Rijksuniversiteit Groningen

Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 011 / 2 februari 2009

Duitse architectuur: van voorbeeld naar tegenbeeld

Tot 1830 had Nederland weinig oog voor de Duitse architectuur. In de jaren daarna veranderde dat snel: de Duitse architectuur sprak hier vanaf circa 1840 zeer tot de verbeelding en diende decennialang als voorbeeld en referentiekader. Promovendus Christian Bertram onderzocht de rol die Duitsland in de negentiende eeuw speelde voor de ontwikkeling van de Nederlandse architectuur en concludeert dat de Nederlandse houding twéé keer omsloeg: van desinteresse naar bewondering, en van bewondering naar een verguizing die evenzeer richting gaf aan de architectuur. Bertram promoveert op 12 februari aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De jaren 1830: sinds de afscheiding van België was Nederland op zoek naar een nieuwe identiteit. Het kersverse koninkrijk België pakte groots uit met zijn architectuur. Nederland achtte het ook tijd voor imposante bouwwerken. Alleen, hoe viel dat te verenigen met de traditie van soberheid? Het voorbeeld werd gevonden in Duitsland. De decennialange interesse voor de Duitse architectuur die volgde, kende uiteindelijk na een hoogtepunt een omslag: van voorbeeld werd Duitsland een tegenbeeld.

Voorbeeld van heruitvinden

In de zoektocht naar voorbeelden in de architectuur die vanaf 1830 plaatsvond, vielen Frankrijk en Engeland voor Nederland af: daar werd te pompeus gebouwd. Gelukkig diende zich met de opkomende Duitse staten een nieuw voorbeeld aan. 'Tot halverwege de achttiende eeuw golden die als achterlijk', aldus Bertram, 'maar daarna zaten ze cultureel gezien in de lift. Als zij zichzelf hadden kunnen heruitvinden, kon Nederland dat ook, was het idee.' Bovendien bouwden architecten als Schinkel en Von Klenze op een manier die Nederland aansprak; sober maar toch groots. Deze 'Stille Grösse' werd hét voorbeeld in de Nederlandse architectuurdiscussie.

Grote rol overheid bij architectuur

Duitsland werd vanaf 1840 tientallen jaren het voorbeeldland bij uitstek in de Nederlandse architectuurdiscussie. Op diverse terreinen, zo verduidelijkt Bertram: 'Niet alleen de sobere grootsheid van de gebouwen van Duitse architecten was een voorbeeld, maar vooral ook de grote rol van de overheid in het stimuleren en controleren van de architectuur en de reorganisatie van het architectuuronderwijs.' Zo haalde Thorbecke in 1864 de eerste Nederlandse architectuurhoogleraar 'nieuwe trant' uit Beieren, gevolgd door een hele reeks Duitse docenten. Met name in de kerkenbouw, het kunstonderwijs en bij architectuurprijsvragen waren de Duitsers opvallend aanwezig.

Angst voor Duitse culturele annexatie

Rond 1870 kwam de Duitse dominantie in een ander daglicht te staan. 'De Pruisische annexatiepolitiek en de stichting van het Duitse keizerrijk wekten de verdenking dat Nederland doelwit was van een sluipende culturele annexatie', verklaart Bertram de veranderde houding. Nederland probeerde zich nu juist los te maken van het Duitse voorbeeld; de architecten Kromhout, Van der Pek en Berlage gingen op zoek naar 'Stille Grösse' van eigen bodem. 'De nieuwe Nederlandse architectuur kwam voor een belangrijk deel voort uit het zich afzetten tegen Duitse invloeden. Het Duitse tegenbeeld van na 1870 was voor de Nederlandse architectuurdiscussie even belangrijk als het voorbeeld van vóór 1870.'

Curriculum vitae

Christian Bertram (Duitsland, 1962) studeerde aan de Freie Universität Berlin en aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij woont sinds 1995 in Nederland. Bertram promoveert aan de Faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit Groningen. Zijn onderzoek is gefinancierd door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO). Bertram is eigenaar van een kunsthistorisch onderzoeksbureau, en geeft tijdelijk onderwijs aan de Hogeschool Utrecht en aan de Universiteit van Amsterdam.