RMNO over uitvoering Randstad 2040: Selecteren en faciliteren

12/02/2009 16:19

Raad voor Ruimtelijk Milieu- en Natuuronderzoek

Den Haag, 12 februari 2009 - Het realiseren van de ambities in de structuurvisie 'Randstad 2040, naar een duurzame en concurrerende topregio' vraagt een andere aanpak van de rijksoverheid. Het rijk moet durven selecteren en vervolgens de regio faciliteren en de ruimte geven. Selecteren zowel op inhoud, keuze van onderwerpen, als investeringsbudgetten. Budgetten van het Rijk, grote steden en provincies spelen daarbij een rol. Op basis van deze keuzes kunnen partijen in de regio allianties sluiten om de ambities in te vullen. Dit adviseert de RMNO in zijn 'Advies uitvoeringsstrategie Randstad 2040'. Dit advies werkt het derde leidende principe uit van de structuurvisie Randstad 2040: 'sterker maken, wat internationaal sterk is'.

Sterker maken wat sterk is vereist een nadere scherpe oordeelsvorming over wat nu echt sterk is, gevolgd door een - voor alles - selectieve uitvoeringsstrategie. Met behulp van Buck Consultants International (BCI) is verscherping van een reeks werkelijk sterke economische segmenten tot stand gebracht. 15 segmenten springen er uit (zie bijlage). De segmenten hebben heel verschillende ruimtelijke schalen. Dat vereist ook variëteit in bestuurlijke samenwerking.

De RMNO ziet het als een belangrijke opgave voor het kabinet om nu deze segmenten met internationale kracht verder gericht te faciliteren en daarbij het wensdenken van sommigen om de Randstad als één entiteit te zien, los te laten. Het onderzoek van BCI maakt duidelijk dat de Randstad als geheel een internationale subtopper is. Op onderdelen is de Randstad internationaal gezien weliswaar als top te kwalificeren maar over de volle breedte legt de Randstad het duidelijk af tegen de traditionele monocentrische stedelijke agglomeraten van Londen en Parijs. Grootste invloed op de rest van de Randstad hebben Amsterdam met een breed internationale profiel en regio overstijgende wervingskracht, Rotterdam als innovatieve wereldhaven en Schiphol.

De opgave vereist een andere rolopvatting van de rijksoverheid: niet generiek aansturen maar selectief faciliteren. Dus kaders scheppen door randvoorwaarden, faciliteren en niet voor de voeten lopen. Deze benadering wortelt in de sinds de Vierde nota ruimtelijke ordening gevestigde traditie waarin 'bottom-up' planvorming centraal staat. In de uitvoering vereist dit een duidelijke strategieformulering door per internationaal sterk segment allianties te laten vormen van betrokken private en publieke partijen en die via convenanten te effectueren. De RMNO beveelt aan per segment een minister en een gerelateerde overheidsinstantie gezamenlijk verantwoordelijk te stellen. Dit in navolging van de werkwijze van het Programma Randstad Urgent.

De RMNO adviseert voorts om een selectieve aanpak vanuit het Rijk vanaf nu strikt vol te houden. Dat betekent niet dat geen andere ontwikkelingen mogelijk of gewenst zijn maar wel dat het rijk zich beperkt tot een reeks selectieve interventies. Het kabinet heeft naast het 'sterker maken, wat internationaal sterk is' nog een aantal andere doelstellingen voor de ruimtelijke ontwikkeling gekozen. In het bijzonder voor het streven naar een duurzame ontwikkeling geldt dat dit in de uitvoering van de structuurvisie een grote rol moet spelen. Daartoe formuleert het Rijk tevoren randvoorwaarden voor de alliantievorming.

Essentieel is ook in de financiering richting en samenhang aan te brengen. Naast het FES, ISV, BDU (voor verkeer en vervoer) en het ILG wordt het Nota Ruimte Budget volgens uiteenlopende procedures ingezet voor de ontwikkeling van de Randstad. Meest prominent is hierbij het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT). Daarbovenop komen de aanzienlijke investeringsbudgetten die beschikbaar zijn en komen bij de grote steden en de provincies. Het is volgens de RMNO een enorme stap voorwaarts om via convenanten tot een heldere financiële concentratie op de echt sterke segmenten te komen. Dat vergt echter wel een belangrijke wijziging in de wijze van samenwerken tussen departementen.

Behalve voor de kennis in infrastructurele zin vraagt de RMNO aandacht voor kennis als proceselement. Bij zelfsturing is kennisontwikkeling in beginsel de verantwoordelijkheid van degenen die iets ondernemen. Sturing kan niet zonder gezaghebbende kennis. Maar de tussenvorm, gezamenlijke sturing of netwerksturing, veronderstelt dat de benodigde kennis gezamenlijk, in een proces van 'joint fact finding' wordt ontwikkeld. Daarom wordt voorgesteld om een of meer samenwerkingsverbanden van bestaande kennisinstellingen concessies te verlenen voor het genereren van gedeelde kennis op basis van alliantiestrategieën die tot convenanten leiden.

In opdracht van het Ministerie van VROM heeft de Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (RMNO), in samenwerking met Buck Consultants International (BCI), een uitvoeringsstrategie opgesteld voor de onlangs uitgebrachte structuurvisie 'Randstad 2040, naar een duurzame en concurrerende Europese topregio'. Dit 'Advies uitvoeringsstrategie Randstad 2040' is te vinden op www.rmno.nl.