ACVZ: slachtoffers mensenhandel hebben recht op verblijfsvergunning

12/02/2009 17:09

Adviescommissie v. Vreemdelingenzaken

Buitenlandse slachtoffers van mensenhandel in Nederland moeten een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen op grond van hun slachtofferschap, ongeacht de vraag of zij meewerken aan de opsporing en vervolging van de verdachten. Dat schrijft de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) in het vandaag verschenen advies 'De mens beschermd en de handel bestreden'.

Huidig beleid vooral gericht op opsporing van verdachten

De ACVZ constateert dat de huidige 'B9-regeling' - genoemd naar het hoofdstuk in de Vreemdelingencirculaire - het opsporingsbelang centraal stelt. Na het toestaan van een 'bedenktijd' krijgen slachtoffers van mensenhandel in de regel alleen een verblijfsvergunning als zij meewerken aan een strafrechtelijk onderzoek naar de verdachten. De verblijfsvergunning is geldig zolang dat onderzoek loopt. Maar weinig slachtoffers krijgen voortgezet verblijf.

Aanpassing van de B9-regeling noodzakelijk

Uit cijfers blijkt dat de meeste slachtoffers die aan de uitbuitingssituatie ontsnappen niet meewerken met de politie en het Openbaar Ministerie. Angst voor represailles van de handelaren, wantrouwen tegenover de overheid en het ontbreken van een duurzaam perspectief op bescherming worden hiervoor als belangrijkste oorzaken gezien. Het gevolg hiervan is, dat de meeste slachtoffers geen verblijfsvergunning krijgen en daarmee geen recht hebben op voorzieningen. Velen van hen verdwijnen in de illegaliteit, waar zij het risico lopen opnieuw in handen van mensenhandelaren te vallen. De ACVZ vindt dit onwenselijk. Volgens de ACVZ is dit ook niet in overeenstemming met het Mensenhandelverdrag van de Raad van Europa dat bepaalt dat hulpverlening aan slachtoffers niet afhankelijk mag zijn van hun bereidheid om mee te werken.

Beschermingsplicht boven medewerkingsvereiste

De ACVZ stelt voor om vermoedelijke slachtoffers bij een geringste aanwijzing van mensenhandel een tijdelijke verblijfsvergunning te verlenen om tot rust te komen en te overwegen mee te werken aan de opsporing en vervolging van de verdachten. Daarna beoordeelt de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) of betrokkene daadwerkelijk slachtoffer is. Bij dit onderzoek betrekt de IND niet alleen gegevens van de politie en het Openbaar Ministerie, maar vergaart zij ook actief informatie van hulpverleningsinstanties. Als wordt geoordeeld dat de vreemdeling slachtoffer is, krijgt hij aansluitend een tweede tijdelijke verblijfsvergunning. Medewerking met politie en Openbaar Ministerie is voor deze tijdelijke vergunningen geen vereiste. De ACVZ beseft dat die medewerking wel van groot belang is. Om slachtoffers te motiveren toch mee te werken, komen in het voorstel van de ACVZ alleen erkende slachtoffers die meewerken uiteindelijk in aanmerking voor permanent verblijf. De uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek is hierbij niet van belang. Slachtoffers die niet hebben meegewerkt moeten na afloop van hun tijdelijke verblijfsvergunning terugkeren, tenzij hun persoonlijke situatie of de situatie in het land van herkomst hieraan in de weg staat.

De ACVZ is van mening dat door deze aanpassingen een evenwichtige regeling ontstaat, die niet alleen recht doet aan de slachtoffers, maar ook het opsporingsbelang dient.





http://www.acvz.com