemeenten die het programma Meedoen uitvoeren
zijn al een eind gevorderd. De ruim 500 betrokken sportverenigingen
hebben samen al meer dan 12.000 nieuwe jeugdleden geworven waarvan ca.
de helft allochtone jeugdleden. Gemiddeld is het percentage allochtone
jeugd met ruim 25% toegenomen, een prima tussenresultaat.
De uitvoering van de proeftuinen nieuwe sportmogelijkheden verloopt
succesvol. Er waren er 12 voorzien, maar inmiddels is de 15e proeftuin
gestart. Elke proeftuin laat een ander aspect zien van een vernieuwend
sportaanbod, zoals de naschoolse opvang, de sportvereniging als
leerbedrijf of sport voor diverse doelgroepen.
De resultaten van deze proeftuinen zullen landelijk worden verspreid,
zodat ook andere verenigingen hun voordeel kunnen doen met de opgedane
ervaringen.
Op dit moment wordt, ter uitvoering van de motie-J. de Vries c.s.
(2007) over het opstellen van een plan van aanpak voor het
terugdringen van de beleefde administratieve lastendruk, een plan van
aanpak ontwikkeld op basis van een quick-scan van NOC*NSF onder de
sportbonden. Daarbij zal onder meer aan de orde komen welke resultaten
zijn geboekt sinds het verschijnen van het rapport van de
werkgroep-Atsma (2005) en tegen welke knelpunten de sport nu aanloopt.
Op basis daarvan kan worden besloten op welke wijze de
sportverenigingen concreet kunnen worden ondersteund, bijvoorbeeld
door de verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van
informatie en de signalering van knelpunten door de sportsector zelf.
De stand van zaken van de uitvoering van de motie-J. de Vries c.s.
(2007) over het opstellen van een plan van aanpak voor het versterken
van de sportverenigingen door middel van aandacht voor werving en
behoud van vrijwilligers is als volgt.
Het plan van aanpak dat in overleg met NOC*NSF voor de uitvoering van
deze motie is opgesteld, gaat ervan uit dat in de eerste plaats wordt
nagegaan welke informatie voorhanden is over de feitelijke knelpunten
bij behoud en werving van vrijwilligers. Vervolgens kan worden
vastgesteld of en zo ja welke aanvullende maatregelen genomen kunnen
worden om de geconstateerde knelpunten het hoofd te bieden.
Een onlangs gehouden expertmeeting met o.m. enkele sportbonden,
NOC*NSF en NL Coach bevestigde het beeld dat werving en behoud van
kader voor veel sportverenigingen nog steeds een groot knelpunt vormt.
De inzet van combinatie-functionarissen en verenigingsondersteuners
van sportbonden is hierbij van grote waarde maar lost de problematiek
op zich niet op. Mede in dat licht ben ik dan ook voornemens het
huidige kaderbeleid (subsidiëring van opleidingen) te herzien en beter
af te stemmen op de feitelijke knelpunten bij de verenigingen.
Ik streef er naar de contouren van dit nieuwe kaderbeleid (vanaf 2010)
in de zomer van 2009 gereed te hebben. De sport zal daar nauw bij
worden betrokken.
Mensen met een handicap
Het door Gehandicaptensport Nederland en NOC*NSF opgestelde
gezamenlijk plan van aanpak voor de gehandicaptensport is inmiddels in
uitvoering genomen.
Het gaat om een aanpak langs twee lijnen: sport en bewegen in het
speciaal onderwijs, waarvoor het project `Special Heroes' wordt
uitgerold, en de bevordering van een actieve leefstijl bij
zorginstellingen voor mensen met een verstandelijke handicap. De
resultaten van de monitor sportdeelname zullen bij de verdere
uitvoering worden betrokken.
Verder heb ik als belangrijke prioriteit om de sportwereld en de
zorgwereld meer met elkaar te verbinden. De zorgwereld, waarin
patiënten dikwijls vooral beschermd worden benaderd, sluit op dit
moment nog onvoldoende aan op de sportwereld, waarin mensen juist
worden gestimuleerd tot een actieve leefstijl en om hun grenzen te
verleggen. Een dergelijke benadering zou ik graag meer gemeengoed zien
worden in de zorgsector. Gehandicaptensport Nederland zal in april
2009 een symposium over dit onderwerp organiseren.
Over de verlenging van de vervoersregeling voor teamsporters heb ik u
per brief van 18 december 2008 geïnformeerd. Daarin staat dat de
vervoersregeling met een jaar (2009) is verlengd en dat eind 2009 een
structurele oplossing zal zijn gerealiseerd.
Mede op basis van de evaluatie van de Paralympics in Beijing zal
worden nagegaan of het topsportbeleid voor gehandicapten bijstelling
verdient.
Actieve leefstijl
De voortgang van de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen
verloopt naar wens. Op dit moment doen al 44 gemeenten mee met de
eerste tranche en de verwachting is dat binnen twee jaar niet alleen
de 100 gemeenten die een uitkering ontvangen uit de impuls zullen
meedoen, maar dat ook andere gemeenten beweegachterstanden structureel
zullen aanpakken. Daarnaast worden 10 sportbonden ondersteund voor de
verdere uitvoering van laagdrempelige sportconcepten als Start to Run
of knotshockey.
In 2009 en volgende jaren zal ook het thema `fysieke ruimte' aandacht
krijgen door samenwerking van het NISB met de Vereniging Sport en
Gemeenten. Daarbij zal worden nagegaan op welke wijze de fysieke
omgeving kan uitnodigen tot meer sporten en bewegen.
De aandacht in de gezondheidssector voor gunstige effecten van sport
en beweging blijft toenemen. Zo is er een intensieve en brede
samenwerking ontstaan tussen veldorganisaties en verantwoordelijke
instanties om de zogenaamde Beweegkuur, voor nader te bepalen
doelgroepen te vergoeden via
de Zorgverzekeringswet, ook als preventieve voorziening. In de
binnenkort te verschijnen nota `Overgewicht' zal ook aandacht worden
besteed aan de inzet van sport en beweging als bijdrage aan de aanpak
van dat maatschappelijke probleem.
Talentontwikkeling
De pilot talentcoaches, die er op is gericht om ervaringen op te doen
met het werken met een aantal specifieke talentcoaches, loopt naar
wens en blijkt in een duidelijke behoefte te voorzien. De pilot, die
loopt tot 2011, is daarom uitgebreid tot in totaal 20 coaches bij 12
sportbonden. Aan de hand van een evaluatie van deze pilot zal te
zijner tijd worden besloten over het vervolg hiervan.
De komende drie jaren zal ik steun verlenen aan een pilot voor de
verdere ontwikkeling van het concept van Centrum voor Topsport en
Onderwijs (CTO)
op vier locaties, te weten Heerenveen, Amsterdam, Papendal en
Eindhoven. In een CTO worden voorzieningen voor topsport, onderwijs en
huisvesting gecombineerd.
Niet uitgesloten is dat er in de toekomst ook op andere locaties
vergelijkbare initiatieven worden genomen. NOC*NSF heeft hierbij een
belangrijke adviserende rol.
Ter uitvoering van de motie-Atsma/Koppejan (2008) zal ik u op basis
van een feitenonderzoek komend voorjaar informeren over de
mogelijkheden van een LOOT-school in Zeeland.
Voorts heeft NOC*NSF aandacht gevraagd voor een mogelijke
differentiatie van de stipendiumregeling voor verschillende groepen
topsporters die daarvan gebruik maken. Volgens de huidige regeling is
dit niet goed mogelijk, maar wellicht kan hier een verbinding worden
gelegd met de eventuele mogelijkheden van aanstelling van topsporters
bij overheidsinstellingen, zoals ook bepleit in de motie-Atsma/J.de
Vries (2008) over topsportselecties bij andere ministeries. Ik zal
hier met NOC*NSF nader overleg over voeren.
Ter uitvoering van deze motie zal ik, naar analogie van de
topsportselectie bij Defensie, nagaan of ook andere sectoren binnen
het rijk werkgever van topsporters kunnen worden. Ik zal dit onderwerp
in eerste instantie bespreken met de minister van BZK en u voor de
zomer van 2009 nader informeren.
Sportiviteit en respect
Afgelopen jaar is de Stichting Homosport Nederland gestart met de
uitvoering van maatregelen zoals genoemd in de kabinetsnota `Gewoon
homo zijn'. Onlangs is de sportalliantie `Gelijkspel, gewoon homo
zijn, óók in de sport' opgericht, met als partners de Stichting
Homosport Nederland, NOC*NSF, Nederlandse Sport Alliantie, John
Blankenstein Foundation, COC Nederland en Movisie. De alliantie zal
zich richten op de acceptatie van homoseksualiteit in de sport, onder
andere door het oprichten van een homosporters-netwerk en door mede
uitvoering te geven aan de maatregelen uit de kabinetsnota.
In 2009 zal de Nederlandse Sport Alliantie (NSA) op projectbasis
worden gesteund tot een bedrag van maximaal EUR 1 mln. Een deel van
dat bedrag is bestemd voor de verdere opbouw van een eigen
werkorganisatie van de NSA.
NOC*NSF heeft mij voorts geïnformeerd dat voor de NSA jaarlijks een
bedrag van EUR 300.000 uit de Lottomiddelen beschikbaar is.
De aandacht voor de scheidsrechters in de sport is door het Masterplan
Arbitrage sterk toegenomen en heeft tot nieuwe initiatieven geleid.
Eén daarvan is bijvoorbeeld het initiatief van de KNVB om in de
komende tijd een extra inspanning te leveren om vrouwelijke
scheidsrechters te werven en te behouden.
Op het terrein van vrouwenemancipatie heeft het ministerie van OCW
samen met VWS, SZW WWI en zes gemeenten een convenant afgesloten ten
behoeve van het project `Duizend en één kracht; vrouwen en vrijwillige
inzet'. In het verlengde hiervan zijn VWS en OCW gezamenlijk het
project gestart `(maatschappelijke) participatie allochtone vrouwen in
de sport'.
Sport en ontwikkelingssamenwerking
De beleidsbrief Een kans voor open doel. De kracht van sport in
ontwikkelingssamenwerking is een belangrijke nieuwe impuls op het
gebied van sport en ontwikkelingssamenwerking. Het beleid concentreert
zich op ondersteuning van sportontwikkelingsprogramma's in tien landen
waarmee Nederland een bijzondere relatie onderhoudt. De beschikbaar
gestelde middelen in 2008 hebben bijgedragen aan kleinschalige
projecten in Suriname, Mozambique, Zuid-Afrika, Zambia, Kenia en
Burkina Faso. NOC*NSF en ambassades ontwikkelen momenteel nieuwe
plannen van aanpak voor de meerjarige inzet van Nederlandse
organisaties en lokale organisaties in de verschillende landen op
basis van een programmatische insteek. Bij de opstelling van de
landenprogramma's gaan NOC*NSF en ambassades uit van de criteria zoals
vraaggerichtheid, lokaal ownership en duurzaamheid en is er met name
aandacht voor de doelgroepen jeugd, vrouwen en meisjes en
gehandicapten.
Sport en EU
In de afgelopen periode hebben de Europese Commissie, de
sportministers en de sport met elkaar gesproken over de behoefte aan
meer juridische zekerheid voor organisatieregels van de sport. Langs
de lijnen van het Frans-Nederlandse memorandum, dat ik op de informele
EU-sportministersbijeenkomst in Lissabon (2007) gepresenteerd heb,
hebben de EU-sportministers de Europese Commissie gevraagd meer
juridische veiligheid te bieden voor een aantal sportregels. Deze
oproep van de EU-sportministers aan de Europese Commissie
is vervolgens de opstap geweest voor de opname van een Sportverklaring
in de conclusies van de Europese Raad van 11 en 12 december 2008. In
deze Sportverklaring wordt het maatschappelijk belang van sport in de
hele Europese Unie erkend. Met het oog hierop moet de waarde van sport
voor de Europese samenleving voorop staan bij de beoordeling van
sport.
Geconstateerd kan worden dat de druk om meer aandacht te hebben voor
de specificiteit van sport zich opbouwt. De sportsector moet in
dialoog blijven met
de (Europese) overheden zodat samen naar praktische en juridisch
houdbare oplossingen gezocht kan worden.
Olympisch Plan 2028
Op initiatief van NOC*NSF hebben de sportsector, de overheid en het
bedrijfsleven zich de afgelopen periode gebogen over de haalbaarheid
en het draagvlak voor de organisatie van Olympische en Paralympische
Spelen en over de vraag wat die Spelen voor Nederland kunnen
betekenen.
De positieve uitkomsten en de goede respons in de samenleving waren
aanleiding om op dit pad verder te gaan. Dit resulteert in het
voorjaar van 2009 in een plan van aanpak voor het OP 2028. Vanuit de
rijksoverheid is het ministerie van VWS de trekker van dit plan.
Met het mogelijk organiseren van de Spelen in 2028 als inspirerende
stip op de horizon, is het hoofddoel om Nederland op Olympisch niveau
te brengen. Het naar een hoger plan tillen van de sport is daarvan een
voorbeeld. Maar ook andere beleidsterreinen komen daarbij aan de orde,
zoals economische, sociaal-maatschappelijke, ruimtelijke en
mobiliteitsvraagstukken.
Om dit te bereiken dient de sport meer in het dagelijks leven van
mensen door te dringen, bijvoorbeeld door sport in de wijken te
stimuleren, meer mensen aan het sporten en bewegen te krijgen en meer
aandacht voor de topsport. Ook kan worden gedacht aan het organiseren
van meer grote sportevenementen.
De verwachting is dat medio 2009 besluitvorming in het kabinet zal
plaatsvinden over het OP 2028. Uiteraard zal de Kamer daarover worden
geïnformeerd.
De uitvoering van de motie-Atsma/Van Dijken (2008) over een
stimuleringsregeling voor topsportevenementen zal tevens worden
betrokken bij het kabinetsberaad over het Olympisch Plan.
Tenslotte
In de komende periode zal de verdere uitvoering van het in gang
gezette beleid met kracht worden doorgevoerd. Enkele onderwerpen
verdienen daarbij bijzondere aandacht, zoals de uitvoering van de
combinatiefuncties, de ontwikkelingen rond het Olympisch Plan, de
stand van zaken van het kansspel-beleid en de uitvoering van de
moties. De bevindingen uit de Tussenrapportage van het Mulier
Instituut zullen, in samenhang met de conclusies uit de rapporten van
SCP en TNO, bij de verdere beleidsuitvoering worden betrokken.
Daarbij zal ik regelmatig overleg blijven voeren met de
beleidspartners.
Tenslotte zal ik u, zoals toegezegd, waar opportuun nader informeren
over de voortgang van de uitvoering.
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport