Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 AE DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
11 februari 2009 PO/BS/101959
Onderwerp Bijlage(n)
Kwaliteit onderwijs noordelijke provincies 1
De Inspectie van het Onderwijs heeft een onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het onderwijs in de
provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. Uit het onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het
basisonderwijs in deze provincies achterblijft bij de rest van Nederland. Met de drie noordelijke
provincies is afgesproken om gezamenlijk een impuls te geven aan de kwaliteit van het onderwijs op de
basisscholen. Middels deze brief bied ik het inspectierapport `De kwaliteit van het onderwijs in het
noorden van Nederland' aan, en licht ik toe welke stappen naar aanleiding van dit rapport worden
gezet.
Achterblijvende onderwijskwaliteit in de noordelijke provincies
Het inspectierapport laat zien dat de kwaliteit van het onderwijs in de noordelijke provincies
achterblijft bij de rest van Nederland. Van de basisscholen in de noordelijke provincies is 17% zwak of
zeer zwak, terwijl dit landelijk 10% is. Het onderwijsproces op de zwakke en zeer zwakke scholen blijft
vooral achter op de kwaliteit van de uitleg door leraren en de kwaliteit van zorg en begeleiding. De
volledige vergelijking van de scholen in de noordelijke provincies staat in het bijgevoegde rapport.
De inspectie heeft een analyse gemaakt van de mogelijke oorzaken van de achterblijvende kwaliteit. De
inspectie noemt een aantal mogelijke verklaringen, zonder daarbij een eenduidige conclusie te
trekken. Een mogelijke oorzaak is dat kleine scholen op het platteland vaker combinatieklassen
hebben, en te veel leraren moeite hebben met het onderwijzen aan combinatieklassen. Een andere
mogelijke oorzaak is dat leraren, schoolleiders en bestuurders lage onderwijsopbrengsten te makkelijk
accepteren en te weinig reflecteren op de eigen effectiviteit.
De inspectie concludeert dat, wat de oorzaak ook mag zijn, het van belang is de kwaliteit te verbeteren.
De inspectie vindt een meer kritische analyse van de leerling-prestaties hierbij van belang. Dit
onderschrijf ik van harte en het sluit ook goed aan bij de doelstelling van de Kwaliteitsagenda Primair
Onderwijs. Een van de doelen van de Kwaliteitsagenda is om met een goede analyse van leerling-
prestaties, en een goede evaluatiepraktijk, de opbrengstgerichtheid van scholen te vergroten.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/2
Extra impuls voor basisscholen in de noordelijke provincies
De generieke activiteiten uit de Kwaliteitsagenda, en het reguliere inspectietoezicht, zijn niet
voldoende om het probleem van de achterblijvende kwaliteit van de noordelijke scholen op te lossen.
Met de provincies is afgesproken dat we, samen met de schoolbesturen, de kwaliteit van de
basisscholen in de noordelijke provincies een impuls gaan geven. De impuls betreft de ondersteuning
van zwakke en zeer zwakke scholen, en het vergroten van de deelname van scholen aan de taal- en
rekenverbetertrajecten.
Het voornemen is om per provincie afspraken te maken tussen schoolbesturen, provincie en OCW over
de kwaliteitsverbetering van scholen. Door per provincie afspraken te maken kan recht worden gedaan
aan de verschillen in onderwijsbeleid tussen de drie provincies. De provincie Fryslân heeft met
Boppeslach bijvoorbeeld al een lopende aanpak voor kwaliteitsverbetering op scholen, die voor wat
betreft de doelstellingen overeenkomt met de Kwaliteitsagenda Primair Onderwijs. Ook de provincies
Groningen en Drenthe hebben diverse onderwijsprojecten. Het maken van afspraken per provincie
zorgt voor een goede afstemming met deze projecten.
De provincies hebben op mijn verzoek het initiatief genomen om de afspraken tot stand te brengen. De
provincies hebben hierbij aangegeven dit in goed overleg met de schoolbesturen en gemeenten te
doen, zodat er een gedragen aanpak komt. Vanuit het Rijk zal worden bijgedragen door een
ondersteunende rol van de inspectie en door de scholen prioriteit te geven in het kader van de
Kwaliteitsagenda, bv. bij de subsidies voor taal- en rekenverbetertrajecten en bij de activiteiten die de
PO-Raad ontwikkelt voor zwakke en zeer zwakke scholen.
Het maken van bestuurlijke afspraken past ook in het beleid van OCW om bij concentraties van zwakke
en zeer zwakke scholen bestuurlijk de krachten te bundelen.
Tot slot spreek ik de hoop en verwachting uit dat de impuls voor de kwaliteit van het onderwijs
bijdraagt aan een steviger fundament voor de toekomst van de kinderen.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma