De Nederlandse Bank


Ten geleide van het ECB Maandbericht februari 2009

Nieuwsbericht

Datum 12 februari 2009

In zijn op 5 februari 2009 gehouden vergadering heeft de Raad van Bestuur van de ECB op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten.

Zoals op 15 januari 2009 werd voorzien, bevestigen de laatste economische gegevens en enquête-informatie dat het eurogebied en zijn belangrijkste handelspartners zich in een langdurige periode van aanzienlijke economische teruggang bevinden, en dat dienovereenkomstig zowel de externe als binnenlandse inflatoire druk aan het afnemen is. De Raad van Bestuur blijft verwachten dat de inflatie in het eurogebied op de voor het beleid relevante middellange termijn in overeenstemming zal zijn met prijsstabiliteit, waarmee de koopkracht van huishoudens in het eurogebied wordt ondersteund. Deze beoordeling wordt ondersteund door de beschikbare indicatoren van de inflatieverwachtingen op de middellange termijn. Zij wordt tevens bevestigd door de verdere vertraging van de monetaire groei en de groei van de kredietverlening in het eurogebied. Volledig overeenkomstig zijn hoofddoel van prijsstabiliteit zal de Raad van Bestuur de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven houden in overeenstemming met zijn definitie van prijsstabiliteit, te weten een inflatie van onder, maar dicht bij 2% op de middellange termijn. Dit ondersteunt duurzame economische groei en werkgelegenheid en draagt bij tot financiële stabiliteit. Over het geheel genomen blijft het niveau van onzekerheid uitzonderlijk hoog. De Raad van Bestuur zal alle ontwikkelingen gedurende de komende periode daarom zeer nauwlettend blijven volgen.

Wat betreft de economische analyse, is, als gevolg van de invloed van de toegenomen en verbrede onrust op de financiële markten, de economische bedrijvigheid over de hele wereld, met inbegrip van het eurogebied, aanzienlijk afgezwakt. De buitenlandse vraag naar uitvoer van het eurogebied is gedaald, en binnenlandse factoren, met name het zeer lage vertrouwen en de krappe financieringscondities, hebben de binnenlandse vraag negatief beïnvloed. In combinatie met andere beschikbare economische gegevens voor het eurogebied duidt dit op een zeer negatieve kwartaal-op-kwartaalgroei van het reële bbp in het laatste kwartaal van 2008.

Deze informatie komt overeen met de huidige analyse en toekomstgerichte beoordeling van de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur blijft aanhoudende zwakte voorzien in de economische bedrijvigheid in het eurogebied gedurende de komende kwartalen, naarmate de spanningen in de financiële markten een verdere impact hebben op de mondiale en binnenlandse economie. Tegelijkertijd zou de zeer substantiële daling van de grondstoffenprijzen sinds medio 2008 het reëel besteedbaar inkomen, en daarmee de consumptie, in de komende periode moeten ondersteunen. Onlangs waren in enkele enquêtegegevens voorzichtige tekenen van stabilisatie waarneembaar, zij het op een historisch laag niveau. Deze aanwijzingen dienen echter op een bredere basis te worden bevestigd.

Naar het oordeel van de Raad van Bestuur blijven de vooruitzichten voor de economie omgeven door een uitzonderlijk hoge mate van onzekerheid. Over het geheel genomen blijven de risico's voor de economische groei duidelijk van neerwaartse aard. Deze risico's houden voornamelijk verband met de mogelijkheid van een sterkere impact van de onrust in de financiële markten op de reële economie, alsook met bezorgdheid omtrent het opkomen en de intensivering van protectionistische druk en mogelijke negatieve ontwikkelingen in de wereldeconomie ten gevolge van een onordelijke correctie van mondiale onevenwichtigheden.

In de loop der tijd zou het eurogebied profijt moeten trekken van de effecten van de omvangrijke beleidsmaatregelen die in de afgelopen maanden zijn genomen om de financiële onrust en de negatieve gevolgen daarvan tegen te gaan. Zij zouden ertoe moeten bijdragen het vertrouwen in het financiële stelsel te herstellen en restricties op de kredietverstrekking aan bedrijven en huishoudens te verminderen. Teneinde ervoor te zorgen dat dergelijke maatregelen effectieve ondersteuning bieden aan een duurzaam herstel, is het van het grootste belang dat deze doelgericht en van tijdelijke aard blijven om zo bij de bepaling van het macro-economische beleid een op stabiliteit gericht middellange-termijnperspectief te bewaren.

Wat de prijsontwikkelingen betreft, bleef de HICP-inflatie op jaarbasis volgens de voorlopige (flash) raming van Eurostat in januari 2009 dalen, zakkend naar 1,1%, tegen 1,6% in december 2008. Hoewel er nog geen gedetailleerde uitsplitsing voor de HICP-ontwikkelingen in januari beschikbaar is, weerspiegelt de daling van de totale inflatie sinds medio 2008 hoofdzakelijk de scherpe daling van de mondiale grondstoffenprijzen gedurende deze periode, voornamelijk als gevolg van de zwakke mondiale vraag.
Vooruitblikkend, bevestigen de lagere grondstoffenprijzen en het vooruitzicht van een zwakke vraag de beoordeling van de Raad van Bestuur van medio januari dat de inflatoire druk in het eurogebied aan het afnemen is. Voornamelijk ten gevolge van basiseffecten die voortvloeien uit het eerdere beloop van de energieprijzen, zal de totale inflatie op jaarbasis, zo wordt geprojecteerd, in de komende maanden verder dalen, en mogelijkerwijs medio het jaar een zeer laag niveau bereiken. Eveneens ten gevolge van basiseffecten die voortvloeien uit energieprijsontwikkelingen in het verleden, zal de inflatie naar verwachting in de tweede helft van het jaar weer gaan stijgen. Dienovereenkomstig zal de HICP-inflatie gedurende 2009 waarschijnlijk scherp fluctueren. Een dergelijke korte-termijnvolatiliteit is echter vanuit een
monetaire-beleidsperspectief niet van belang. Wanneer wordt gekeken naar de voor het beleid relevante middellange termijn, zal de HICP-inflatie op jaarbasis naar verwachting in overeenstemming zijn met prijsstabiliteit. Deze beoordeling wordt ondersteund door de beschikbare indicatoren van de inflatieverwachtingen op de middellange termijn.

Wat betreft de risico's voor de prijsstabiliteit op de middellange termijn, zouden onverwachte verdere dalingen van de grondstoffenprijzen of een sterker dan verwachte vertraging van de economie neerwaartse druk op de inflatie kunnen uitoefenen, terwijl opwaartse risico's voor de prijsstabiliteit zich met name zouden kunnen voordoen als de recente daling van de grondstoffenprijzen zou omslaan of als de binnenlandse prijsdruk krachtiger zou blijken dan aangenomen. Het is daarom van cruciaal belang dat prijszetters en loonvormers ten volle hun verantwoordelijkheid nemen. Wat betreft de monetaire analyse, bevestigen de laatste gegevens een aanhoudende vertraging van het onderliggende tempo van monetaire expansie in het eurogebied, hetgeen steun geeft aan de beoordeling dat de inflatoire druk aan het afnemen is.

Bij de analyse van de monetaire ontwikkelingen dient erkend te worden dat de mogelijkheid bestaat dat de intensivering en verbreding van de onrust in de financiële markten sinds september 2008 van significante invloed zou kunnen zijn op de evolutie van de monetaire aggregaten. Dit heeft reeds een aanzienlijke impact op het gedrag van marktdeelnemers gehad, zoals blijkt uit de recente gegevens omtrent de ontwikkeling van de geldhoeveelheid en de kredietverlening. Zowel het ruime aggregaat M3 als, met name, de componenten van M3 die het meest te maken hebben met de aanhoudende spanningen in de financiële markten
- zoals de aanhoudingen van geldmarktfondsen - hebben recentelijk maand-op-maand hoge volatiliteit laten zien. Over het geheel genomen blijft, wanneer door deze volatiliteit heen wordt gekeken, het onderliggend expansietempo van de ruim gedefinieerde geldhoeveelheid zich geleidelijk vertragen vanaf het in begin 2007 opgetekende hoogtepunt. De intensivering en verbreding van de spanningen in de financiële markten sinds september 2008 leidt echter tot aanzienlijke vervangingsverschuivingen onder de componenten van M3.

Wat betreft de ontwikkeling van de bancaire kredietverlening, verminderde de stroom van MFI-leningen naar de particuliere sector in de loop van 2008, grotendeels als gevolg van een zwakte in de kredietverlening aan huishoudens, vooral voor woningaankopen. In december daalde het aantal uitstaande MFI-leningen aan niet-financiële vennootschappen voor het eerst sinds de aanvang van de onrust op de financiële markten, hetgeen een bevestiging is van de aanzienlijke verzwakking van de kredietverlening aan ondernemingen aan het einde van het jaar, na een lange periode van dynamische groei. Tegelijkertijd lijkt de substantiële verlaging van de basisrentetarieven van de ECB sinds oktober 2008 te zijn doorgegeven in de vorm van lagere bancaire rentetarieven, waardoor de financieringsvoorwaarden voor ondernemingen en huishoudens soepeler zijn geworden. Bovendien zijn er enkele aanwijzingen dat het aanscherpingstempo van bancaire kredietvoorwaarden aan het stabiliseren is, zij het op historisch gezien hoge niveaus. Over het geheel genomen, dient de beschikbaar komende informatie over financieringscondities continu nauwgezet te worden gevolgd.

Kortom, zoals werd voorzien in het rentebesluit van 15 januari 2009, bevestigen de laatste economische gegevens en enquête-informatie dat het eurogebied en zijn belangrijkste handelspartners zich in een langdurige periode van aanzienlijke economische teruggang bevinden, en dat dienovereenkomstig zowel de externe als binnenlandse inflatoire druk aan het afnemen is. De Raad van Bestuur blijft verwachten dat de inflatie in het eurogebied op de voor het beleid relevante middellange termijn in overeenstemming zal zijn met prijsstabiliteit, waarmee de koopkracht van huishoudens in het eurogebied wordt ondersteund. Deze beoordeling wordt ondersteund door de beschikbare indicatoren van de inflatieverwachtingen op de middellange termijn. Zij wordt tevens bevestigd door een toetsing van de uitkomsten van de economische analyse aan die van de monetaire analyse, tegen de achtergrond van een verdere vertraging van de monetaire groei en de groei van de kredietverlening in het eurogebied. Volledig overeenkomstig zijn hoofddoel van prijsstabiliteit zal de Raad van Bestuur de inflatieverwachtingen stevig verankerd blijven houden in overeenstemming met zijn definitie van prijsstabiliteit, te weten een inflatie van onder, maar dicht bij 2% op de middellange termijn. Dit ondersteunt duurzame economische groei en werkgelegenheid en draagt bij tot financiële stabiliteit. Over het geheel genomen blijft het niveau van onzekerheid uitzonderlijk hoog. De Raad van Bestuur zal alle ontwikkelingen gedurende de komende periode daarom zeer nauwlettend blijven volgen.

Wat betreft het begrotingsbeleid, voorziet de Europese Commissie in haar tussentijdse prognose van januari 2009 een substantiële stijging van het gemiddelde overheidsbegrotingstekort in het eurogebied naar 4,0% bbp in 2009, tegen 1,7% in 2008. Deze snelle verslechtering van de begrotingspositie wordt breed gedragen onder de landen van het eurogebied en vloeit voort uit de aanzienlijke economische teruggang, additionele tegenvallers aan de inkomstenkant en de budgettaire stimuleringsmaatregelen die door veel overheden zijn genomen. Thans verwacht de Commissie dat in 2009 zeven landen van het eurogebied de referentiewaarde voor het begrotingstekort van 3% bbp zullen overschrijden. Verder hebben veel overheden aanzienlijke voorwaardelijke verplichtingen op zich genomen in verband met de garanties die aan banken zijn gegeven en zullen zij kapitaalinjecties ter ondersteuning van de financiële sector moeten financieren. Teneinde het vertrouwen van het publiek in de houdbaarheid van de overheidsfinanciën te schragen, is het daarom van essentieel belang dat overheden zo spoedig mogelijk terugkeren naar een geloofwaardige committering aan begrotingsdoelstellingen voor de middellange termijn.

Wat betreft de structurele beleidsmaatregelen, is het van belang voort te gaan op het hervormingspad voor de lange termijn zoals aangegeven door de Lissabon-agenda. Op dit ogenblik is het van essentieel belang een economisch beleid te voeren dat in overeenstemming is met het beginsel van een open markteconomie met vrije mededinging, en daarbij weerstand te bieden aan protectionistische druk. Bovendien zou door hervormingen van de product- en dienstenmarkten de concurrentie moeten worden bevorderd en doeltreffende herstructurering worden versneld. Door hervormingen van de arbeidsmarkt zouden passende loonvorming en arbeidsmobiliteit tussen sectoren en regio's vereenvoudigd moeten worden. Dit zal met name van belang zijn voor de gebieden en sectoren die zwaar getroffen zijn door de negatieve vraagschok. In enkele landen is het tevens van wezenlijk belang dat maatregelen worden getroffen ter verhelping van het verlies aan concurrentievermogen dat zich de afgelopen jaren heeft afgetekend.

De Engelstalige versie van dit Maandbericht bevat twee artikelen. In het eerste artikel worden op grond van een onder bedrijven afgenomen enquête nieuwe gegevens verschaft over de loonvorming in Europa. In het tweede artikel wordt een beoordeling gegeven van mondiale trends in protectionisme en worden de mogelijke negatieve effecten daarvan op de wereldeconomie besproken.

---

Lees voor