Ingezonden persbericht
http://www.rwi.nl/FlexViewItem.aspx?PGID=16736762-1DAD-4B10-A880-BD5413BBB711&key=2086&country_code=nl-NL&source=News
PIETER JAN BIESHEUVEL, VOORZITTER VAN DE RAAD VOOR WERK
EN INKOMEN, OVER DE ECONOMISCHE CRISIS
Inleiding
Er is sinds het derde kwartaal van 2008 sprake van een wereldwijde, zich qua tempo en
intensiteit snel ontwikkelende economische crisis, die gepaard gaat met een financiële
crisis en een crisis op de aandelenmarkten. Vanzelfsprekend hebben de mogelijke arbeidsmarkteffecten
daarvan ook de aandacht van de Raad voor Werk en Inkomen
(RWI).
In de Raadsvergadering van januari 2009 is geconstateerd dat de effecten van de financiële
crisis op de reële economie en de duur en de intensiteit van de economische crisis
op dit moment niet eenduidig zijn aan te geven. Dat komt vooral omdat veel onzekerheid
bestaat over de ontwikkeling die zich rondom een tweetal bepalende factoren zal
voordoen: de wereldhandel en de kredietverlening aan bedrijven en instellingen. In ieder
geval blijkt uit de zgn. Decemberraming van het Centraal Planbureau en uit het Kwartaalbericht
van december 2008 van De Nederlandsche Bank dat voor de jaren 2009 en
2010 rekening moet worden gehouden met een afnemende werkgelegenheid en een -
substantieel- stijgende werkloosheid. Deze effecten zullen naar verwachting overigens
wel per sector verschillen. Enerzijds is er een aantal (vooral markt)sectoren waarin aan
een uitstoot van arbeidskrachten niet te ontkomen zal zijn, anderzijds is sprake van een
aantal (vooral publieke) sectoren die zich -mede als gevolg van de vergrijzingstendenszullen
(blijven) kenmerken door een (vervangings)vraag naar personeel en daaruit
voortvloeiende vacatures.
Voorafgaand aan de Arbeidsmarktanalyse 2009
De RWI zal op de arbeidsmarkteffecten van de economische crisis en het naar aanleiding
van deze effecten te voeren arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid nader ingaan in de
jaarlijks verschijnende Arbeidsmarktanalyse, die dit jaar in de maand april het licht zal
zien.
Vooruitlopend daarop neemt de RWI er met instemming kennis van dat op dit moment
sprake is van gezamenlijke, op elkaar afgestemde en elkaar ondersteunende arbeidsmarktactiviteiten
van werkgevers en werknemers in bedrijven en instellingen die met de
gevolgen van de economische crisis worden geconfronteerd, van werkgevers- en werknemersorganisaties
op het landelijke en het sectorale niveau, van publieke en private
partijen en van de overheid. Deze activiteiten concentreren zich op het bereiken van de
volgende doelstellingen:
* het via Van Werk Naar Werk-activiteiten bewerkstelligen dat werknemers die in hun
huidige baan met werkloosheid worden bedreigd, zonder werkloos te worden -en
dus zonder in een uitkeringssituatie terecht te komen- een nieuwe werkkring krijgen.
Centraal daarbij staan de op 30 plaatsen in het land op te richten publiek-private
mobiliteitscentra.
Op het belang van dit soort activiteiten is door de RWI al gewezen in het in juni
2008 verschenen advies "Van Werk Naar Werk: Activiteiten voor met werkloosheid bedreigde
werknemers, de rol van O&O-fondsen en intersectorale mobiliteit";
* het mede door de inzet van het WERKbedrijf en uitzendorganisaties bevorderen dat
in gevallen waarin aan het ontslag van werknemers niet te ontkomen valt, de periode
van werkloosheid voor betrokkenen zo kort als mogelijk duurt. Uitgangspunt daarbij
is dat iedere werkzoekende binnen een periode van uiterlijk zes maanden na de eer2
ste werkloosheidsdag op enigerlei wijze actief is (of wel omdat bemiddeling naar een
nieuwe baan heeft plaatsgevonden, of wel omdat een re-integratietraject is ingezet).
Landelijke werkgevers- en werknemersorganisaties formuleren hun inzet voor het naar
aanleiding van de economische crisis te voeren arbeidsmarktbeleid in de Stichting van
de Arbeid. Bij een aantal activiteiten van de Stichting is ook de VNG betrokken. In
RWI-verband worden deze werkzaamheden vanzelfsprekend niet gedubbeld of overgedaan.
De resultaten ervan, die naar verwachting rondom 1 maart a.s. beschikbaar zullen
zijn, worden door de RWI betrokken bij het opstellen van de Arbeidsmarktanalyse 2009.
Wel wil de RWI er op deze plaats nog aandacht voor vragen dat de publiek-private mobiliteitscentra
in kwantitatieve en kwalitatieve zin moeten kunnen beschikken over voldoende
personele capaciteit om via maatwerk adequate Van Werk Naar Werkactiviteiten
voor met werkloosheid bedreigde werknemers te ondernemen. Een goede
samenwerking tussen de publieke LWI's en het uitzendwezen is daarvoor cruciaal. Het
kabinet zal de bereidheid moeten hebben om gedurende de economische crisis deze samenwerking
ook in financiële zin te faciliteren.
Verder constateert de RWI dat het kerende economische tij er vooral ook voor werknemers
in de zgn. flexibele schil (uitzendkrachten en werknemers met een tijdelijk contract)
toe leidt dat ze hun baan kwijt raken. In dit verband acht de RWI het van belang
dat ook uitzendbureaus hun overtollige uitzendkrachten gericht in aanmerking brengen
voor de dienstverlening van de mobiliteitscentra.
Een evenwichtig arbeidsmarktbeleid
De nu terecht grote aandacht voor een beleid dat zich concentreert op het voor de arbeidsmarkt
behouden van met werkloosheid bedreigde werknemers en het snel weer op
de arbeidmarkt inpassen van recent werkloos geworden werkzoekenden, mag er in de
visie van RWI niet toe leiden dat de arbeidsinpassing van het zittende bestand werklozen
en arbeidsgehandicapten, die veelal tot verantwoordelijkheid van de gemeenten of
het UWV behoren, volledig uit beeld geraakt. Tussen beide beleidsdoelstellingen moet,
vooral op het regionale niveau, een goed evenwicht gevonden worden.
Dat betekent dat werkgevers in sectoren waar ook gedurende de economische crisis nog
wel vacatures voorhanden zijn, ook open moeten staan voor het vervullen van een deel
van deze vacatures met WWB-uitkeringsgerechtigden, arbeidsgehandicapten en NUGGER's
die over de daarvoor benodigde competenties beschikken.
Verder betekent dat dat het aanbeveling verdient om nu te investeren in activiteiten
voor werkzoekenden die op zich een voldoende hoge positie op de participatieladder
innemen om op de reguliere arbeidsmarkt te kunnen worden ingepast, maar die stap pas
kunnen maken na een langer durend scholingstraject van één tot twee jaar (waar nodig
voorafgegaan door een schakeltraject). Voor deze werkzoekenden is voor gemeenten en
het UWV dus het devies om, in samenspraak met werkgevers- en werknemersorganisaties,
nu vraaggerichte scholingstrajecten (waar nodig in combinatie met schakeltrajecten)
in gang te zetten en op die manier de economische crisis te gebruiken om ze straks inpasbaar
te maken op vacatures die zich na ommekomst van deze crisis weer in meerdere
mate zullen aandienen.
Daarnaast is er nog de categorie werkzoekenden, over het algemeen behorend tot de
arbeidsinpassingsverantwoordelijkheid van de gemeenten, die niet in staat is om snel of
3
op afzienbare termijn de stap naar de vervulling van een vacature op de reguliere arbeidsmarkt
te maken. Voor deze werkzoekenden moeten door gemeenten, ook in een
periode van economische crisis, onverkort participatievoorzieningen worden getroffen,
waardoor ze in ieder geval betrokken blijven bij de samenleving en waardoor ze mogelijk
een aantal sporten op de participatieladder kunnen stijgen.
Blijvende aandacht voor gewenste arbeidsmarktbeleid langere termijn
Bij de vormgeving van het arbeidsmarktbeleid voor de periode van economische crisis
mag volgens de RWI niet uit het oog worden verloren dat er op de arbeidsmarkt sprake
is van een onderliggende, structurele trend die na ommekomst van de economische crisis
weer in alle omvang zichtbaar zal worden.
Aan deze trend liggen de volgende tendensen ten grondslag: voortgaande technologische
ontwikkelingen (met als gevolg kortere levenscycli van producten en productieprocessen),
de gewenste verdere uitbouw van de kenniseconomie, door de globalisering
toenemende internationale concurrentie, demografische ontwikkelingen die leiden tot
een toename van het aantal ouderen in de (beroeps)bevolking, een krimpende beroepsbevolking
en personeelstekorten en werknemers die steeds meer een voorkeur hebben
voor en baan die hen, al naar gelang de levensfase waarin ze verkeren, mogelijkheden
biedt voor een flexibel werkpatroon en een flexibele werkrelatie.
In het bovengenoemde advies "Van Werk Naar Werk: Activiteiten voor met werkloosheid
bedreigde werknemers, de rol van O&O-fondsen en intersectorale mobiliteit" heeft de RWI al de
aandachtspunten voor het arbeidsmarktbeleid op de langere termijn benoemd, die in
zijn visie uit de beschreven trend voortvloeien:
1. Om het rendement van technologische ontwikkelingen te vergroten, zullen die hand
in hand moeten gaan met activiteiten in de sfeer van de sociale innovatie;
2. Het bij voortduring werken aan het inzetbaar houden van werknemers op de arbeidsmarkt.
Blijvende aandacht voor scholing is daarbij niet het enige, maar wel een
belangrijk instrument (leven lang leren);
3. Het vergroten van de arbeidsparticipatie. Meer mensen dan nu zullen aan het arbeidsproces
moeten gaan deelnemen of zullen dat langer moeten gaan doen. Daar-bij
zal het beleid zich ook moeten richten op personen die als zelfstandig ondernemer
aan het arbeidsproces willen gaan deelnemen;
4. Een grotere arbeidsparticipatie zal mede gerealiseerd moeten worden door kansen te
bieden aan werkzoekenden met een grote(re) afstand tot de arbeidsmarkt. Dit overigens
niet alleen vanuit economisch, maar ook vanuit sociaal perspectief (een betaalde
baan biedt de beste garantie tegen sociale uitsluiting en armoede);
5. Maatregelen die eraan bijdragen dat oudere werknemers besluiten en de kans krijgen
om langer aan het arbeidsproces te blijven deelnemen;
6. Gerichte aandacht voor curatief en preventief Van Werk Naar Werk-beleid.
Voor wat betreft de samenhang tussen het arbeidsmarktbeleid dat naar aanleiding van
de structurele trend op de langere termijn gevoerd moet worden en het gedurende de
economische crisis te voeren arbeidsmarktbeleid, moet volgens de RWI het parool zijn
dat op de korte termijn geen maatregelen worden genomen die op gespannen voet staan
met het meer structureel te voeren arbeidsmarktbeleid en die daardoor de realisatie van
de gewenste langere termijndoelstellingen uit beeld brengen. Te denken valt dan bijvoorbeeld
aan maatregelen die zich minder goed verhouden tot de cultuuromslag die de
4
afgelopen jaren is ingezet om oudere werknemers langer aan het arbeidsproces te laten
deelnemen.
Re-integratiebeleid
Hieruit vloeit volgens de RWI voor de komende jaren een re-integratiebeleid voort dat
zich kenmerkt door het adagium "meer aandacht voor -langer durende- vakgerichte
scholing" en dat op hoofdlijnen invulling krijgt langs de volgende lijnen:
1. Het UWV dient de beschikbare re-integratiemiddelen veel meer dan nu het geval is
op een preventieve wijze in te zetten voor met werkloosheid bedreigde werknemers
die dat voor het vinden van een nieuwe werkkring nodig hebben. Daarbij moet het
in bijzondere gevallen mogelijk zijn ten gunste van een met werkloosheid bedreigde
werknemer af te wijken van de vier maandentermijn die nu in deze sfeer wordt gehanteerd.
Voor de goede orde: het betreft hier een accentverschuiving en niet een
zodanige beleidswijziging dat in het geheel geen re-integratiemiddelen meer beschikbaar
zouden zijn voor bijvoorbeeld ontslagen werknemers die ten behoeve van hun
hernieuwde arbeidsinpassing een (scholings)traject behoeven;
2. Gemeenten dienen hun re-integratiemiddelen veel meer dan nu het geval is in te zetten
voor vraaggerichte scholingstrajecten (waar nodig voorafgegaan door schakeltrajecten),
die in samenspraak met werkgevers- en werknemersorganisaties in branches
en sectoren worden ontwikkeld. En ook hierbij geldt dat sprake moet zijn van een
accentverschuiving: er moeten ook re-integratiemiddelen beschikbaar blijven om
werkzoekenden met een substantiële afstand tot de arbeidsmarkt op de participatieladder
te kunnen laten stijgen.
Besluit
Zoals eerder al aangegeven zal de RWI de hierboven op hoofdlijnen beschreven arbeidsmarkteffecten
van de economische crisis en het naar aanleiding daarvan te voeren
arbeidsmarkt- en re-integratiebeleid nader uitwerken in zijn Arbeidsmarktanalyse 2009.