Vrije Universiteit Amsterdam

Hester Daelmans kijkt tevreden terug op het eerste half jaar van het masterprogramma

Nieuwe master biedt volop uitdaging

12 februari 2009

In oktober vorig jaar begon de eerste groep studenten met de nieuwe master. Dit vierdejaarsprogramma bestaat uit zeven leerstages. Studenten maken meteen kennis met de klinische praktijk; een breuk met het vorige programma C91. Jaarcoördinator en hoofd klinisch trainingscentrum Hester Daelmans geeft een tussenstand.

Nieuwe master biedt volop uitdaging. Foto: mark van den brink Op het moment van dit interview zijn de studenten in de op een na laatste week van de derde leerstage. Daarvoor hebben ze al de voorbereidende stage en de leerstage interne geneeskunde gedaan. De voorbereidende stage deden alle studenten bij VUmc. De overige zes stages doen de studenten dit jaar verspreid over vijf ziekenhuizen. Naast VUmc zijn dat de partnerziekenhuizen: Kennemer Gasthuis, Medisch Centrum Alkmaar, Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en Spaarne Ziekenhuis. Het maakt de logistieke organisatie er niet gemakkelijker op, beaamt Daelmans. Maar tot nu toe gaat het allemaal naar wens. "Het enthousiasme waarmee de studenten in alle ziekenhuizen zijn ontvangen, is heel mooi."

Strak rooster
De leerstages bestaan voor alle studenten uit vier dagen meelopen op de werkvloer en één terugkomdag in het klinisch trainingscentrum (KTC) in VUmc. Tijdens de vier dagen op de werkvloer lopen zij mee met visites en voeren ze praktijkopdrachten uit. Voor deze praktijkopdrachten moet er tussendoor de nodige tijd zijn om te studeren. De evaluatie van de leerstage interne geneeskunde maakte al duidelijk dat die combinatie zwaar is, vertelt Daelmans. "Als de tijd op de werkvloer uitloopt, bijvoorbeeld omdat later dan gepland een patiënt aan de beurt is met een voor de studenten interessant ziektebeeld, dan kan dat ten koste gaan van de tijd die over is om te studeren. We hadden een strak rooster, maar dat hebben we na de eerste week wat moeten bijstellen."
Het verschil met het bachelorprogramma is dan ook groot. Voor een deel is dat ook een kwestie van wennen, want tijd blijkt gewoon minder planbaar dan hiervoor. Maar het is ook een reden om goed te evalueren en zo het programma op tijd te kunnen aanpassen, zegt Daelmans. "Vooraf hield ik nog rekening met de mogelijkheid dat studenten misschien niet genoeg te doen zouden hebben op de werkvloer, maar dat blijkt niet op werkelijkheid te berusten." De tweede leerstage, heelkunde, loopt nog en is dus nog niet geëvalueerd.

Zelfstudie
Uitgangspunt voor het onderwijs in het eerste masterjaar is het aanbieden van medische probleemanalyse op het niveau van klinische condities. Een klinische conditie is de klacht van een patiënt zoals buikpijn of hartkloppingen. Daelmans: "Na het eerste jaar moeten zij anamnese, algemeen lichamelijk onderzoek en statusschrijven goed onder knie hebben voor een groot aantal klinische condities. De student gaat met een klinische conditie aan de slag om via zelfstudie te onderzoeken wat de oorzaak zou kunnen zijn. Een voorbeeld: kortademigheid; dat kan een oorzaak hebben in de long, in het hart, maar ook bijvoorbeeld door bloedarmoede komen. Via de symptomen en het bestuderen van de theorie daarover bepalen ze die oorzaak en leren ze via welke vragen bij de anamnese en via welke bevindingen bij het lichamelijk onderzoek ze tot een diagnose komen." In zowel VUmc als de partnerziekenhuizen is daarvoor de nodige begeleiding. Een inhoudsdeskundige stagecoördinator is de overall begeleider van de stage. Studenten bij VUmc worden begeleid door een medisch specialist. Bij de partnerziekenhuizen is dat een leerhuisdocent. Voor iedere leerstage is er dus een stagecoördinator en zijn er leerhuisdocenten of medisch specialisten. In de partnerziekenhuizen is er een zogeheten leerhuis, dat faciliteiten biedt die niet op de werkvloer aanwezig zijn, zoals studieplekken en computers. Ook het KTC heeft een soort leerhuis, maar daar heet het een studielandschap.

Nadruk op reflectie
De terugkomdag op het KTC besteden studenten aan reflectie, aan een extra werkcollege over het betreffende vakgebied of een vakinhoudelijke training. Een verschil met het C91-programma is, dat er een directere koppeling is tussen stage en vakinhoudelijk college of training. Een ander verschil is de nadruk op reflectie door de student. Maar ook de begeleiding is intensiever dan voorheen. Daelmans: "Als een onduidelijke bevinding aan het bed evaluatie behoeft, gaan de begeleiders mee terug de kliniek in." Eigenlijk is Daelmans heel tevreden over de uitdagingen die het nieuwe programma blijkt te bieden. "We moeten alleen uitkijken dat we het niet te zwaar maken."

Ellen Kleverlaan
bron: OnderwijsKatern